De EU kan beter in de eigen auto-industrie investeren dan de Chinezen het leven zuur te maken
China steunt eigen automerken met miljarden dollars. De EU en de Europese autofabrikanten willen een ‘eerlijker speelveld’.
Dat China het grootste autoproducerende land ter wereld is mag onderhand bekend zijn. Daar is weinig aan te doen. Dat tal van Chinese merken aan de poorten van de EU staan te trappelen om de markt te betreden is eveneens bekend. Met hulp van staatssteun. Daar zou iets aan gedaan moeten worden, vinden Europese autofabrikanten. Maar niet via importheffingen.
„Investeer liever in de eigen industrie in plaats van de Chinezen buiten de deur te houden, want dat lukt toch niet”, zegt Sigrid de Vries, directeur-generaal van autofabrikantenkoepel ACEA. Daarin zitten de vijftien grootste automerken die in Europa actief zijn, zoals Volkswagen, Toyota, Mercedes, BMW, Renault, Ford, Hyundai en het Nederlandse Daf Trucks. „Er moet wel een gelijk speelveld zijn”, zegt De Vries. Maar dat de auto-industrie in China en in de VS steun krijgt van hun overheid, vindt ze zo slecht niet. „Dat zou hier ook moeten, want het ontbreekt ons aan concurrentiekracht.”
De Vries refereert aan het belang van de eigen auto-industrie in de 27 lidstaten van de EU, waardoor veel mensen brood op de plank hebben. Als je alle fabrieken, toeleveranciers, garagebedrijven en tankstations bij elkaar optelt, werken 13 miljoen Europeanen in de auto-industrie. Dat is volgens ACEA 7 procent van alle banen in de EU. „Wij zijn bovendien de grootste afnemers van groen staal en chips. Maar voor batterijen zijn we te afhankelijk van China. Dan kun je gaan investeren in batterijfabrieken, maar doe dat dan ook in autoproductiebedrijven, want de batterijen moeten in die auto’s.”
Eerlijke spelregels
Voor concurrentie van de Chinezen zegt ze niet bang te zijn: „Concurrentie is goed, we hebben de concurrentie van merken uit Japan en Korea al eerder overleefd.” Maar dan moet de wedstrijd wel eerlijke spelregels hebben en helpt het niet als het ene kamp wel een financiële injectie krijgt en het andere niet.
Er bestonden al lang vermoedens dat de Chinese overheid de eigen auto-industrie een handje helpt door kapitalen over te maken aan fabrikanten. Inmiddels tonen meerdere onderzoeken aan dat er sprake is van staatssteun. Deze week publiceerde het Duitse Kiel Institute for the World Economy een studie waarin staat dat BYD, China’s grootste fabrikant van elektrische auto’s, minstens 3,4 miljard euro aan overheidssubsidies heeft ontvangen.
Met geldinjecties poogt China een dominante positie op het gebied van elektrisch rijden en schone technologieën te krijgen. Chinese fabrikanten van windmolens krijgen op een vergelijkbare manier subsidies toegestopt. „Het lastige bij de auto’s is dat niet goed te bewijzen valt of die overheidssubsidies een directe link hebben met oneerlijke voordelen voor Chinese merken op de Europese markt”, zegt Europarlementariër Tom Berendsen (CDA). „Die merken zijn ook in eigen land groot geworden door staatssteun.”
Handelsoorlog
In zulke gevallen ligt een handelsoorlog op de loer. Die uit zich steevast in importtarieven op producten van ‘de vijand’. Of de Europese Commissie een importheffing gaat invoeren op Chinese auto’s is volgens Berendsen niet te zeggen: „Het is complex omdat je enerzijds wil dat iedereen overstapt op elektrisch rijden, waarbij een groter aanbod uit China helpt. Anderzijds wil je niet afhankelijk zijn van grondstoffen en batterijen uit China. Uiteindelijk vind ik dat je ook een appel moet doen op de consument: ga niet altijd voor goedkoop, maar ga voor lokaal.”
„Ga niet altijd voor goedkoop, maar ga voor lokaal” - Tom Berendsen, CDA-Europarlementariër
Rest nog de vraag of de Europese angst voor de Chinezen gegrond is. Worden de Renaults, Volkswagens en Fiats van deze wereld van de weg gedrukt door Chinese merken als BYD, Nio, Aiways, Hongqi, JAC, Lynk & Co, en MG? „Totaal uitgesloten”, zegt Bart Kuijpers van Automotive Online, expert op het gebied van nieuwe toetreders op de Europese automarkt. „Sommige Chinese merken gaan zich vestigen op de Europese markt. Maar veruit de meeste zijn over een paar jaar weer weg. Met of zonder staatssteun.”
De Europese industrie staat voor grote uitdagingen en kampt met problemen, weet Kuijpers. „Maar de fabrikanten hebben drie dingen die onbetaalbaar zijn: merkbekendheid, klanten en retailers. En ze hebben allemaal diepe zakken, terwijl veel nieuwkomers aan het infuus liggen.”
Dat goedkope Chinese elektrische instapmodel waar zo voor gevreesd werd is er nog altijd niet, constateert Kuijpers. De Renault Groep heeft die goedkope auto wel met de Dacia Spring. „Dat is de auto die de Chinezen zouden brengen, maar nog niet gebracht hebben. Als ze dat straks wel doen, hoe gaan ze dan concurreren met het ijzersterke Renault/Dacia-netwerk?”