Adema wil vis buiten de eiwittransitie houden
Nederlanders moeten vooral vis uit de Noordzee blijven eten, vindt minister Piet Adema. Vers gevangen vis is volgens hem een gezonde en duurzame eiwitbron, die niet de dupe mag worden van het bevorderen van plantaardige voeding.
De bewindsman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zegt dat in een gesprek met het Reformatorisch Dagblad over zijn visie ”Voedsel uit zee”, die vrijdag door de ministerraad werd goedgekeurd. Met dit plan wil Adema de sterk gekrompen Noordzeevisserij toekomstperspectief geven tot 2050. De uitwerking ervan laat hij over aan het volgende kabinet.
Adema wil dat vis een aparte positie krijgt naast andere dierlijke eitwitbronnen, zoals vlees, eieren en zuivel. Bij de door de overheid gestimuleerde verschuiving in het voedselpatroon van dierlijk naar plantaardig eiwit zou vis buiten beschouwing moeten worden gelaten.
Volgens de bewindsman sluit dat aan bij adviezen van het Voedingscentrum in de schijf van vijf. Het centrum adviseert consumenten onder meer om niet te veel vlees te eten en te variëren met vis, peulvruchten, noten, eieren en vegetarische producten.
In 2022 maakte Adema’s voorganger Henk Staghouwer het kabinetsdoel voor de eiwittransitie bekend. Waar op dat moment nog 60 procent van de geconsumeerde eiwitten afkomstig was uit dierlijke bronnen, en 40 procent uit plantaardige, moet dat in 2030 elk 50 procent zijn. Dat streven volgt uit Europese afspraken om de import van soja –dat vooral in veevoer wordt verwerkt– te verminderen.
Een advies hoeveel vis consumenten zouden moeten eten, wil Adema niet geven. „Ik vind wel dat het goed zou zijn om meer vis te eten. Eén visdag in de week zou enorm helpen.”
Ruimte op zee
In de inmiddels aan de Tweede Kamer gestuurde visie legt Adema de nadruk op het blijvende belang van voedselwinning uit zee. Vissers hebben daarvoor voldoende ruimte op zee nodig, maar moeten ook de impact van hun schepen en vistuig op de natuur verder verminderen. Naast visserij ziet Adema kansen voor bijvoorbeeld de kweek van zeewier en van schaal- en schelpdieren.
De bewindsman schrijft ook dat het belang van de visserij „steviger en beter gemotiveerd” mee moet wegen bij de ruimteverdeling op zee. Enkele jaren geleden weigerde de sector nog zijn handtekening te zetten onder het Noordzeeakkoord, omdat natuurorganisaties en exploitanten van windparken te veel invloed zouden hebben.
„Als nieuwe windparken gepland worden, moeten we nadenken om ze zo te projecteren dat er in de toekomst ook visserij binnen die parken kan plaatsvinden. En dan denk ik ook aan actieve visserij”, licht hij desgevraagd toe. Actieve visserij met sleepnetten is in windparken tot nu toe verboden.
Adema spreekt van een „gezamenlijke verantwoordelijkheid” en kondigt aan onderzoek te starten naar aanpassing van windparken om gecombineerd gebruik mogelijk te maken, niet alleen met visserij maar ook met natuurontwikkeling. „We gaan kijken of natuurcompensatie zo te regelen is dat er meer ruimte voor de visserij overblijft.”
Vangstrechten
De Nederlandse visserij staat de laatste jaren onder druk door de brexit, hoge brandstofprijzen en de komst van steeds meer windparken en natuur op zee. Vorig jaar meldden 51 grote kotters zich aan voor sanering. De vrijgekomen vangstrechten vloeien via de producentenorganisaties (groepen visserijbedrijven, TR) terug naar de sector. „We hebben afgesproken dat die verdeeld worden onder jonge en actieve vissers en niet naar bankzitters gaan die hun quotum verhuren”, aldus Adema.
De bewindsman wil de ontwikkeling van nieuwe vistuigen stimuleren. Het verlies van de pulskor (elektrisch vissen), die door Europa in de ban werd gedaan, betreurt hij. „Het is ontzettend jammer dat zo’n efficiënt en duurzaam vistuig op de wal blijft liggen.”
De nieuwe ondernemer op zee richt zich volgens de minister niet op één of enkele vissoorten, maar is flexibel en past zich aan veranderende omstandigheden aan. „Vroeger was je een goede visserman als je op vrijdag met de hoogste besomming aan de visafslag kwam. Die tijd is voorbij.”
Regelgeving
Adema wil zich ook sterk maken voor beter uitvoerbare wet- en regelgeving vanuit Europa. Een voorbeeld van te ver doorgeslagen beleid vindt hij de door vissers als „onwerkbaar” gewraakte aanlandplicht. „Daar hebben we ons altijd tegen verzet, maar ik wil geen valse hoop geven door de indruk te wekken dat die ingetrokken wordt. Wel heb ik tijdens de laatste landbouw- en visserijraad in Brussel, toen de Europese ministers spraken over vermindering van de regeldruk voor boeren, gezegd dat de vissers daarin meegenomen moeten worden. Hetzelfde geldt voor de voedselstrategie waar de Europese Commissie aan werkt. Ik heb het Belgische voorzitterschap gevraagd om dit op de agenda te zetten.”
Adema’s ministerie werkt nog aan een aparte visie op de toekomst van de garnalenvisserij. Adema rekent erop dat die nog dit jaar verschijnt.