Lviv: Leven alsof het geen oorlog is
Terwijl ik dit artikel schrijf, in een uitspanning in het Stryjskipark in de Oekraïense stad Lviv, gaat plotseling het luchtalarm. Een minuut later zwermen grote groepen cadetten van de naast het park gelegen militaire academie uit in de groene lanen: blijkbaar is het de regel dat studenten tijdens luchtalarm het gebouw verlaten.
Peinzend kijk ik naar de piepjonge militairen en bedenk dat ik vijftien jaar terug, toen ik al regelmatig dit park bezocht, nooit had kunnen denken dat Oekraïne nu in oorlog zou zijn. En ook niet dat tijdens de oorlog het leven gewoon doorgaat. Ondanks het geloei van de sirenes blijven kinderen spelen in de speeltuin, kopen hun moeders een ijsje voor hen en zitten studenten van de verderop gelegen rooms-katholieke universiteit sigaretjes te roken op het gras, dat bespikkeld is met gele paardenbloemen.
Het is verbazend om te merken hoe snel oorlog verwordt tot een gewone realiteit. Niet alleen in het West-Oekraïense Lviv, waar de kans op raketinslagen niet zo groot is, maar ook in het Oost-Oekraïense Charkiv, dat vrijwel dagelijks door raketten wordt getroffen, gaat het leven door. De afgelopen weken werden fabrieken, flats en winkelcentra in de as gelegd; vorige week werd de televisiemast geraakt.
Toch leven nog bijna een miljoen mensen in de stad. Scholen en universiteiten zijn weliswaar gesloten, maar bewoners gaan dagelijks gewoon naar kantoor, of gaan ’s ochtends als parkwachter, vuilnisman of barista aan de slag. Een paar dagen geleden werd een supermarkt heropend in de meest beschadigde stadswijk. Alsof de oorlog voorbij is.
Gisteren kwam ik langs een kleine tentoonstelling. Langs de straat stonden billboards met foto’s van tijdens de Tweede Wereldoorlog verwoeste steden, die later werden herbouwd: Warschau –het verwoeste middeleeuwse stadsplein en hoe het na de oorlog is gerestaureerd– en Rotterdam – de kale vlakte na het bombardement en de moderne metropool nu. Een tweeledig gevoel. Ergens geeft het hoop om te zien dat zelfs totaal verwoeste steden herbouwd kunnen worden. Tegelijk was de expositie, die ook beelden van de schade na raketinslagen in Lviv en Charkiv toonde, confronterend. Terwijl ik er middenin zit, overviel het me: zo erg is oorlog, ook al gaat het leven door — of lijkt het alsof.
Toen kreeg ik de neiging het onderwerp breder te trekken. Ook wij, in het veilige Westen, in Nederland, leven vaak alsof het geen oorlog is. Uiteraard, we volgen de politieke discussie of we Oekraïne economisch of militair moeten steunen of niet, we lezen reportages uit het oorlogsgebied en analyses over de geopolitieke werkelijkheid achter de strijd. Maar we leven door. In de media zien we soms een deskundige of hoge militair die waarschuwt dat de oorlog ook ons zou kunnen raken, maar we eten en drinken, kopen en verkopen, plannen onze vakantie en bouwen aan ons pensioen. Het luchtalarm is maandelijks slechts een test. Hoewel ik nu weet dat naast het luchtalarm en de raketinslagen het dagelijks leven gewoon doorgaat, hoop ik vurig dat dit altijd zo zal blijven.