Kerk & religieKerkelijke gezindte

Ontkerkelijking trok als windvlaag van noord naar zuid 

Wie zegt dat cijfers saai en dor zijn? Een recent overzicht van kerkelijke gezindten in Nederland vanaf 1849 geeft in één oogopslag een onthutsend beeld van de ontkerkelijking. Die trok in een kleine twee eeuwen tijd als een koude windvlaag van noord naar zuid.

29 March 2024 10:00Gewijzigd op 29 March 2024 13:39
De sloop van de rooms-katholieke Heilig Hartkerk in Etten-Leur, in 2012. Ontkerkelijking leidt tot het afbreken van kerkgebouwen of tot verandering van functie. beeld Erald van der Aa
De sloop van de rooms-katholieke Heilig Hartkerk in Etten-Leur, in 2012. Ontkerkelijking leidt tot het afbreken van kerkgebouwen of tot verandering van functie. beeld Erald van der Aa

Nee, volstrekt nieuw is de informatie niet. Wel is het overzicht dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) deze week, in het kader van zijn 125-jarig bestaan, samenstelde over kerkelijke gezindten in Nederland erg inzichtgevend. Dat komt doordat het onderzoeksinstituut alle informatie over dit thema over een lange periode op een rij zette en van toelichting voorzag. „Onze statistieken over dit onderwerp vormen een rijke bron van kennis, doordat de volkstellingen die uit de periode 1849 tot 1971 beschikbaar zijn (daarna werkte het CBS met steekproeven, AdJ) ons zulke volledige informatie verschaffen over de religie die mensen aanhingen”, zegt Arjan van der Meer, een van de woordvoerders van het CBS.

Opvallend in de statistieken is dat in 1849 slechts zo’n 1400 mensen zich niet-religieus noemen, waarbij in de categorie ”geen gezindte” ook de categorie ”onzeker” is inbegrepen. Waren er in dat jaar inderdaad niet meer ongelovigen? „Dit lage getal laat in elk geval zien dat het in die tijd not done was te zeggen dat je tot geen enkele gezindte behoorde”, zegt Van der Meer.

Daarna gaat het echter snel. In 1879 zijn het er 12.000 (0,3 procent van de bevolking), tien jaar later 66.000 (1,5 procent). In de jaren dertig is de categorie ”geen religie” al gestegen naar zo’n 14 procent van alle Nederlanders, om vanaf de jaren zestig echt pijlsnel te groeien. In 2022 vormen niet-religieuzen voor het eerst een meerderheid van de bevolking.

Staafdiagram dat onder meer laat zien hoe het percentage onkerkelijken in Nederland in de loop van de eeuwen is gestegen. beeld RD, Alex van Pijkeren (bron CBS)

Tijdlijn

Op zijn website plaatste het CBS vrijdag, ter gelegenheid van zijn 125-jarig bestaan, een interessante tijdlijn over de kerkelijke gezindten in Nederland. Vijf perioden, corresponderend met vijf thema’s, worden daarin uitgewerkt. De eerste is het tijdvak 1849 tot 1889, door het CBS getypeerd als een periode waarin het „hervormde bolwerk” in Nederland, door Afscheiding en Doleantie, „scheuren” begint te vertonen.

Het tweede is het tijdvak 1889 tot 1971, een periode die zich volgens het CBS kenmerkt door een beweging van ontkerkelijking. Die beweging komt opmerkelijk genoeg het eerst op gang in delen van Groningen, Friesland en Noord-Holland. Grote clusteringen van onkerkelijken vallen in 1889 al waar te nemen in arbeidersbolwerken rond bijvoorbeeld Heerenveen (de regio waar ex-predikant Ferdinand Domela Nieuwenhuis optreedt) en in de Zaanstreek. Vanuit het noorden verspreidt het verschijnsel van niet-religiositeit zich vervolgens geleidelijk naar steeds zuidelijker delen van het land.

Homogeen rooms-katholiek

Opvallend is hierbij hoelang de provincies Noord-Brabant en Limburg min of meer homogeen rooms-katholiek blijven. Pas met de ontzuiling vanaf de jaren zestig komt ook hier de ontkerkelijking op gang, al gaat dat aanvankelijk langzaam. Begin jaren zeventig wonen in 23 procent van alle Nederlandse gemeenten bijna uitsluitend (meer dan 90 procent) rooms-katholieken. In gemeenten als Bemelen, Noorbeek en Ohé en Laak is dan nog nauwelijks één onkerkelijke te vinden. Nog in de periode 2008 tot 2022 krijgen Noord-Brabant en Limburg, wellicht als gevolg van het openbaar komen van misbruikschandalen, een nieuwe golf van ontkerkelijking te verwerken.

Interessant is ook het verschil in ontwikkelingsgang tussen de rooms-katholieke en de protestantse gezindte. Zijn in de 19e eeuw protestanten in Nederland in de meerderheid, bij de volkstelling van 1930 blijkt dat de rooms-katholieken de koppositie hebben overgenomen. Die groeien daarna –mede door een hoog geboortecijfer– nog veertig jaar door. Een groei die naast een getalsmatig aspect ook een kwalitatief aspect in zich draagt, leert het vierde subthema van het CBS: de katholieke emancipatie in het tijdvak 1930 tot 1971.

Pas in 1971 bereikt het aandeel rooms-katholieken in de Nederlandse bevolking zijn top. Dan rekent ruim 40 procent van alle Nederlanders zich tot deze gezindte. Daarna begint de onverbiddelijke teruggang.

De terugloop van het percentage protestanten is in 1971 al zo’n tachtig jaar aan de gang. Gaat het in 1889 nog om zo’n 55 procent van de bevolking, in 1930 is het aandeel protestanten gezakt naar 45 procent, in 1971 naar 35 procent, om in 2022 niet verder te komen dan 12 procent van alle Nederlanders.

Islam

Wie meer wil weten over de steeds groter wordende religieuze pluriformiteit in de periode 1889 tot 1971 of over de groei van de kleinere gezindten in de periode 1971 tot 2022, kan op de CBS-site het derde en het vijfde lemma aanklikken. Die groeiende diversiteit heeft niet alleen te maken met afscheidingen vanuit de Nederlandse Hervormde Kerk, maar ook met de opkomst van Jehova’s getuigen, Leger des Heils, adventisten, pinkstergroepen en humanisten.

En natuurlijk met de groei van de islam. Zijn er in 1889 nog maar 49 „Mohammedanen” in Nederland, na 1960 groeit hun aantal –door de komst van gastarbeiders uit Turkije en Marokko– met tienduizenden per jaar. In 2008 bedraagt het aantal moslims volgens berekeningen en schattingen zo’n 825.000, wat gelijk staat aan 5 procent van de bevolking. Daarna blijft dit percentage min of meer constant.

Kerkgang

Zo biedt de nieuwe presentatie van oude CBS-cijfers dus op allerlei punten boeiende inzichten. Waarbij het van belang is te beseffen dat het zich rekenen tot een gezindte niet hetzelfde is als regelmatig naar de kerk gaan. Van de ruim 40 procent van de bevolking die zich in 2022 tot de rooms-katholieke, de protestantse of een andere gezindte rekent, gaat ruim 80 procent, schrijft het CBS, „zelden of nooit naar de kerk”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer