Holocausteducatie

Holocausteducatie: leren waardoor mensen daders worden

„Er is geen excuus voor onwetendheid”, zei koning Willem-Alexander toen hij vorige week het Nationaal Holocaustmuseum opende. Sinds september heeft Nederland een bijzonder hoogleraar Holocausteducatie: prof. dr. Marc van Berkel, in Nijmegen. Het onderwerp ging hem interesseren toen hij het onbegrijpelijk vond.

L. Vogelaar
22 March 2024 14:48
Betrokken gezichten over een onzekere toekomst. Een groep Joden moet op 23 mei 1943 in Vught de trein in. De meesten werden vijf dagen later vermoord in Sobibor. beeld Nationaal Monument Kamp Vught
Betrokken gezichten over een onzekere toekomst. Een groep Joden moet op 23 mei 1943 in Vught de trein in. De meesten werden vijf dagen later vermoord in Sobibor. beeld Nationaal Monument Kamp Vught

Van Berkel (62) hoorde als kind verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Zijn vader had Joodse buurtgenootjes, en die waren opeens weg. Ze kwamen nooit meer terug. „Mijn vader heeft zich altijd afgevraagd wat er met hen was gebeurd. De huidige digitale methoden om daarnaar onderzoek te doen, waren er nog niet.”

Op zoon Marc maakten de verhalen diepe indruk. „Als je in Amsterdam woont, krijg je de verhalen over de gedecimeerde Joodse gemeenschap vanzelf mee. Wanneer je, zoals ik, bent opgegroeid in een rooms-katholiek nest in Noord-Brabant, ligt het minder voor de hand dat de Holocaust je bezighoudt. Maar ik hoorde er van mijn vader dus wel over. De geschiedenis van de Jodenvervolging greep me, omdat ze een blauwdruk is van hoe het niet moet.”

Hoe langer de jonge Van Berkel erover nadacht hoe de Shoah –de Holocaust– heeft kunnen gebeuren, hoe minder hij het begreep. „De laatste tijd moet ik daaraan terugdenken. Je ziet polarisatie, afnemende bereidheid om elkaars meningen te respecteren of zelfs maar naar elkaar te luisteren. Heel verontrustend is dat sommige politici verworvenheden van de rechtsstaat en de democratie ter discussie stellen. Dat knaagt aan het vertrouwen in het parlement en in de rechtsspraak.”

Van Berkel. beeld Anne van den Hoogen

Kennis

„Kennis van de Holocaust is niet facultatief”, zei de koning vorige week zondag in de Portugese Synagoge in Amsterdam, voorafgaand aan de opening van het museum in de vroegere Hervormde Kweekschool en de Hollandsche Schouwburg, de plek waar tienduizenden Joden zijn gedeporteerd. Iedereen moet ervan weten, vindt de vorst.

Het onderwijs schiet in Nederland echter tekort, stelde Dani Dayan, voorzitter van Holocaustherinneringscentrum Yad Vashem in Jeruzalem, vorige week in het Reformatorisch Dagblad. Van Berkel is positiever gestemd. „Ik zie de belangstelling voor de Holocaust niet afnemen. De overheid investeert er ook fors in door het subsidiëren van instellingen en mediaprojecten. De lesmethoden zijn best goed en er is de laatste jaren veel digitale ondersteuning bij gekomen. Docenten brengen vaak eigen materiaal in.”

Vier jaar geleden ondervroeg Van Berkel ruim 1500 scholieren, verdeeld over het land. Een fors deel bleek zeer geïnteresseerd in de Holocaust, nam deel aan herdenkingen en vond dat je uit die geschiedenis lessen voor het heden kunt trekken. „Welke lessen, dat wisten ze niet zo goed, maar docenten zijn ervoor om dat te vertellen. Zij moeten jongeren de kennis blijven aanreiken, zodat die het belang ervan zien. Ook verbanden leggen met de actualiteit is nodig, zeker omdat de situatie in het Midden-Oosten jongeren negatieve gedachten over Joden kan geven. Uit onderzoek blijkt dat zo’n 14 procent van de docenten in de klas met antisemitisme wordt geconfronteerd. Overigens blijkt daaruit niet dat nogal wat docenten de Holocaust niet durven te behandelen, zoals weleens wordt gezegd.”

