„Waar haalt de mens het recht vandaan de natuur te vernielen?”
De Romeinse keizer Caligula wilde aan het begin van onze jaartelling zijn paard tot consul verheffen. Zijn voorstel toont volgens sommige historici aan dat de excentrieke keizer krankzinnig was. Valt de huidige trend om de natuur rechten te verlenen in dezelfde categorie?
Nee, zegt prof. dr. Gerard den Hertog resoluut. De emeritus hoogleraar ethiek aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn ziet dat de trend voortkomt uit oprechte bezorgdheid over hoe het met de aarde gaat. „Die moeten we serieus nemen. Ik maak me zelf ook zorgen over de vraag in welke wereld mijn kleinkinderen zullen opgroeien. Kijk bijvoorbeeld naar klimaatverandering en milieuvervuiling.”
Die bezorgdheid deelt prof. dr. Johan Graafland, hoogleraar economie, onderneming en ethiek aan Tilburg University. „We worden ons steeds meer bewust van de schadelijke effecten van menselijk handelen voor de natuur. De aarde raakt door ons toedoen uit balans. Dat zorgt voor een correctie. Je zag dat al eerder in de aandacht voor dierenwelzijn met het oprichten van de Partij voor de Dieren.”
De oorzaak van de onbalans zoekt Graafland in het feit dat de mens te veel centraal staat in de westerse economie. „Daarvan zag je de uitwassen in de afgelopen eeuw. Onze landbouw was zo ingericht dat maximalisatie van winst en productie leidend was. Hoe we met dieren en de bodem omgaan, leek ondergeschikt. Dat kwam doordat het draaide om de consumptie, het gemak, de rijkdom van de mens.”
In de afgelopen eeuwen kregen onder meer slaven, vrouwen, kinderen en diverse minderheden rechten. Ook formuleerden de Verenigde Naties mensenrechten. Is het toekennen van rechten aan dieren en de natuur niet gewoon een logische vervolgstap? Graafland: „Dat is heel lineair gedacht. Net alsof er een soort morele ontwikkeling plaatsheeft, alsof dit bij een nieuwe emancipatiegolf hoort. Nee, ik zie dit als een eigenstandige problematiek die op zichzelf beoordeeld moet worden.”
Natuurverering
Uit wiens koker de trend precies komt, maakt voor de christelijke gereformeerde emeritus hoogleraar Den Hertog niet uit. „Het kan zijn dat het een volstrekt seculiere ingeving is, van onder een lege hemel. Of dat men moeder aarde, de natuur, wil vereren. Als dat zo zou zijn, dan nog geldt voor christenen de vraag: hoe gaan wij om met de wereld, mensen, dieren, bossen en zeeën? Die vraag is –gezien de toestand van de schepping– urgent. Spreken over ”rechten” hoeft dan ook niet te betekenen dat je bij een soort natuurreligie of natuurverering uitkomt.”
Hij citeert in dat verband de 19e-eeuwse Nederlandse theoloog De la Saussaye, die zei: „Ontneem de ketterij haar waarheid, en ge ontneemt haar haar kracht.” Den Hertog: „Hij bedoelde: kijk wat er Bijbels gezien waar is in een bepaalde gedachte en geef haar daarin gelijk. Daarmee verdwijnt de spanning vanzelf. We hoeven dus niet bang te zijn voor andersdenkenden en niet al hun ideeën radicaal af te wijzen.”
Dat betekent volgens de hoogleraar ethiek echter niet dat christenen maar slaafs de trend moeten volgen. „Met elk probleem dat zich voordoet in de samenleving, moeten we naar de Schrift. Ons wetenschappelijk denken staat in het teken van begrijpen en beheersen, zoals bijvoorbeeld tot uiting komt in het gebruik van de technische term ecosystemen. Volgens de Bijbel is de natuur juist een wonderlijk vlechtwerk van Gods scheppingsmacht. „Mij spreekt de blomme een tale”, zei de dichter Guido Gezelle. Dat zijn andere klanken.”
Geen bezwaar
Als het gaat om het geven van rechten aan de natuur ziet Den Hertog geen problemen opdoemen vanuit christelijk perspectief. „Ik kan geen bezwaar verzinnen. Rechten moet je zien als onderdeel van een set afspraken die we in de samenleving met elkaar maken over een bepaald onderwerp. Als christen kun je dan kijken naar het doel dat beoogd wordt: dat is het behoud van kwetsbare natuur. Daar is niets op tegen. Het past bij Bijbelse gegevens. Neem Psalm 24. De aarde en haar volheid is van de Heere, staat daar. Als alles op aarde van God is, waar halen wij dan het recht vandaan om kwetsbare schepping te vernielen? Je gaat er met liefde en respect mee om. Rechten verlenen kan een goede manier zijn om uitbuiting van de schepping te voorkomen.”
Den Hertog noemt als vergelijking een huur- of vakantiehuis. „Daar ben je ook te gast en doe je voorzichtig met de spullen in het huis. We zullen rekenschap moeten afleggen over hoe we zijn omgegaan met Gods schepping.”
Ecocide
In zijn boek „En God schiep” (2015) spreekt de Tilburgse ethicus Graafland zich positief uit over dierenrechten. Hij ziet het toekennen van rechten als het onderkennen dat de mens plichten heeft om bepaalde morele grenzen in acht te nemen. „Dat lijkt me heel belangrijk, omdat die plichten nu verzaakt worden.”
Hij ziet zelfs een Bijbelse onderbouwing voor het toekennen van rechten. „Zo geldt het sabbatsgebod ook voor dieren. De regel was dat ook dieren moesten rusten. Dat kun je interpreteren als een dierenrecht. Tijdens het sabbatsjaar moest het land rusten, zodat de bodem niet uitgeput raakte.”
Wat in Genesis opvalt, volgens Graafland, is dat God zo expliciet zegt wat de mens tot voedsel dient. „De mens werd in het paradijs op een plantaardig dieet gezet. Het eten van dieren is dus nooit bedoeld. Pas na de zondvloed zegt God dat de mens vlees als voedsel mag. En dat staat in een negatieve context: dieren zullen bang zijn voor de mens, aldus Genesis 9:2.”
Sinds een paar jaar klinkt de roep om „ecocide” –net als genocide en oorlogsmisdaden– strafbaar te laten stellen via het Internationaal Strafhof in Den Haag. Ecocide staat voor bewuste, grootschalige vernietiging van de natuur. Den Hertog is niet op voorhand tegen het strafbaar stellen van ecocide. „Wij belijden toch ook dat we niet maar raak kunnen leven? Ten koste van anderen, van dieren, van de natuur? Wetten die plundering van de aarde strafbaar stellen, lijken me in overeenstemming met het geloof dat wijzelf, ons lichaam, en de mensen en dieren om ons heen niet van ons zijn, maar van de Heere.”
Elk dier en elke plant die door toedoen van de mens verdwijnen, bezoedelen het zicht op Gods schepping, ziet Den Hertog. „Hoe kunnen we dan nog letten op de vogels en lelies, zoals Jezus leerde? De dichter van Psalm 84 keek naar de mus, de duif en de zwaluw die hun nesten bouwden in de tempel. Je kunt er alleen oog voor hebben als die dieren er nog zijn.”
Den Hertog wijst er verder op dat Jezus bij de verzoeking in de woestijn bij de wilde dieren was en dat God Nineve niet alleen spaarde vanwege de mensen, maar ook vanwege het vele vee dat er leefde. „Wij kunnen niet met de natuur, met dieren omgaan alsof het waardeloze dingen zijn zonder rechten.”
Grens
De grens voor Den Hertog zou zijn als de rechten zo’n status krijgen dat de natuur onaantastbaar wordt. „Dan zet je zaken op een voetstuk, dan ben je zomaar bezig de natuur een goddelijke status toe te kennen.”
Ook Graafland wil ervoor waken dat natuurrechten absoluut worden. „Mens en dier moet je niet op één lijn stellen en een gelijke behandeling geven. Daarin verschil ik van dierethici die de mens slechts als dier zien. Als mens en dier niet of nog maar gradueel verschillen, wordt het nog moeilijker om de mens ter verantwoording te roepen als deze de natuur vernielt of andere dieren schaadt. Want dan is hij toch ook maar een dier?”
