Het was een ronduit stuitende vertoning afgelopen zondag. Pro-Palestijnse betogers grepen de opening van het Holocaustmuseum in Amsterdam aan om op een uiterst beledigende wijze te demonstreren tegen de aanwezigheid van de Israëlische president Isaac Herzog.
Hij wordt beschouwd als de belichaming van de Joodse staat, die in de ogen van de betogers momenteel genocide op de Palestijnse bevolking in de Gazastrook pleegt.
Vrijheid van meningsuiting en het recht om te demonstreren zijn een groot goed in een democratische rechtsstaat. Op veel plaatsen in de wereld blijkt maar al te duidelijk waartoe beperking van deze grondrechten kan leiden. Het gevaar van een totalitair bewind, waarin willekeur en onderdrukking de norm zijn, ligt dan snel op de loer.
Maar er zijn grenzen aan de vrijheid. En die werden zondag mijlenver overschreden, samen met alle mogelijke fatsoensnormen. Als iemand zijn ongenoegen over het optreden van het Israëlische leger in Gaza kenbaar wil maken –of dat nu terecht is of niet–, zijn daar voldoende andere mogelijkheden voor. Als er onvrede is over het feit dat de Nederlandse regering de president van Israël uitnodigt, kan die op veel manieren worden geuit. Desnoods met een betoging bij het hotel van de president – of waar dan ook.
Maar het is absoluut onacceptabel om de opening van een museum over een van de zwartste bladzijden in de geschiedenis aan te grijpen om gevoelens van haat tentoon te spreiden en de openbare orde op zo’n walgelijke wijze te verstoren. Elke vergelijking van de Holocaust met wat er in de Gazastrook gebeurt, gaat bij voorbaat mank. Bovendien bleek zondag opnieuw dat de aanleiding voor de oorlog tegen de Palestijnse terreurbeweging Hamas –de afschuwelijke aanslagen van 7 oktober– geen enkele rol speelt in de verwrongen gedachten van dit soort betogers.
Het feit alleen al dat overlevenden van de Sjoah en nabestaanden in Amsterdam op een zeer grove manier werden uitgescholden, laat zien dat het bezoek van president Herzog slechts werd gebruikt om diepe gevoelens van antisemitisme te uiten. Alsof deze mensen persoonlijk verantwoordelijk zijn voor wat zich momenteel in de Gazastrook afspeelt.
Premier Mark Rutte riep zondag iedereen op een bezoek aan het Holocaustmuseum in Amsterdam te brengen. Hij weigerde echter in te gaan op de protesten rond de opening. Dat is ronduit zwak. Dat geldt ook voor het optreden van de politie, die veel eerder had moeten ingrijpen toen de betoging van zondag in een regelrechte haatcampagne ontaardde. Zelfs voetbalwedstrijden worden tegenwoordig stilgelegd als er beledigende spreekkoren door het stadion klinken. Maar Joden mag je kennelijk ongestraft en publiekelijk te na komen.
Als dat de manier is waarop grondwettelijke vrijheden worden gehandhaafd, is dat een regelrechte aanfluiting voor de rechtsstaat.