Mens & samenlevingHet Gesprek

Staatssecretaris Maarten van Ooijen: Ik mag op een Ander leunen

Hij woont in een wijk met veel armoede en ging vermomd als dakloze op werkbezoek. Maarten van Ooijen (33) doet het als jongste lid van het kabinet soms net even anders. De staatssecretaris wil knokken voor kwetsbare kinderen, maar ontdekte ook: soms ben ik niet degene die aan de touwtjes trekt.

17 November 2023 08:31Gewijzigd op 18 November 2023 08:06
beeld Niek Stam
beeld Niek Stam

„We hebben nóóit koekjes!” roept Van Ooijen verrast als een medewerker een schaal lekkernijen op tafel zet. Natuurlijk, op het ministerie van Volksgezondheid moeten ze het goede voorbeeld geven. En daar hoort geen dagelijkse zoetigheid bij. Maar voor een uitgebreid persoonlijk gesprek na een lange werkdag is een uitzondering gemaakt.

Een werkdag die begon toen thuis om halfzes de wekker rinkelde. Tegen zevenen zat de staatssecretaris in de studio van WNL-programma Goedemorgen Nederland om te praten over vapen en zijn zorgen over de populariteit van de e-sigaret onder jongeren. „En dan moet je op dat tijdstip ook nog wat zinnigs uitkramen”, grijnst hij. Om er direct op te laten volgen: „Maar joh, ik word helemaal in de watten gelegd. Er rijdt een auto met chauffeur voor de deur, dus ik heb volstrekt geen reden om te klagen.”

In het kabinet is Van Ooijen een jonkie: op zijn 31e werd hij staatssecretaris. Zijn bliksemcarrière in de politiek begon in Utrecht, waar hij op zijn 23e de eed aflegde als gemeenteraadslid en op zijn 28e als wethouder het stadsbestuur binnenstapte. Twee jaar geleden vroeg CU-leider Gert-Jan Segers hem staatssecretaris te worden.

„Ik stond in de Jumbo toen hij belde, dus ik heb de telefoon lekker laten rinkelen”, lacht Van Ooijen. „Het zal toch niet…? dacht ik. Gert-Jan had weleens gezegd dat hij voor mij in de toekomst wel een landelijke rol in de partij zag. Maar dat is nog wat anders dan gevraagd worden staatssecretaris te worden. „Ik denk dat je het kan”, zei Gert-Jan toen ik vroeg waarom hij aan mij dacht.”

19847950.JPG
beeld Niek Stam

Waarom zei u geen nee?

„Uiteindelijk voelde het voor mij –het is een groot woord, maar ik gebruik het toch– als een roeping. Ik stond niet te springen, had er zelfs een zwaar gemoed bij. Wat gaat er allemaal op me afkomen? Toch kon ik deze roep niet aan me voorbij laten gaan. Dat heeft te maken met verantwoordelijkheidsbesef. En met het gevoel dat ik door deze stap veel zou kunnen betekenen voor anderen, met de kansen die ik zag om iets moois te bouwen.”

Op dat moment waren de wachtlijsten in de jeugdzorg al lang en tegelijk wilde het kabinet een half miljard bezuinigen op de jeugdzorg. Was het geen onmogelijke taak die u kreeg?

„Met die bezuiniging heb ik het heel moeilijk gehad. Daar kan ik wat vrijer over spreken nu het kabinet gevallen is. Ik stond al op het punt me beschikbaar te stellen als staatssecretaris, toen mij duidelijk werd dat die bezuiniging onderdeel was van de opdracht. Ik vond die afspraak in het coalitieakkoord heel ingewikkeld en heb daar lang en intensief met Gert-Jan over gesproken.”

U had toch ook kunnen zeggen: „Zolang die afspraak er ligt, ga ik dit niet doen”?