Daders

Jongeren weten van de Tweede Wereldoorlog meer dan van welk ander historisch thema ook, zegt Van Berkel. „Al kan het zeker beter. Overigens verschillen de meningen daarover. Nabestaanden van slachtoffers zullen zeggen: Mensen moeten de feiten weten. Het onderwijs is echter geen feitenfabriek meer, het gaat er nu om dat jongeren aan de hand van bronnen en eigen onderzoek leren kritisch na te denken. Overschat de betekenis van het onderwijs ook niet; jongeren leren ook van ouders en vrienden.”

Een zekere basiskennis van de geschiedenis is wel nodig, vindt de hoogleraar. „Het is handig dat jongeren weten dat Hitler na Napoleon kwam. Daarom is het jammer dat geschiedenis een keuzevak is. Zestig procent van de leerlingen heeft na het vijftiende levensjaar geen geschiedenislessen meer, terwijl dan juist inzicht begint te ontstaan in het menselijk handelen, politieke processen en het verband tussen geschiedenis en actualiteit.”

Jongeren moeten niet alleen feiten weten, maar zich ook een mening vormen over het verband tussen oorzaak en gevolg, stelt Van Berkel. „Daarvoor is van belang dat ze leren teksten te lezen. Veel kinderen van christelijke ouders oefenen zich daar vanaf jonge leeftijd al in, maar voor veel andere leerlingen is het nieuw.
Ze moeten ook leren waardoor mensen daders kunnen worden. Daarin ligt de sleutel tot begrip. Veel daders tijdens de oorlog waren heel gewone mannen, vaders, soms uit christelijke milieus. Plotseling moesten ze afschuwelijke dingen doen. En de meesten deden het.”

Kritiek

Steeds minder Nederlanders weten hoe erg de Jodenvervolging onder het naziregime was, of ze geloven het niet, stelde de Jewish Claims Conference –een internationale organisatie die opkomt voor de rechten van overlevenden van de Jodenvervolging– in januari vorig jaar. Het aantal Nederlanders dat gelooft dat de Holocaust een mythe is, zou hoger zijn dan in de andere landen waar dit onderzoek is uitgevoerd: de Verenigde Staten, Canada, Frankrijk en Oostenrijk. De SGP stelde er vragen over aan justitieminister Yeşilgöz.
De Claims Conference kreeg echter kritiek op de onderzoeksmethode. Die zou geen representatief beeld opleveren. De directeur van Herinneringscentrum Kamp Westerbork riep op het onderzoek te herhalen. Van Berkel wil dat gaan doen, op een manier die minder tegenspraak oproept.

Uit onderzoek blijkt niet dat nogal wat docenten de Holocaust niet durven te behandelen

Scholing

Toen hij in de jaren 80 geschiedenis studeerde, had hij hoogleraren die de oorlog hadden meegemaakt. Als docent in het voortgezet onderwijs verdiepte hij zich in het lesmateriaal over die episode. Na een onderbreking van zo’n vijftien jaar –„we kregen kinderen en pleegkinderen”– leidde het tot promotieonderzoek naar de behandeling van de Holocaust in Duitse en Nederlandse schoolboeken in de periode 1960-2010. „Ik ging ervan uit dat het onderwijs een spiegel is van de nationale cultuur. Hoe in het onderwijs over een gebeurtenis wordt gepraat, laat zien hoe er in de samenleving over wordt gedacht.”
Inmiddels was Van Berkel docent aan een opleiding voor geschiedenisdocenten. Nu hij de bijzondere leerstoel aan de Radboud Universiteit bekleedt, denkt hij erover na hoe de Holocaust een plaats in het onderwijs moet behouden. „De meeste ooggetuigen zijn weggevallen, maar ook de volgende generaties kunnen vertellen hoe de oorlog heeft doorgewerkt.”

Van Berkel bestudeert hoe digitale middelen en sociale media bij het onderwerp kunnen worden betrokken. Een ander aandachtspunt is de scholing van docenten en het motiveren van studenten van de lerarenopleiding voor het thema Holocaust. „Ik heb docenten gevraagd hoe ze hun kennisniveau inschatten. De meesten gaven aan: Voldoende tot goed. Maar ze willen wel graag meer toerusting. Het Holocaustmuseum gaat daar een bijdrage aan leveren.”

Van Berkel is betrokken bij de lezingen aan de Hogeschool van Utrecht over Holocaust en antisemitisme die vorige maand om veiligheidsredenen een week later begonnen dan gepland was. „Er komen elke week tachtig tot honderd docenten op af.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer