Waar Michelangelo het marmer voor zijn ”David” haalde
Het lijkt sneeuw, die witte plekken in de ruige Apuaanse Alpen bij Carrara. Maar het is melkwit marmer, dat enkel hier te vinden is. Via een avontuurlijk ritje in een 4x4 landrover is de marmergroeve te bezoeken waar Michelangelo persoonlijk de marmerstukken voor zijn kunstwerken uitzocht.
Zelfverzekerd rijdt de gids z’n 4x4 de berg op, richting de marmergroeven van Carrara. De smalle, geasfalteerde weg gaat al snel over in een gravelpad. De motor brult. Bij een enkele haarspeldbocht moet de chauffeur twee keer steken. Dat doet hij behendig en relaxed. „Gelukkig heeft de auto airbags”, zegt hij in het Engels, terwijl hij grijnzend het middenstuk van z’n stuur eraf tilt. „Dit is een draagbare airbag.” Het is bouwvak. Maar normaal gesproken rijden hier ook nog eens vrachtwagens af en aan om de grote marmerblokken te transporteren. Zie daarvoor maar eens uit te wijken op zo’n smal pad.
Bovenaan is het uitzicht prachtig. De ruige bergen, het grijs en wit van het marmer, kronkelende weggetjes en in de verte de glinsterende zee. „Dit hier is wereldwijd de hoofdstad van het marmer”, zegt de gids. „Waar we nu staan, is het marmer iets grijzig, er zit koolstof in.” Hij wijst naar een berg verderop, die lijkt op een witte piramide. „Daar halen ze het marmer van de beste kwaliteit uit. Het is melkwit en verder nergens ter wereld verkrijgbaar. Michelangelo kwam hier persoonlijk naartoe om blokken uit te zoeken voor zijn kunstwerken”, zegt hij. Volgens Michelangelo zat een beeld al in het marmer verborgen. Hij moest het er alleen nog uit bevrijden.
In deze bergen zit overal marmer, zelfs tot 2 of 3 kilometer in de grond. „Overal waar de bergen nog grijs en groen zijn, is het nationaal park. Het is beschermd gebied. We hebben vergunningen nodig en mogen niet zomaar overal marmer weghalen”, zegt de gids. „Het is heel moeilijk om vergunningen te krijgen, maar het marmer levert heel veel op, dus we kunnen de vergunningen makkelijk betalen. Een blok van 12 kubieke meter kost net zo veel als een huis, zo’n 3 of 4 ton.”
Diamanten
Hij loopt een eindje verder, waarvandaan je de bouwplaats goed overziet. Zo te zien wordt het marmer trapsgewijs verwijderd. Je kunt goed zien dat er al een heel stuk van een berg is verdwenen. „Dat is in zeventien jaar gebeurd en in dit gebied kunnen we zonder problemen nog zo’n 200 tot 300 jaar vooruit”, legt de gids uit. „Het marmer wordt losgemaakt in blokken van 2 bij 2 bij 3 meter. Dat gebeurt met een zaagmachine met diamanten in de kabel.” Hij heeft een stukje in z’n broekzak en haalt het langs een marmerblok dat op de grond ligt. Er ontstaat al snel een gleufje. „Zo’n groot blok verwijderen, kost ongeveer zeven dagen werk. De prijs die het opbrengt, varieert, omdat de kwaliteit van het marmer verschillend is. Soms zitten er bijvoorbeeld scheuren in.”
De grond is wit en stoffig. De gids bukt en pakt wat stof op. „Ruim 30 procent van het marmer is niet geschikt. Dat wordt voor andere dingen gebruikt.” Hij wrijft over het poeder. „Dit is calciumcarbonaat en het wordt veel gebruikt in cosmetica, zoals in tandpasta, doucheschuim of bodyscrub. Als er bij de ingrediënten van een product E170 staat, weet je nu waar het vandaan komt”, lacht hij.
Hij kruipt weer achter het stuur en begint de aftocht in z’n achteruit, ondertussen grappen makend tegen de bestuurder van een andere 4x4. In de eerste haarspeldbocht draait hij de landrover om. Even later plukt hij al rijdend een paarse bloem van een eenzame vlinderstruik en steekt die tussen zijn lippen. Ongelooflijk dat over deze smalle weggetjes normaal gesproken ook zwaarbeladen vrachtwagens rijden. Een blok van 1 kubieke meter marmer weegt zo’n 8 ton en in een vrachtwagen mag maximaal 35 ton zitten. Het werk is zeker niet zonder risico, geeft de chauffeur aan. „Elk jaar overlijden twee tot drie mensen tijdens het werk in de marmergroeven en van de ongelukken die gebeuren, is 89 procent dodelijk.”
Slee
Dat het werk gevaarlijk is, blijkt ook bij een bezoekje aan het openluchtmuseum Fantiscritti, bij de standplaats van de 4x4’s. Zeker vroeger gebeurden er veel ongelukken. Er werd toen veel met explosieven gewerkt. Verder ging het werk moeizamer. Dat laat de handzaag uit 1900 zien. Die werd bediend door twee werknemers en ze zaagden slechts 7 of 8 centimeter per dag. De marmerblokken van zo’n 30 ton de berg af krijgen met een helling van 70 à 80 procent was ook een gevaarlijke klus. De blokken werden in een houten slee gelegd, die over houten palen gleed. Om het wat soepeler te laten verlopen, smeerden ze de palen in met zeep. Met touwen en stalen kabels werd de slee steeds vastgebonden aan palen langs het pad. Naast de vele gevaren bood het werk ook voordelen voor werknemers. Elke dag namen ze wat marmer mee naar huis. Net zo lang totdat ze een eigen huis van marmer konden bouwen.
Italianen houden van marmer. Dat is hier in Toscane duidelijk te zien. Zelfs de stoepranden zijn van marmer. Het meest bijzonder is de kathedraal van Florence, die van wit, roze en groen marmer gemaakt is. Schitterend! Je kunt er gerust een uur zitten kijken, want overal zijn prachtige details te zien. De entree is gratis.
Er staat een lange rij. Straatverkopers proberen met gladde praatjes sjaals te verkopen aan de toeristen die naar binnen willen, want je mag niet met blote schouders naar binnen. Gelukkig hoeven we niet lang te wachten. Ook vanbinnen is de kerk erg mooi, waaronder de koepel met een doorsnee van 45 meter. Hij is beschilderd met een tafereel van het laatste oordeel.
Het bekende beeld de ”David” van Michelangelo is ook in Florence te bewonderen. Het origineel staat in museum Galleria dell’Accademia en voor het Palazzo Vecchio staat de replica. Het marmerblok waaruit de originele ”David” gemaakt is, werd door andere beeldhouwers afgekeurd. Ze noemden het ”il rotto”, oftewel: ”het beschadigde”. Het blok vertoonde namelijk barsten. Maar Michelangelo wist er wel degelijk raad mee.
Pisa
Het is er warm en toeristisch. Toch is het de moeite waard om een kijkje te nemen bij een ander bekend marmeren gebouw: de toren van Pisa. De bouw was klaar in 1372. Er was zo’n 14.200 ton marmer nodig voor het bouwen van deze beroemde toren. Zullen al die blokken met zo’n houten slee van de berg afgehaald zijn? De toren is 55 meter hoog en heeft een doorsnee van 12 meter. Naast het bewonderen van het imposante bouwwerk, is het ook de moeite waard om de mensenmassa te observeren. Sommigen beginnen meteen als ze de toren zien als een malle foto’s te schieten en vergeten bijna om hem met eigen ogen te bekijken. Het meest geschoten plaatje hier is dat waarbij iemand de schuine toren probeert tegen te houden met een hand. Eerst stond de toren 5,5 graden uit het lood, maar na restauratiewerkzaamheden in 2001 nog 3,99 graden. Onvoorstelbaar hoe ze zoiets kunnen fiksen. Een echt kunstwerk!
Bij de toeristische trekpleisters van deze regio hoort ook de Cinque Terre. Dit zijn vijf dorpjes aan de kust, die op de Werelderfgoedlijst van Unesco staan. De plaatsjes zijn autovrij, maar je kunt ze per trein bereiken vanuit La Spezia of Levanto. Het schijnt er enorm toeristisch te zijn, dus vroeg vertrekken is een aanrader. Om kwart voor negen is de parkeergarage bij het station van La Spezia al vol. Na even zoeken is een parkeerplekje in een zijstraat gelukkig snel gevonden. Ook in de trein is het druk. Het vervoer met de trein verloopt verder soepel. Vanaf het station loop je bij de meeste plaatsjes zo het centrum in.
Gekleurde huizen en kerkjes op de rotswand aan het water, opgesierd met prachtige bloemen en citrusbomen. De dorpjes zijn prachtig en gezellig en ook hier kom je marmer tegen. Een wandelpad langs de kust verbindt de plaatsjes. Je mag er alleen komen met stevige wandelschoenen. Word je er betrapt op teenslippers of pumps? Dan krijg je een bekeuring.
De paden schijnen prachtig te zijn, maar in het hoogseizoen is het voor een wandeling wel erg warm. Het laatste dorpje laten we voor wat het is en we glippen de trein in voor wat verkoeling. Daarna nog een afsluitende duik in de heerlijke, heldere Middellandse Zee. Ook op het strand is het druk, maar bij een strategisch plekje aan de vloedlijn heb je daar geen last van. Al helemaal niet als je je tanden in een overheerlijke Italiaanse pizza zet.
De kerk
Minder druk is het op zondag in een kerk in Carrara. De tegenstelling is schrijnend. Er zijn slechts vijf gemeenteleden en een voorganger. Ze zijn erg blij met wat ‘versterking’. Margaretha van 78 is de organist en ze leidt de samenzang vanachter een trapharmonium. Enthousiast is ze zeker, maar de melodie is niet echt goed te horen. Toch klinken bepaalde klanken bekend. Gezamenlijk zingen we –in het Italiaans– ”De kerk van alle tijden”. „God houdt Zijn kerk in leven, hoe ook bespot, verdrukt, door dwalingen omgeven, verscheurd, uiteengerukt. Al roepen van de tinnen, de wachters nog: Hoe lang? Straks gaat de dag beginnen en ’t klagen wordt gezang.” Dat geeft hoop, ook voor de kerk in Italië.