Tjarda Struik is beroemd als bijna blinde burgemeester
„Hoi, ik ben Tjarda en ik ben de bijna blinde burgemeester van Leiderdorp.” Zo begroet Tjarda Struik (37) de kijkers van haar TikTokfilmpjes. De zin „het kan niet” staat niet in het woordenboek van de ”blindfluencer”. Zelf wil ze daar het levende bewijs van zijn.
Hoe begroet je een blinde eigenlijk? Is het ongepast om je hand uit te steken als de ander die niet ziet? Of juist onbeleefd om dat niet te doen? Als Tjarda Struik de deur van haar woning in Den Dolder opent, neemt ze het ongemak meteen weg. „Ik zal je even een hand geven”, zegt ze.
Binnen schenkt ze koffie in die al klaarstaat in een thermoskan. Blindelings weet ze kopjes en koffiemelk te vinden. „Als je weinig of niets ziet, moet je veel op geheugen doen”, legt Struik uit. Dat wordt ingewikkeld als ze volgende maand in Leiderdorp gaat wonen, de gemeente waar ze half november burgemeester werd. In de nieuwe woning moet ze óveral opnieuw de weg vinden. Wat helpt is dat het huis wordt verbouwd naar het plaatje dat zij in haar hoofd heeft.
Struiks gezin helpt ook mee. Iedereen weet dat de stoelen aangeschoven moeten zijn en dat alles op de juiste plek moet liggen. „Ik heb weinig prullaria, omdat ik anders overal vlekjes zie liggen”, legt ze uit. Sommige spullen ziet Struik niet eens staan: op haar eerste werkdag in Leiderdorp gooide ze gelijk twee glazen om. Er werden glazen met een kleurtje aangeschaft. En over de glazen deuren van het gemeentehuis werd folie geplakt, zodat de burgemeester er niet meer tegen aanloopt.
Struik heeft slechts 5 procent zicht. Met het midden van haar oog ziet ze niets, alleen aan de zijkant ontwaart ze wat vage contrasten. „Midden in mijn oog zit eigenlijk een zwarte vlek. Maar die zie ik niet, want mijn hersenen maken daar een plaatje van”, vertelt ze. Wat ze precies ziet, valt moeilijk te zeggen, want ze weet meer dan ze ziet. „Ik weet bijvoorbeeld dat jij een bril hebt. Die zie ik nu volgens mij niet, maar net zag ik iets donkers in je gezicht. En dat betekent: een bril of een baard. Zo gaat dat dus in mijn hoofd.”
Hoe werd de oogziekte bij u ontdekt?
„Toen ik in groep 3 zat, maakte ik telkens een soort verrekijkertje voor mijn ogen om op het bord te kijken. Ik zag toen nog veel meer dan nu. Een bril hielp niets, dus ik ging van dokter naar dokter. Boeken van A4-formaat werden vergroot naar A3. Ik mocht voor in de klas zitten en de leerkracht schreef voortaan met een geel in plaats van een wit krijtje. Dat kon ik beter zien.
Pas tien jaar geleden kreeg ik de diagnose: maculadegeneratie, een aandoening die vooral bij ouderen voorkomt. Omdat zij vaak niet zo lang meer te leven hebben, wordt hun zicht niet zo slecht als bij mij. De verwachting is overigens dat het bij mij niet nog verder verslechtert.”
Hoe ervaarde u het om als jong meisje steeds slechter te kunnen zien?
„Het ging zo langzaam dat ik het niet echt doorhad. Wel was ik fysiek en mentaal hard aan het werk om mee te komen. Ik wilde een normale leerling zijn, maar voelde me anders. Op school kwamen mensen van Bartiméus, een instelling voor mensen met een visuele beperking. Zij leerden de juffen en meesters hoe ze mij bijvoorbeeld gym moesten geven. Vooral op de middelbare school vond ik dat anders-zijn vervelend. Gelukkig ben ik nooit gepest, waarschijnlijk omdat ik flink bijdehand was. Altijd had ik een weerwoord.”
U wilde eigenlijk dierenarts worden, maar dat kon niet. Wat deed dat met u?
„Dat vond ik heel moeilijk. Toen dat doordrong, zei ik dat ik „iets met dieren” wilde doen. Thuis hadden we koeien en schapen en ik reed ook paard. Dieren oordelen niet. Bij hen hoefde ik me niet groot te houden. Het verdriet over mijn beperking kon ik bij hen kwijt.”
Waren er meer dromen die in duigen vielen?
„Het ergste vond ik, al jong, dat ik nooit zou kunnen autorijden. In mij zit een sterke behoefte aan onafhankelijkheid: mijn eigen boterham verdienen, zelf bepalen waar ik heen ga, niet meelopen met de kudde.”
Geen dierenartsdiploma en geen rijbewijs dus. Hoe zag u de toekomst toen voor u?
„Op mijn vijftiende ontmoette ik op vakantie een meisje dat psychologie studeerde. Toen zij erover vertelde, wist ik: dát is het. Als psycholoog moet je mensen lezen door te luisteren. Nou, dat kon ik.”
Toch hebt u nooit als psycholoog gewerkt.
„Op de arbeidsmarkt is het niet makkelijk voor mensen met een visuele beperking. Ik had geen zin om tien keer afgewezen te worden – dat doet ook iets met je eigenwaarde. Daarom reageerde ik op een vacature voor communicatiemedewerker bij het revalidatiecentrum waar ik negen maanden intern had gezeten om te leren omgaan met mijn beperking. Daar kreeg ik mijn eerste baan.”
Wat maakte dat u die stap naar het revalidatiecentrum zette?
„Toen ik als student op mezelf woonde in Groningen, kon ik me prima redden. In mijn eigen huisje wist ik waar alles lag. Zo leefde ik in de veronderstelling dat het best goed ging. Het werd een probleem toen ik naar Amsterdam verhuisde. Fietsen lukte niet meer: veel te druk. Daarbij kwam dat ik ging samenwonen en mijn vriend legde de spullen op een andere plek neer. Ik kon niks meer vinden en raakte van mijn à propos. Ook door het schrijven van mijn scriptie zag ik dat het zo niet langer kon. Iets opzoeken of scannend door artikelen gaan, was niet te doen, omdat ik teksten luister in plaats van lees. Dat kost vreselijk veel tijd en je hebt geen overzicht. Een ramp.”
Voelde de stap naar het revalidatiecentrum voor u als falen of als overwinnen?
„Zeker niet dat laatste. Het ging gewoon niet meer, met al mijn trucs en pogingen om dingen te onthouden. Ik zat in de ontkenningsmodus, ook om te overleven. Erkennen hoe serieus het was, daar had ik helemaal geen zin in – hoeveel impact die beperking ook had op m’n leven. Tijdens de eerste week van de revalidatie moest ik onder woorden brengen wat ik nog zag: bijna niks. Toen ik dat leerde inzien, ben ik heel verdrietig geweest. En nog steeds, bij vlagen. Ik vind het oneerlijk dat ik die oogziekte heb en heb me altijd minder gevoeld dan anderen. Dat zegt het woord beperking al, hè. Mijn beperking is ook direct zichtbaar, waardoor ik gewend ben dat mensen mij mijn leven lang onderschatten.”
Die werd nog zichtbaarder toen u het revalidatiecentrum verliet met een blindenstok.
„Oh, verschrikkelijk. Echt verschrikkelijk. Ik kreeg meteen een stempel. Voor de mensen ben je in de eerste plaats „de blinde”. Het idee is natuurlijk ook dat mensen dat gelijk zien, zodat ze voor je aan de kant gaan. Maar ik wil liever dat iemand naar me kijkt omdat ik er intelligent uitzie of een leuk pakje aan heb. Niet omdat ik blind ben.
Toch liet ik die stok niet meer los. Hij hielp me om tegen mezelf te zeggen: die beperking mag er zijn. Ik kon zo ook makkelijker hulp vragen. Achteraf was ik er dus toch blij mee.”
U leerde uw beperking accepteren?
„Ik weet niet of ik mijn beperking ooit geaccepteerd heb… Nee, ik heb me erbij neergelegd. Ik ben iemand die graag kijkt naar wat wel kan en die dat tot kunst heeft verheven. Ik houd niet van de zin „Dat kan niet”. Daar heb ik helemaal niks mee. Kijk, sommige dingen kunnen echt niet. Piloot worden, bijvoorbeeld. Maar als ik dat had gewild, had ik ook HRM-medewerker van piloten kunnen worden – ik noem maar wat.”
Had u vroeger zelf voorbeelden van mensen met een beperking?
„Nee. Ik hoorde eigenlijk alleen maar wat ik niet zou kunnen. En de mensen die ik kende, waren gewoon tevreden met wat ze hadden. Ik niet. Dat ik nu burgemeester ben, heeft extreem veel doorzettingsvermogen gevraagd. Veel mensen met een beperking zijn van nature doorzetters, maar om ergens te komen, heb je méér nodig.”
Waar haalt u die wilskracht dan vandaan?
„Ik denk dat ik die van mijn vader heb geërfd. Hij was een ondernemer pur sang: altijd bezig om kansen te zoeken. Mijn ouders stelden zich naar mij toe ook helemaal niet beschermend op. Dat adviseer ik ouders van kinderen met een beperking ook altijd: Leer je kind omgaan met tegenslagen, want die zijn er nu eenmaal als het de deur uitstapt. Dan loopt het een verkeerde weg in of pakt het de verkeerde trein.”
Uit wat voor gezin bent u afkomstig?
„Een echt ondernemersgezin met een positieve blik naar buiten en liefde voor de natuur. In mijn jeugd gingen we weleens naar de kerk. We baden ook voor het eten en ik zat op christelijke scholen. De Bijbelverhalen vond ik fantastisch.”
Mist u de kerkgang niet?
„Nee, we gingen al niet wekelijks. Het lijntje is ook niet helemaal doorgeknipt. De christelijke normen en waarden, zoals de calvinistische arbeidsethos, vormen mij nog steeds. Maar niet per se vanuit het geloof. Je kunt ook op andere manieren aan zelfreflectie doen.”
Oud-Kamervoorzitter Gerdi Verbeet moedigde u aan om de politiek in te gaan. Hoe ging dat?
„Zij was op een netwerkevent van mijn vader. Ik trok de stoute schoenen aan en vroeg of ik een keer met haar mocht koffiedrinken, omdat ik overwoog de politiek in te gaan. Zij gaf me tips.
Op zo’n netwerkbijeenkomst ben ik, in een joviale bui, ook eens naar Mark Rutte toegegaan: „Ik heb een brutale vraag, maar wat nou als ik uw baan zou willen? Hoe kom ik daar?” Niet dat ik premier wilde worden, ik vond het gewoon grappig. Rutte moest lachen en zei dat ik het beste de gemeenteraad in kon gaan. Raadslid is hij zelf nooit geweest, maar ik vond het een goed idee.”
U werd raadslid in Zeist. Zette u zich daar ook in voor mensen met een beperking?
„Dat viel niet onder mijn portefeuille – een tip van Verbeet. Anders kom je er nooit meer van af, zei ze. Door mijn aanwezigheid in de raad zagen mensen echter wel dat iemand met een beperking meer kan dan ze in eerste instantie dachten. Ik zette hen ook aan het denken door een vraag als: „Ik kan die presentatie niet zien, dus wil je hardop zeggen wat daar staat?” Ook als burgemeester gebruik ik mijn beperking om mijn overtuiging te laten zien. Tijdens mijn installatie liet ik alle raadsleden een blinddoek omdoen. De boodschap: we mogen met z’n allen meer luisteren. Voor mij bestaat de keuze om te luisteren niet: ik móét het doen omdat ik bijna niets zie.”
