Lezen als empathische work-out: „Het is een spier die je moet trainen”
Lezen verbetert sociale vaardigheden zoals empathie. Dat was al bekend. Maar nu blijkt uit onderzoek dat dit effect alleen werkt als je de ‘leesspier’ langdurig traint.
Een kind dat zich buigt over een verhaal over Jip en Janneke, of een volwassene die zich verdiept in Tolstoj-literatuur: het lezen van een verhaal verbetert de sociaal-cognitieve vaardigheden. Dat zijn vaardigheden die helpen om de gevoelens en gedachten van anderen te begrijpen.
Door te lezen over de ideeën van een hoofdpersonage, groeit deze capaciteit. Tijdens het lezen worden dezelfde hersengebieden geactiveerd als tijdens de sociale interactie tussen mensen van vlees en bloed. Het deel waar onder andere empathie wordt aangewakkerd.
Maar wie dacht dat je deze vaardigheden al verbetert na het lezen van één verhaal, heeft het mis. Alleen als je langdurig verhalen leest, heeft dit een positief effect. In eerste instantie raakt een lezer zelfs ‘sociaal-cognitief uitgeput’. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van Lynn Eekhof, die vorige week op het thema promoveerde aan de Radboud Universiteit.
Welke verhalen kunnen deze vaardigheden verbeteren? Is dit verbonden aan een genre?
„Daar zijn de meningen over verdeeld. Binnen de literatuurwetenschap wordt natuurlijk veel waarde gehecht aan literaire verhalen, maar in mijn onderzoek zie ik een verhaal als een stuk tekst waarin de menselijke ervaring centraal staat. Het is belangrijk dat het verhaal verteld wordt vanuit een mens, met gedachten en emoties. Om het verhaal te begrijpen, móét je je wel verplaatsen in het personage.
Iedere keer als je een verhaal leest, zet je je sociaal-cognitieve vaardigheden aan het werk. Daarom kun je lezen zien als een sociaal-cognitieve work-out, je kunt je bijvoorbeeld steeds beter inleven in een ander.”
Waarom is het belangrijk dat je voor een langere periode leest?
„Je moet het eigenlijk zo zien: stel dat je fysiek sterker wil worden, dan lukt dat ook niet na eenmalig tien keer opdrukken. Net als bij sporten, gaat het er ook bij lezen om dat je er een gewoonte van maakt het te trainen.
Ik vond dat, in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, mensen na het lezen van een verhaal vaak mínder sociaal nieuwsgierig worden. Dat komt doordat het best uitputtend is om je in een personage te verplaatsen, je bent als lezer even sociaal verzadigd.
Die sociaal-cognitieve spieren moeten getraind worden, pas daarna wordt lezen minder uitputtend én levert het sociaal-cognitief wat op. En wordt lezen voor veel mensen dus ook leuker.”
Wanneer is er een positief effect te zien, hoe lang duurt dat?
„Dat is bijna niet te onderzoeken, zeker bij volwassenen is dat lastig. Zij lezen de hele dag door allerlei teksten. Tellen brochures bij de huisarts met een verhaal over een patiënt dan ook mee? Dat maakt het ingewikkeld.
Bovendien hebben volwassenen al een flinke basis aan sociaal-cognitieve vaardigheden, dus moeten zij veel meer lezen voor er een effect ontstaat.
Ik heb zelf ook geen langdurig onderzoek gedaan naar dit effect bij volwassenen. Ik heb eerder onderzoek geanalyseerd, zowel langdurige studies bij kinderen als onderzoek dat werd afgenomen op één moment bij volwassenen. Bij kinderen blijkt dat de hoeveelheid verhalen die ze voorgeschoteld krijgen, een goede voorspeller is voor de mate van empathie één jaar later. Hetzelfde geldt voor volwassenen, alleen dan zonder deze tijdsindicatie.
Vervolgens ben ik ook het heersende idee dat het lezen van één verhaal de sociaal-cognitieve vaardigheden al verbetert, gaan testen. Samen met een Canadese professor, Raymond Mar, splitste ik 349 proefpersonen in twee groepen. De ene groep las een hoofdstuk uit een roman, de andere groep een informatieve tekst.
Daarna onderzochten we hoe nieuwsgierig beide groepen waren naar de binnenwereld van andere mensen. We toonden foto’s van verschillende mensen en vroegen of ze meer van hen wilden weten. De groep die de informatieve tekst las, was nieuwsgieriger dan de andere groep. Zo ontwikkelden we de theorie van de ‘leesspier’ die je moet trainen.”
Je zei dat lezen leuker wordt wanneer de leesspier getraind is, omdat het dan minder vermoeiend is. Kunnen scholen iets met die bevinding?
„Ik denk het wel. Op bassischolen merkte ik dat lezen best een besmet thema is. Het ging al snel over AVI-niveaus (verschillende niveaus van lezen, red.) en wie dyslexie had en wie niet. Ik denk dat scholen de leesbeleving centraler moeten stellen. En lezen minder moeten presenteren als technische vaardigheid. Om de positieve effecten te creëren die ik beschreef, is het belangrijk dat lezen een duurzame gewoonte wordt.
Als je kinderen vraagt hoe ze een verhaal lezen en discussies voert over hun ervaring, voelen in mijn ervaring zelfs de kinderen met dyslexie zich betrokken bij het thema. Eén kind voelde zich tijdens het lezen als een ‘cameraman’ die inzoomt op een verhaal, een ander vóélt zich de hoofdpersoon. Dat kan de verwondering prikkelen en dan gaan ze het soms weer leuk vinden. En dat helpt om van lezen een gewoonte te maken.”