Belichaming draagt bij aan geloof
Zondag had ik zicht op de tolk gebarentaal. We zongen Psalm 19, over gereinigd worden van verborgen zonden. Om het verbergen duidelijk te maken, kromde de tolk haar handen voor de ogen. Het zette me aan het denken: je zonden verbergen, je verstoppen voor de Allerhoogste, wat is dat bizar.
Alsof een kind de handen voor de ogen slaat en denkt dat niemand hem ziet omdat hij zichzelf niet ziet. Juist door de gebaren, door de belichaming van de taal, kwam het dichtbij.
Zo werden meer woorden tot leven gebracht. Gebaren voor vrijspraak, eren, liefde. En het gebaar voor Jezus: iedere keer wanneer Zijn naam genoemd wordt, wordt met de middelvinger de palm van de andere hand aangeraakt – om en om. Jezus: Hij is niet zomaar Iemand, maar de doorboorde Middelaar.
Wij protestanten zijn nogal van de woorden. En wij westerlingen hebben als enorme valkuil dat we in ons hoofd zitten, denken, analyseren, rationaliseren. Sinds de filosoof en wiskundige Descartes (1596-1650) zijn dualisme en een scherp onderscheid tussen geest en lichaam de standaard. Het gevaar bestaat dan ook dat we het contact met ons gevoel en ons lichaam kwijtraken.
De gerichtheid op het lichaam in onze cultuur –of je die nu ziet op de sportschool, in het contact maken met je lijf tijdens massage of hoe dan ook– lijkt mij deels een reactie op of compensatie voor de dominantie van het denken. Hierin doorslaan leidt natuurlijk tot nieuwe problemen, maar toch: het lichaam doet ertoe en is essentieel voor ons welbevinden. Onze emoties zijn belichaamde emoties.
Ons lichaam is ook belangrijk in geloven. Knielen bijvoorbeeld, op de knieën gaan, je letterlijk klein maken voor God – dat doet iets aan je. Er gebeurt meer dan wanneer je je alleen met woorden verootmoedigt. Het lichaam draagt bij aan en is drager van wat in de godsdienstpsychologie ”gegronde cognitie” genoemd wordt: je hebt ergens weet van, niet abstract maar concreet, in de context van een heel complex aan gedragingen, houdingen, emoties van het moment, je waarnemingen van de fysieke en sociale omgeving. Ervaringen worden op meerdere manieren opgeslagen, als een ”multimodaal” netwerk. Wanneer een van de modaliteiten, zoals een bepaald lichamelijk of zintuiglijk aspect, weer geactiveerd wordt, komen andere aspecten mee. Een bepaalde lichaamspositie of zintuiglijke ervaring kan zo allerlei herinneringen, ervaringen en overtuigingen oproepen.
In sommige situaties zijn belichaming en gegronde cognitie extra belangrijk. Ik denk aan de vrouw met psychische klachten die zich vaak zo leeg voelt in relatie tot God. Ze vindt het moeilijk dat ze niets van Hem merkt. Ze is bang dat Hij haar afwijst en nooit iets met haar te maken wil hebben. Haar ouderling nam haar mee naar de kraan en draaide die wijd open. „Steek je handen er maar onder en voel het water. Dit water is ook gesprenkeld bij jouw doop, toen God Zijn naam aan de jouwe verbonden heeft. En elke keer als je weer bang bent dat Hij jou niet wil, ga dat water dan opnieuw voelen.”
Ik denk ook aan de vrouw die bij het spoor stond om een eind aan haar leven te maken, maar het uiteindelijk toch niet deed. Na een gesprek met haar psychiater heeft ze op die plek een steen neergelegd, met daarop een tekst uit 1 Samuël 7:12: „Tot hiertoe heeft de Heere ons geholpen.”
De Heere Jezus, Die als geen ander in het lichaam(!) geleden heeft, wist ook hoezeer wij belichaming nodig hebben. „Kom maar”, zei Hij tegen Thomas, „kijk maar en voel maar” (Johannes 21:27). Zou die wetenschap ook meegespeeld hebben toen Hij de sacramenten instelde? Gedenken en geloven hoe Zijn lichaam verbroken en zijn bloed vergoten werd, dat hoeft niet alleen rationeel. Onze harten omhoog heffen, waar Christus is, is niet abstract. Daar mogen alle zintuigen in meedoen, dat mag je als gelovige zien en proeven, in de wetenschap dat we ons vlees als zeker pand in de hemel hebben (Heidelbergse Catechismus, antwoord 49). „Smaak en zie dat de Heere goed is” (Psalm 34:9).
De auteur is rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg), onderdeel van Eleos en De Hoop ggz, en bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de VU Amsterdam.