„Maar daarmee was dat plan niet verdwenen. Ik heb er een nacht van wakker gelegen, terwijl ik normaal als een blok in slaap val. Hoe ga ik dit voor elkaar boksen? En met wie dan en wanneer? Ik zag grote risico’s, ook voor de ChristenUnie. Je trekt een grote verantwoordelijkheid naar je toe terwijl je weet dat daar veel kritiek op komt. Kritiek die ook op mij zou neerslaan. Na die slapeloze nacht belde ik Gert-Jan al vroeg met de boodschap: „Ik denk dat ik het niet moet doen.””

Wat zei hij?

„Hij dacht dat ik zou afhaken. Uiteindelijk vroeg hij wat mij die dag zou helpen. Ik wilde er graag met een paar mensen over praten. Zo belde ik mijn vader, die vooral luisterde en nauwelijks adviseerde. Ook vroeg ik raad aan een professionele coach die ik goed ken en aan de burgemeester van Utrecht, Sharon Dijksma. Zij adviseerden me nadrukkelijk: „Doe het. Ga deze grote opgave maar aan.” Toen ik Gert-Jan in de loop van de dag sprak, beloofde hij naast mij te blijven staan. „We kijken wat mogelijk is”, zei hij. „Maar als jij onoverkomelijke bezwaren ziet, weet dan dat ik aan jouw zijde sta.” Dat gaf mij het vertrouwen om de sprong te wagen.”

19847943.JPG
beeld Niek Stam

Uiteindelijk werd de bezuiniging dit voorjaar deels teruggedraaid.

„Ik heb er bij debatten in de Kamer mee gewórsteld. Wat ik in mijn hoofd had verschilde van wat in het coalitieakkoord stond. Mensen vragen zich vaak af waarom politici niet gewoon zeggen wat ze vinden. Kón ik maar alles zeggen.

Gert-Jan was net uit de politiek toen bleek dat het echt niet ging. Er moest geld bij, ook om een akkoord te sluiten met gemeenten. Daarom is 400 miljoen euro van de bezuiniging geschrapt.”

De lange wachtlijsten in de jeugdzorg verdwenen niet.

Van Ooijens spreektempo vertraagt. „Ik heb een belangrijke les geleerd in politieke moed en mogelijkheden. Hoeveel ik ook wil en hoe graag ik ook wil veranderen, soms zijn de onmogelijkheden groter dan mijn mogelijkheden. Hoeveel ruimte en hoeveel geld ik ook heb, de onmogelijkheden zijn dominanter dan wat ik kan.”

Maar u trekt toch aan de touwtjes?

„Dat zou je denken. En dat verwachten mensen ook. Maar in alle eerlijkheid: soms trekt de minister of de staatssecretaris niet aan de touwtjes. Dan zijn de krachten waardoor iets niet lukt groter dan de wil om het wel te laten slagen. De wil moet je nooit loslaten, maar je moet wel eerlijk zijn over wat je kunt. Want één ding is nog erger dan problemen niet oplossen: doen alsof je dat wel kunt. Ik geef je op een briefje: welk kabinet hier volgend jaar ook zit, er zúllen wachtlijsten zijn in de jeugdzorg. Dat is de harde conclusie.”

Hoe legt u dit uit aan jongeren die wachten op hulp terwijl ze suïcidaal zijn of thuis onveilig?

„Over het waarom valt veel te zeggen, maar de kern van de zaak zit in de enorme toename van het aantal jongeren in de jeugdzorg: in twintig jaar tijd van 1 op de 25 naar 1 op de 7 jongeren. Wélke wetten ik ook afkondig, die tendens buig ik op dit moment niet om.

Als de dag van gisteren herinner ik me nog een werkbezoek waar ik een jongere sprak die al hulp kreeg, maar die hulp werkte onvoldoende. Vlak voordat ik vertrok, stortte die persoon helemaal in. Toen kwam precies de vraag die de maatschappij ook stelt: „Kunt ú dit oplossen? Kunt u iets doen zodat ik een behandeling krijg die wel aanslaat?” Het klinkt heel zoetsappig, en helemaal niet als een politicus, maar mijn antwoord is dan: „Ik zal alles voor jou doen, alles wat in mijn vermogen ligt. Maar het enige wat ik nu kan doen, is naast je zitten. En, soms ook letterlijk, meehuilen. Want ik heb niet morgen een behandeling die zeker weten aanslaat.” Dat is de rauwe werkelijkheid. Hoop opgeven mag nooit. Maar je moet wel eerlijk durven zijn, ook in zulke moeilijke situaties.