Als je een dier recht op leven geeft, mag je het dan nog doden? Graafland: „De manier waarop je met dieren omgaat, moet gerelateerd zijn aan de aard van het dier. Want God schiep in Genesis 1 de dieren naar hun aard. Neem bijvoorbeeld een muis, dat is een slim beest. Je mag het niet zomaar doden of onnodig laten lijden. Het heeft zeker een bepaalde mate van recht op leven, maar weer niet absoluut. Want als er sprake is van een plaag, gaan er andere belangen spelen en mag je het dier wat mij betreft bestrijden.”
Volgens de Tilburgse hoogleraar moet er na het toekennen van rechten altijd ruimte zijn voor een belangenafweging. „Als in Nederland de Waddenzee rechten krijgt, krijg je misschien rechtszaken om te voorkomen dat er naar olie en gas geboord gaat worden. Het toekennen van rechten mag niet betekenen dat er nooit meer iets mag dat nadelig uitpakt voor de desbetreffende natuur. Ook rechten voor een bos, rivier of natuurgebied kunnen nooit een absolute status krijgen. Het kan zijn dat een inbreuk op de rechten nodig is als er andere zwaarwegende belangen spelen.”
Intrinsieke waarde
In de ethiek wordt vaak gesproken van de intrinsieke waarde van de natuur. Het is de waarde van bijvoorbeeld een dier zelf die los staat van zijn nut voor de mens. De Apeldoornse ethicus Den Hertog heeft weinig met die term. „Dan ga je echt op het spoor van seculier denken. In die ethiek bepaalt de mens wat waarde heeft en wat niet. Een auto, een huis, tot aan de natuur zelf, alles krijgt een economische waarde toegekend. Het klinkt heel vertrouwd, ook voor veel christenen. Maar de natuur heeft geen waarde in zichzelf, maar verdient respect en zorgvuldige omgang omdat God er de Schepper van is. Ik spreek daarom liever over rechten van de natuur dan over de intrinsieke waarde van de natuur.”
Anders dan Den Hertog heeft Graafland geen moeite met die term. „Al koppel ik die dan wel bewust aan de schepping door God. De Heere schiep er letterlijk een behagen in dat de aarde bevolkt zou worden, vol zou worden met dieren en mensen. Hij wilde dat het zelfs vol zou zijn van verschillende dieren, biodiversiteit dus. God zag ook dat Zijn schepping goed was. Daarmee kent Hij de natuur intrinsieke waarde toe. Die waarde is niet ecocentrisch bedoeld, maar heeft in feite iets theocentrisch. Het gaat uiteindelijk om Gods recht, namelijk dat Zijn schepselen met respect behandeld worden. God heeft uiteindelijk als enige alle rechten, als Schepper en Onderhouder van het leven.”
De seculiere dierethiek valt vaak terug op het utilisme, legt Graafland uit. Deze filosofische stroming gaat uit van het maximaliseren van geluk en het voorkomen van pijn. Zo veel mogelijk geluk en zo min mogelijk pijn is dan het uitgangspunt bij de rechten voor dieren. Volgens Graafland biedt de Bijbelse insteek een overtuigender grond. „God schiep de mens naar Zijn beeld. Op de mens rust daarom de taak om ordenend bezig te zijn in en zorg te dragen voor de schepping. Die capaciteit gaat gepaard met een zware verantwoordelijkheid.”
Verschillen tussen dieren worden ook onderkend door seculiere ethici, zegt Graafland. Zo leest filosofe Martha Nussbaum het welzijn van dieren af aan de capaciteiten die ze hebben om hun aard te kunnen naleven. „Dat komt dicht bij Bijbelse noties van dieren en hun aard.” Zelfs levenloze natuur moet volgens Nussbaum beschermd worden. De grond daarvoor is volgens haar verwondering. Graafland: „Ook dat is herkenbaar voor een christen. Die verheugt en verwondert zich in Gods schepping.”