Samenleving verbleekt, net zoals het koraalrif
Het koraal op het Great Barrier Reef in Australië verbleekt. Doordat het oceaanwater te warm blijft, herstelt het koraal niet en dreigt het af te sterven.
Het koraal op het Great Barrier Reef in Australië verbleekt. Doordat het oceaanwater te warm blijft, herstelt het koraal niet en dreigt het af te sterven. Recent las ik een verslag van hoogleraar Ove Hoegh-Guldberg, een vooraanstaande koraalwetenschapper. Hij waarschuwde eind jaren negentig al voor het uitsterven van het koraal. Als dit uitstervingsproces door een bepaalde ondergrens zakt, dreigt een kantelpunt en daarmee instorting.
Koralen worden wel de architecten van de oceaan genoemd. Koraalriffen zijn miljoenen kleine koraaldiertjes, die poliepen heten. Ze leven samen met bepaalde algen die dit koraal kleur en voeding geven. De poliep bouwt een kalkstenen skelet, dat bij elkaar een groot koraalrif vormt. Als de omgeving te warm wordt, verbreekt die relatie tussen koraaldiertje en algen. Het koraal verliest zijn kleur en verbleekt.
Al lezend dacht ik aan de ontwikkeling van onze samenleving. Wij komen uit een fase met verzuilde structuren, waarin per zuil een stevig patroon van normen en waarden kleur gaf aan die zuil en een duidelijke positie in de samenleving. De ontzuiling, onder andere ook door de secularisering, leidde tot minder gezamenlijk vormgegeven cultuur. Een gevolg was de individualisering, waardoor er meer een beroep werd gedaan op overheidsorganisaties, wat de verzorgingsstaat in het leven riep. Vervolgens zorgde neoliberaal beleid ervoor dat de verzorgingsstaat werd uitgekleed.
Tijdens de paarse kabinetten werden gezamenlijke normen en waarden verder geïndividualiseerd tot een soort transactiestaatstructuur. Het ‘goede’ van de markt en het ‘goede’ van de overheidsorganisaties moesten met elkaar worden gecombineerd. Dit leidde tot de privatiseringsgolf van (semi)publieke organisaties. Een voorbeeld was de scheiding van ProRail (railinfrastructuur blijft overheidstaak) en NS/Connection/Arriva enzovoorts: de vervoersmaatschappijen die onder marktconcurrentie staan. Hierdoor zou men efficiënter gaan werken.
Onder de kabinetten-Balkenende werd een poging gedaan terug te sturen naar een collectieve samenleving met een cultureel beroep op normen en waarden naar het gedachtegoed van de Israëlisch-Duitse socioloog Amitai Etzioni. Hij noemde dit het ”communitarisme”, een normatieve theorie die wijst op de gevaren van individualisme en op het belang van maatschappelijke participatie. Begrippen als sociale controle, publieke moraal en openbare orde staan hierbij centraal. De grootste zorg van communitaristen is het verval van waarden als gevolg van het liberale individualisme. De oplossing ligt volgens Etzioni niet bij de staat maar bij het informele, publieke domein. Een samenleving die bestaat uit identitair herkenbare gemeenschappen.
Echter, veel van die culturele gezamenlijkheid was inmiddels uit Nederland weggesleten. En uiteindelijk kwam in de Troonrede het woord participatiemaatschappij te staan. De zuilen zijn verschrompeld en de structuur van maatschappelijk herkenbare organisaties die op die zuilen zijn geënt, is gefragmenteerd. Mensen vervreemden van die organisaties met strakke regels en een vermoeiende bureaucratie en kiezen ervoor als zelfstandige verder te gaan.
Een diverse groep zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) is de afgelopen jaren met 85 procent gegroeid, van 875.000 in 2014 tot 1,6 miljoen mensen in 2024. Bijna 11 procent van de totale werkzame bevolking verdient dus op deze manier zijn geld. Ze zijn als zzp’ers in alle bedrijfstakken werkzaam. Nu ben ik zelf ook een tijd zo’n zzp’er geweest. Ik zocht naar een persoonlijke invulling van mijn werk in combinatie met het schrijven van een proefschrift. Echter, ik merkte dat onderdeel zijn van een organisatie als gemeenschap een grote meerwaarde heeft.
Met de huidige arbeidsmarktkrapte lijkt dit een zeer aantrekkelijke werkvorm. Maar deze individualisering leidt tot slechter functionerende organisaties, omdat zzp’ers kunnen kiezen voor de leukere kanten van een baan en de minder leuke aspecten kunnen weigeren. Het meest bezwaarlijk vind ik echter dat de sociale samenhang op de lange termijn in de maatschappij en binnen organisaties bedreigd wordt. Kortetermijncontracten met een ”personeel niet in loondienst” (PNIL in vakjargon) verbleken de organisatorische identiteit. De uiteindelijke vraag is wat er de diepere oorzaak van is dat de zzp’er vervreemdt van een vast dienstverband en die persoonlijke vrijheid en flexibiliteit zo waardeert. Wat is goed werkgeverschap anno 2024?
De auteur werkt bij de CHE en Nyenrode Business Universiteit.