Capadose en Da Costa lazen profetieën over Israël ook letterlijk
Tijdens een bijzondere dienst in de Pieterskerk in Leiden werden drie volwassen Joden gedoopt. Op 20 oktober 1822 bediende ds. L. Egeling de doop aan Abraham Capadose, Isaac da Costa en Hannah da Costa-Belmonte. Welke toekomst verwachting hadden zij voor Israël en de volken?
Abraham Capadose (1795-1872) was betrokken bij de ”Bidstonden der Vrienden Israëls”. Na aandringen uit die kring publiceerde hij de brochure ”De toekomst Israëls” (1849). Daarin geeft hij aan dat het toekomstige herstel van Israël niet alleen zijn bekering inhoudt, maar ook de verwerkelijking van de door God toegezegde verbondsgoederen. De beloften die aan Israël zijn gedaan, zijn drieledig: 1. het beloofde land; 2. de wederoprichting van het Koninkrijk van Israël; 3. de herstelde troon van David of hun Koning Messias.
De auteur benadrukt dat al de beloften die in het Oude Testament aan Israël gegeven en nimmer vervuld werden, zeker nog in vervulling zullen gaan. Dit geldt ook als ze niet herhaald zijn in het Nieuwe Testament, want zolang ze niet worden ingetrokken, houden ze stand.
„Zeer droevige donkerheid”
Capadose betreurt het dat er weinig belangstelling is voor de onvervulde profetieën in het Oude Testament. Hij erkent dat er veel aan de mannen van de gezegende Hervorming gegeven is. Zij hebben de zaligmakende genade Gods in het helderste daglicht gesteld. Maar ten aanzien van de nog onvervulde profetieën, de toekomst des Heeren, de roeping en bestemming van het volk van Israël en de leer der laatste dingen „heerst in hun geschriften een zeer droevige donkerheid en eenzijdige schriftverklaring”.
In Amos 9:15 staat: „Ik zal ze in hun land planten en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit hun land dat Ik hunlieden (niet geven zal, maar) gegeven heb, zegt de Heere uw God.” De allegoriserende kanttekening zegt hiervan: „In Mijn kerk, strijdende en triomferende, het hemelse Kanaän.”
Het is waar dat al de beloften aan Israël ook een geestelijke toepassing hebben, maar als men de letterlijke uitsluit, vervalt men tot een idealisme. De auteur geeft als voorbeeld een brief die aan hem persoonlijk gericht is. Die brief is mogelijk ook van belang voor anderen, maar toch in de eerste plaats voor hem.
Capadose verwijst ook naar passages uit het Nieuwe Testament, zoals Jezus’ belofte dat Jeruzalem Hem niet meer zal zien, totdat men zeggen zal: „Gezegend Hij Die komt in de naam des Heeren” (Mattheüs 23:37-39).
„Israël blijft de wortel”
Isaac da Costa (1798-1860) hield gedurende vele jaren op zondagavond Bijbellezingen. Die zijn opgetekend en later uitgegeven. In de leerzame verhandeling ”De profetieën” zegt hij het volgende: „Voorts moeten al de beloften, die God gegeven heeft ten opzichte van David en zijn koninkrijk, nog vervuld worden. En nu mogen de volken Davids troon en kroon vergeten, als in het stof versmeten, en er zich niet meer over bekommeren, doch wij, Joden, kunnen dit nooit. Wij kunnen niet ophouden de oprichting van de vervallen hut van David te verwachten.” De laatste woorden zijn een verwijzing naar Amos 9:11.
Naar aanleiding van Jesaja 40 merkt hij op: „De belofte van het Evangelie aan Israël is Israël niet ontnomen, om haar alleen aan de heidenen te geven; neen, de belofte aan Israël is de blijvende grond van de aanneming der heidenen. Israël blijft de wortel; de gemeenten uit de volken zijn niet anders dan takken, op die wortel geënt.” De auteur legt uit wat dat voor de andere volken betekent: „Als Israël bekeerd wordt, zal de hele wereld overstort worden met het licht van het Evangelie. Ja, in de belofte aan Israël zijn al de beloften aan de volken begrepen. Israël behoudt dus het erfrecht, en dat niet ten nadele maar ten voordele van de volken.”