Waarom wilde u burgemeester worden?
„Als raadslid moet je overal een mening over hebben en dat heb ik niet. Het stond me ook tegen dat je in de raad steeds verschillen zoekt. Ik vind het veel leuker om overeenkomsten te vinden. In het burgemeesterschap komen mijn ervaringen samen. Een psycholoog hoort mensen aan, is de schouder om op uit te huilen of de persoon om iets mee te vieren. Echt een mensenmens. En dat ben ik. Verder was ik al het boegbeeld voor mensen met een beperking; als burgemeester ben ik dat voor het dorp. Ik ben ook crisismanager, net als toen ik in coronatijd als manager in de zorg werkte. Als burgemeester moet je zichtbaar zijn op sociale media en interviews geven – ook niet nieuw voor me. En als kers op de taart kun je iets voor mensen betekenen door er gewoon te zijn, wat ik ook op sociale media probeer voor mensen met een beperking.”
Welke hobbels kwam u tegen op de weg naar het burgemeesterschap?
„Als ik had geluisterd naar iedereen die aan mij twijfelde, was ik nooit burgemeester geworden. Mensen zeiden dat het onmogelijk was door mijn beperking. Of omdat ik geen ervaring had als wethouder, jong ben of veel volgers heb op sociale media. Dan vinden ze je oppervlakkig.”
Raakte die kritiek u ook?
„Jawel. Vaak was ik er even stil van. Maar hoe meer ik met burgemeesters ging praten, hoe vaker ik hoorde dat ze mij die rol wel zagen vervullen. Naast mijn ambitie voor dit ambt drijft me dat ik op deze manier het beeld over mensen met een beperking kan veranderen. Ik weet dat mensen moeite moeten doen om mij te verwelkomen op een of ander event. Laat ze maar beseffen dat het allemaal niet vanzelfsprekend is, maar het tóch kan. Dat ik niet kan fietsen of autorijden, is een belemmering. Een burgemeester moet vaak van hot naar her en dan voelt het ongemakkelijk om een taxi te nemen. Zo’n rit kost geld en komt decadent over.”
Bij een gemeenteraadsvergadering of bewonersbijeenkomst mist u non-verbale communicatie. Hoe peilt u onuitgesproken gevoelens?
„Doordat ik amper zie, staat mijn gevoel sterk aan. Ik benoem vaak hardop wat er door me heengaat: „Ik voel spanning, wat is dat? Kunnen jullie dat onder woorden brengen?” Of: „Hé, ik merk dat het ineens stil wordt. Wat gebeurt er?””
Leiderdorp bestaat uit een dorp en een buurtschap. Wat trekt u aan in zo’n kleine gemeente?
„Ik vind het leuk dat mensen elkaar daar nog een beetje kennen. Leiderdorp ligt in een stedelijke omgeving, waar men het waarschijnlijk eerder met mij aandurft dan op het platteland. Ik ben dankbaar dat de gemeente lef heeft getoond door voor mij te kiezen. De vertrouwenscommissie heeft meerdere malen gezegd dat ze mij de beste kandidaat vond en dat mijn beperking of bekendheid niet bepalend was.”
U bent influencer. Hoe ging dat?
„Dat deed ik niet bewust. Ik wilde graag een podium pakken om te laten zien dat het leven niet ophoudt als je een beperking hebt en dat je ook veel in je mars kunt hebben als je met een stok loopt. In het begin dacht ik: ach, die stem. Of: wat zie ik er raar uit. Op den duur boeide dat niet meer. Ik ging me comfortabel voelen bij het filmen van mezelf en grappen maken. Op vakantie vroeg ik me in een gekke bui af: hoe zouden mensen denken dat een blinde een zwembad vindt? Dat zie je natuurlijk niet. Dus maakte ik een filmpje waarin ik met kleding en al het water in liep. Dat soort beelden sloegen aan.”
