Antisemitisme is springlevend in Nederland en heeft grofweg twee gedaanten. Schreeuwerig, herkenbaar als openlijke uiting van barbaarse haat, en subtieler, vermomd als maatschappelijk engagement (betrokkenheid).
De aanval op rabbijn Aryeh Heintz in de Action in Utrecht-Overvecht werd unaniem veroordeeld. De grens van wat maatschappelijk toelaatbaar geacht wordt, ligt in Nederland immers nog altijd bij geweld. Vanuit een voorbijrijdende auto, midden in de tram of in het stadion met ”kankerjood” uitgescholden worden, kan evenmin op weinig sympathie rekenen. Het algemene sentiment ten aanzien van onverholen antisemitisme is dat we hier met ”tuig” te maken hebben: niet te veel aandacht aan schenken. Het tuig reageert zijn eigen toestand af op andere, doorgaans succesvollere groepen en je kunt alleen maar hopen dat de eigen gemeenschap of het strafrecht het vroeg of laat terugfluit.
Er is echter ook een subtielere variant van hedendaags antisemitisme, waarbij kritiek op Israël als politieke entiteit niet zelden geruisloos overgaat in afkeer van Joden als Joden. Zodra Israël ”genocide” verweten wordt en een Joodse zangeres tijdens een optreden ”moordenaar” genoemd wordt omdat haar kleinzoon in het Israëlische leger dient, is het „oorverdovend stil” in de culturele sector, zoals Derk Boswijk (CDA) vorige week terecht opmerkte in de Tweede Kamer. Was het maar stil, dacht ik nog toen ik op Goede Vrijdag de stuitende verklaring van Theater De Generator tot me nam. Nadat de hele Kamer –de paria’s van DENK en Forum daargelaten– zich achter een oproep tegen Jodenhaat had geschaard, deed dit productiehuis er juist een schepje bovenop. De leiding van het ”maatschappelijk geëngageerde” theater uit mijn eigen woonplaats stelde dat Nederland meewerkt aan „genocide op Gaza” en beloofde plechtig „iemand als de Joodse zangeres Lenny Kuhr nooit te zullen programmeren”. Dat was vermoedelijk toch al nooit de intentie van De Generator, zoals Kuhrs echtgenoot Rob Frank in een reactie subtiel kwam op te merken. Maar intussen is de toon wel gezet.
Het is juist dit passieve, sluimerende antisemitisme dat Joodse Nederlanders zo beangstigt. Het komt aan de oppervlakte zodra het conflict tussen Israël en de Palestijnen oplaait en stelt impliciet –of expliciet, zoals Johan Derksen vlak na de aanslagen van 7 oktober deed– dat Israël het toch wel een beetje aan zichzelf te danken heeft.
Net als in de jaren dertig zijn het niet zozeer de knokploegen die de ideologische basis leggen voor virulente Jodenhaat: hooliganisme laat hooguit zien hoe bliksemsnel zo’n latent aanwezige afkeer van Joodse landgenoten omslaat in een daadwerkelijke fysieke confrontatie. Er is een bovenlaag van mediapersoonlijkheden en ”maatschappelijk geëngageerde” cultuurmakers die weliswaar geen formele macht maar wel de nodige invloed heeft, die de geesten rijp maakt voor een klimaat waarin begrip opgebracht wordt voor geweld tegen Israël en Joden. Geweld in de jaren 30 ontstond ook niet in een vacuüm: eeuwenoude vooroordelen en Joodse stereotypen kregen zuurstof door de antisemitische tirades van Duitse lieden als de componist en dichter Richard Wagner. Zij creëerden een klimaat waarin de Kristallnacht en andere pogroms konden plaatsvinden.
Kuhr sloeg de spijker op de kop: „Sinds 7 oktober heb ik het gevoel dat de beer los is.” Het is veelzeggend dat steeds meer Joden alia (emigratie naar Israël) overwegen. Wie het verband tussen fanatiek antizionisme (tegen Israël) en antisemitisme (tegen Joden) niet ziet, of niet wil zien, miskent het wezen van de historische zionistische beweging. Die streefde naar een eigen grondgebied, juist vanwege een eeuwenlange geschiedenis van hevige vervolging. Precies die verworvenheid, Israël als veilige en onafhankelijke staat, staat op het spel. Dit, in combinatie met een kantelend maatschappelijk sentiment, zorgt ervoor dat Joden zich in toenemende mate onveilig voelen. Het gemak waarmee Israël, en inmiddels ook Joodse Nederlanders, genocide wordt aangewreven, kun je gerust institutioneel antisemitisme noemen, zeker wanneer invloedrijke organisaties nalaten hiertegen in verweer te komen.
De auteur is politicoloog.