De concrete toekomstverwachting is een belangrijke zaak. Daarom roept Da Costa uit: „Neem het koninkrijk en de regering van Christus op aarde weg, en u verscheurt dertig, veertig hoofdstukken van de Schrift.”
Stellingen
In 1855 heeft Da Costa stellingen over de uitleg van de profetieën gepubliceerd: ”Vijf en twintig stellingen over de nationale wederoprichting van Israël en de wederkomst van den Heer Jesus Christus in heerlijkheid, aangeboden aan de Vergadering van Evangelische Christenen te Parijs, in hunne zitting van 30 Aug. 1855”.
De eerste stelling begint met de woorden: „Het Oude Testament is vol van voorzeggingen van een eindelijke, nationale herstelling van Israël.” Mozes en al de profeten noemen steeds twee zaken: de tijdelijke verstrooiing en de langdurige ellende van dat volk vanwege zijn zonde én zijn bekering in het laatste der dagen tot de Heere en tot de Messias, de Zoon van David.
Stelling 13 geeft aan dat Jezus Christus aan de heidenen de meest ruime deur opent tot het koninkrijk van God, maar dat doet niet af aan de toekomst van Israël. Volgens de profeten zullen het land van Israël en de stad Jeruzalem eenmaal het middelpunt van Zijn heerlijkheid zijn. Christus heeft aan Zijn apostelen tijdens de grote dag van de wedergeboorte (de nieuwe hemel en de nieuwe aarde), wanneer Hij gezeten zal zijn op de troon van Zijn heerlijkheid, twaalf tronen toegezegd. Die zijn bestemd om te oordelen (te regeren) over de twaalf stammen van Israël (Mattheüs 19:28). Jeruzalem heeft profeten gedood en zal ook vanwege het verwerpen van de Messias verwoest worden, maar die situatie is niet blijvend. Die zal duren „totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn” (Lukas 21:24).
Boodschap aan Maria
In de volgende stelling geeft Da Costa aan dat de Heere Jezus Christus de verwachting van een wederoprichting van het koninkrijk van Israël nooit afgekeurd of weersproken heeft. Op de dag van Zijn heengaan naar de hemel antwoordde Hij op de vraag van de discipelen hierover bevestigend wat de gebeurtenis zelf betreft, hoewel de tijden en gelegenheden daarvan nog niet werden geopenbaard (Handelingen 1:6-7).
In stelling 17 staan de woorden van de engel aan Maria: „God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven. En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid.” Da Costa vraagt: Heeft Maria aan deze woorden van de engel een zogenaamde geestelijke zin kunnen hechten? Of is er sinds die tijd een andere engel uit de hemel gekomen, of een profeet of apostel opgestaan, om voor latere tijden de letterlijke betekenis van deze woorden terug te nemen?
J.C. Ryle
Het bovenstaande geeft een indruk van hoe twee Messiasbelijdende Joden (zoals wij hen tegenwoordig zouden noemen) zich verdiept hebben in de toekomstverwachting, met name ten aanzien van hun eigen volk. Zij erkennen Jezus als Messias, maar gaan niet mee met de vergeestelijkende manier van lezen van de profetieën. Dit is een punt dat van groot belang is in de huidige gesprekken tussen joden en christenen. Iets later dan bovengenoemde auteurs bracht J.C. Ryle dit als volgt naar voren: „Ik waarschuw u, tenzij u het profetische deel van het Oude Testament in de eenvoudige, letterlijke betekenis van de woorden uitlegt, dat u het niet eenvoudig zult vinden om een argument aan te dragen tegenover een onbekeerde Jood. (…) Durft u hem te vertellen dat de woorden ”Sion, Jeruzalem, Jakob, Juda, Efraïm, Israël” niet betekenen wat zij lijken te betekenen, maar ”de kerk van Christus” betekenen?”
De auteur doceert Oude Testament aan de ETF en is eindredacteur Studiebijbel Oude Testament. Dit artikel bevat een gedeelte van de lezing over de toekomstverwachting en Israël in de 18e en 19e eeuw die hij op 28 februari heeft gehouden in Vreeswijk-Nieuwegein.