Op haar account laat Struik beelden zien uit haar dagelijks leven: hoe ze een ei bakt, paardrijdt of met de trein reist. Zelfspot schuwt ze niet. „Dat is voor mij een uitlaatklep, als ik me erger aan oordelen van mensen of als ik erdoorheen zit.”
Hoe doet u dat praktisch? U ziet niet wat u filmt en ook het resultaat niet.
„Als ik een idee heb, vraag ik een willekeurige persoon mij te filmen. Ik zeg precies hoe ik het wil hebben. De beelden stuur ik door naar mijn assistent en zij monteert die. Ik heb mijn camera weleens boven een vergrotingsapparaat gelegd, om iets van het resultaat te zien. Mijn assistent houdt ook de reacties bij, want TikTok is absoluut niet toegankelijk voor blinden.”
Bent u iemand die graag in de spotlights staat?
„Zeker. Maar altijd met een doel: het stigma dat heerst over mensen met een beperking ontmantelen. Laten zien: het kan wel. Soms word ik er gek van dat ik alleen maar die beroemde blinde ben. Maar weet je wat het is? Het opent veel deuren. Ik mag mijn verhaal doen en kan zo iets betekenen voor mensen met een beperking.”
In hoeverre verandert het burgemeesterschap uw rol als blindfluencer?
„Ik lette er altijd al op dat ik fatsoenlijk op een filmpje sta. Ik scheld nooit en loop niet in bikini. Maar nu denk ik wel twee keer na voor ik iets post. Het past bijvoorbeeld niet dat ik laat zien hoe chill ik erbij lig op vakantie. Als je dat één keer filmt, lijkt het net alsof je decadent leeft.”
Passen die populaire filmpjes op TikTok überhaupt wel bij het burgemeestersambt?
„Ik heb tegenwind ervaren. Mensen waren verontwaardigd dat ik op mijn manier wilde doorgaan met sociale media: „Afbreukrisico.” Ik denk juist dat laten zien wie je bent belangrijk is voor de verbindende rol van een burgemeester. Authenticiteit en kwetsbaarheid helpen tegen polarisatie: als mensen zien hoe iemand echt is, kun je contact maken. Van mij mogen meer burgemeesters op deze manier sociale media gebruiken. Probleem is dat rijksambtenaren niet meer op TikTok mogen, omdat het één groot spionageplatform is. In overleg met de gemeenteraad, mijn werkgever, heb ik zelf geen TikTok meer. De app staat alleen nog op een telefoon die de assistent heeft.”
Als het kon, wat zou u dan graag willen zien?
„De gezichten van mijn kinderen. Of van mijn man. Ik ken de liefde in zijn ogen als hij naar mij kijkt niet. Dat is moeilijk. Zijn vrienden grappen vaak: „Het is maar goed dat ze je niet kan zien.””
Gekke vraag misschien, maar hoe word je verliefd op iemand die je amper ziet?
„Ook dan val ik terug op mijn gevoel. Met vrienden wist ik altijd wel de aantrekkelijke mannen te traceren. Dat klinkt misschien raar, want ik ben geen helderziende, maar ze stralen dat uit.”
U hebt een au pair in huis. Hoe is het voor u als moeder om de zorg voor de kinderen deels uit handen te geven?
„Zonder au pairs kon ik niet werken. Koken lukt sowieso niet, schoonmaken wel. Ik zie niet waar het vies is, maar werk gewoon gestructureerd. Doordat er overdag een au pair werkt, heb ik energie om ’s morgens en ’s avonds met de kinderen te eten en ze naar bed te brengen.”
U straalt veel wilskracht uit. Zit u ook weleens bij de pakken neer?
„Zeker. Soms huil ik omdat ik bijna niets meer zie. Of omdat ik mijn kinderen niet even naar school kan brengen. Ik kan niet de moeder zijn die ik graag zou willen zijn. Dat verdriet laat ik niet altijd toe – bij dit gesprek bijvoorbeeld niet. Vanavond, als ik alleen thuis ben of met mijn man, dan mag het er weer zijn.”
> rd.nl/hetgesprek