Vuur uit de sloffen?
Allereerst een vurig verzet. Wie gaan er eigenlijk over de opvoeding van kinderen? De ouders toch? En dan samen met de kerk, de school en de (familie)mensen om hen heen.
Maar onlangs (Kamerbrief 22-12-2023) schreef minister Paul over een verbod op haatzaaien dat ze wil invoeren in al het privé- en religieus onderwijs. „Kinderen hebben ook rechten die losstaan van de wil van ouders; ook daar draagt de overheid zorg voor. (…) Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om onderwijs te verbieden waarin orthodoxe of controversiële opvattingen worden overgedragen. (…) Wel dienen dergelijke waarden nooit op zodanige wijze te worden overgedragen dat daarbij geweld of minachtende of vijandige houdingen jegens anderen wordt aangemoedigd.”
Het kabinet verdedigt dus dat de overheid ook wel een taak heeft in de opvoeding. Vooral sinds het nieuwe controleliberalisme invloed heeft gekregen in de politiek. Natuurlijk mag er ruimte blijven voor de ouders, maar het kan toch nodig zijn dat de overheid grenzen stelt. Want wie is er nu op voor dat kinderen leren om landgenoten te minachten? Toch bijna niemand? En wij als christenen ook zeker niet. Probleem is alleen dat de overheid dit niet kan en mag beoordelen. Of de opvoeding van kinderen met genoeg respect plaatsvindt, is een verantwoordelijkheid van de ouders (en de omgeving). En daarvan zijn we geen verantwoording schuldig richting de overheid, alsof we onze kinderen voor de staat grootbrengen. Reden dus voor een vurig protest tegen controle op ”informeel onderwijs”. Hetzelfde geldt het wetsvoorstel tegen homogenezing en gendertherapie. Zeker verdienen onze homoseksuele mensen openheid en bescherming. Alleen niet van een wet die geen verschil kan maken tussen bewogen liefhebben en onbewogen streng zijn. Vurig protest dus tegen dit soort overheidsopvoeding.
Maar laat het dan wel een vuur uit het hart zijn en niet louter ”vuur uit de sloffen”.
Als advocaat moet ik ervoor waken dat een vurige ”strijd voor de waarheid” andere gebreken gaat verhullen. Onlangs nog zag ik de spiegel van het advocatentuchtrecht. Weliswaar is het goed om ter rechterhand met hart en ziel een zaak te verdedigen en de waarheid aan het licht te brengen. Maar ter linkerhand is zorgvuldige communicatie met de cliënt net zo nodig, willen we belangen goed behartigen. Vuur moet niet alleen warmte geven maar ook licht. En geen rook. Vuur moet niet alleen de ander zuiveren maar allereerst onszelf.
Terug naar die opvoeding van onze kinderen. Terecht staan we pal voor reformatorische scholen en tegen staatsopvoeding. Maar als we Netflix en TikTok wel alle ruimte geven, wat voor zin heeft de refoschool dan nog? Zolang we ons levensgevoel grotendeels door content die daarvandaan komt laten bepalen, blijft er weinig over van de Bijbelse vorming. Hetzelfde kan gebeuren als we de liefdeloosheid, het eigenbelang of de driften van onszelf de ruimte geven in onze relatie met familie, gezin of kerk.
En ook een strijd voor rechtzinnigheid schiet zijn doel voorbij als die niet gepaard gaat met besef van eigen feilbaarheid. Die strijd heeft geen zin zonder gebed en bewogenheid met worstelende zielen in eigen kring en met wereldlingen van buiten. Anderzijds: een pleidooi voor liefde en acceptatie brengt ons nergens als het niet ingekaderd is in onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan Gods Woord.
Lang geleden las ik het slot van Groen van Prinsterers ”Ongeloof en Revolutie”. Toen vond ik het mooie woorden, maar inmiddels begin ik ze goed te begrijpen. Nadat hij vurig aanspoort om in de wereld om ons heen het licht van Gods Woord te laten schijnen, schrijft hij: „Laat ons nooit vergeten dat geen enkele werkzaamheid in de schatting van de Kenner der harten waarde heeft, indien zij niet geheiligd wordt door de dubbele bede: Mijn ziel kleeft aan het stof, maak mij levend naar Uw Woord; en: O God, wees mij, zondaar, genadig.”
De auteur is advocaat bij BVD advocaten.