Wat mij in dit werk overeind houdt, zijn de momenten waarop ik zie dat de politiek het verschil maakt voor een individu. Als ik bijvoorbeeld een open instelling voor jeugdzorg bezoek, denk ik: daarom bouwen we dus de gesloten jeugdzorg af. Die is voor jongeren vaak te repressief geweest en heeft hen niet geholpen.”

U noemde zich onlangs bij de EO een biddend mens. Welke rol speelt het gebed in uw werk?

„Dat is voor mij cruciaal. Op momenten dat ik het niet meer weet, bid ik om wijsheid. Bij de afweging of ik staatssecretaris zou worden, ging ik op den duur naar buiten, ik zat vol vragen. Welke afslag neem ik op dit kruispunt in mijn leven? Ik bad: „Heer, wie ben ik om dit te doen?” Als een soort spiegelbeeld kwam die vraag terug: Wie ben Ík? Dat antwoord ervaar ik, nog steeds, als een bemoediging. Ik mag op een Ander leunen.

Henri Nouwen schrijft ergens dat de Heer op vragen van beneden antwoorden geeft van boven. Op mijn vraag zou een antwoord van beneden zijn: „Kom op, je hebt politieke ervaring. Denk niet te klein van jezelf. Maak je geen zorgen, het komt goed.” Maar het antwoord van boven was: „Wie ben Ík?” God beloofde niet dat scheldpartijen me bespaard bleven en dat mensen op sociale media me geweldig zouden vinden. Zijn antwoord was: Het gaat allemaal gebeuren en tóch ben Ik bij je. Ik zal voor je strijden.”

19847956.JPG
beeld Niek Stam

U gaat naar de kerk bij pioniersplek De Haven in Kanaleneiland. Hoe kwam u daar terecht?

„Ik ben opgegroeid met de hervormde, klassieke opvatting dat je naar de kerk gaat in je eigen dorp. Misschien was de kerk ergens anders wel leuker, maar daar woonden wij niet. Punt. Mijn vrouw en ik zochten ook een kerk in de buurt en de pioniersplek was vlak bij ons huis.

Gemeenteleden zijn trots dat ik in de politiek zit, maar soms snappen ze er niks van. De zondag nadat het kabinet was gevallen vroeg een man bij de kerk: „Hoe is het? Wat heb je gedaan deze week?” Ik zei: „Ja, goed. Het was best druk op het werk.” „Oh joh, was het zo’n drukke week?” vroeg hij. Hij had geen flauw idee! Werkelijk, geen flauw idee! „Wat heb jij dan gedaan?” vroeg ik. „Ik heb gekookt in het buurthuis”, vertelde hij, „en het was zó druk.” Hahaha! Ik ging naar de kerk met het idee dat ik misschien wel ter verantwoording werd geroepen over wat we hadden gedaan, maar deze man had gewoon geen nieuws gevolgd. Wát een zegen! Lovely.”

U koos er bewust voor om in Kanaleneiland te gaan wonen. Waarom eigenlijk?

„Het leek ons mooi om ons in te zetten voor de wijk. Op tal van manieren zijn we actief, vooral via de kerk. Zo zijn we maatje geweest van een eenzame bewoner in het verpleeghuis. We bezorgen maaltijden bij mensen die dat nodig hebben en rond Pasen ga ik de deuren langs met een mooie paasboodschap en wat lekkers.”

Je zou denken: een staatssecretaris kan toch op betere plekken wonen dan in een wijk die bekendstaat om problemen en criminaliteit?

„Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn… De woorden van onze Heer om geen aardse, maar hemelse schatten te verzamelen moeten we niet te abstract opvatten. Ze zijn een concrete les.”

19847958.JPG
beeld Niek Stam

U wilde eerst ook niet wonen in Kanaleneiland. Uw vrouw moest u overhalen.

„Klopt. Ik heb lang gedacht: we kunnen toch ergens anders wonen? Ook toen onze kinderen geboren werden, vroeg ik me af of we niet beter konden verhuizen. In die tijd spraken we een vrouw bij de kerk. „De Haven is een van de weinige plekken waar ik me thuis voel”, zei ze. Wij waren als broers en zussen voor haar, in tegenstelling tot haar eigen familie. En dan zou ik dat lijntje ook nog doorknippen? Ik besefte dat ik zó veel schatten heb gekregen: een geweldige vrouw, kinderen, een baan, een prachtig huis. Zij had bijna niks, alleen dat familiegevoel op zondag. En dan zou ik zeggen: „Het spijt me, ik moet er nog een schat bij”?! Nee, dat kon ik niet.”

U groeide niet op in de stad, maar in Kesteren. Wat typeerde het gezin waaruit u komt?

„Ik kom uit een vrolijk, bruisend gezin. We zijn met z’n vijven, ik ben de middelste. Mijn ouders hebben ons traditioneel opgevoed met waarden als respect voor ouderen, volwassenen met u aanspreken en gezag voor leraren. We gingen naar een Gereformeerde Bondsgemeente, een reformatorische basisschool en het Ichthus College in Veenendaal. Bidden en Bijbellezen voor en na het eten en bij het naar bed gaan hoorde erbij. Mijn associatie bij die reformatorische wereld is positief. Ik heb niet zoiets van: pfoe, wat zwaar en ingewikkeld allemaal. Dat komt ook door de actieve houding van de kerk. Van ons werd verwacht dat we meededen aan kerkelijke activiteiten. Het kwam gewoon niet in je op je daaraan te onttrekken. Doordat die verplichting met vrolijkheid gepaard ging, mopperde niemand erover.”

Kreeg u ook de interesse voor politiek met de paplepel ingegoten?

„Het ging bij ons thuis bijna nooit over de politiek. Mijn ouders waren ook geen mensen met stellige meningen. Bij mij begon die interesse toen ik studeerde: toen leek het me wel wat om aan te haken bij een politieke jongerenorganisatie. Ik heb gewoon een mailtje gestuurd naar PerspectieF met de vraag of ik actief kon worden.”

Was het voor u een zoektocht bij welke politieke partij u zich zou aansluiten?

„Eigenlijk niet. Wat ik had gehoord en gelezen over de ChristenUnie sprak me aan. Ik werd lid zonder een doorwrochte analyse van het verkiezingsprogramma en de grondslag te hebben gemaakt. Tegenwoordig hoor ik mensen weleens dubben over lidmaatschap, omdat ze het voor 80 procent met een partij eens zijn, met 10 procent niet en over 10 procent twijfelen. Die mensen gun ik wat meer ontspannenheid. Ga er gewoon voor, laat je niet afstompen. Ik ben het ook niet overal mee eens: that’s life. Geniet daar gewoon van.”

In uw studententijd hebt u ook uw vrouw leren kennen. Hoe ging dat?

„Tijdens de introductieweek van de CSFR werd ik verliefd op mijn mentor, Annemarie. Het was haar taak om ons groepje van a naar b te brengen. Altijd was ze de weg kwijt, haha. Het lijkt nu alsof ik een oude knar ben, maar dat was in een tijd dat je nog geen navigatie op je telefoon had.”

19847944.JPG
beeld Niek Stam

Toen u staatssecretaris werd, sprak u met haar af dat u elke avond uw zoon op bed zou leggen.

„Sharon Dijksma gaf me het advies: Denk erover na wat thuis écht belangrijk is en ga daarvoor. Samen met Annemarie kwam ik erop uit dat ik dan elke dag de kinderen op bed zou leggen. Nou, ik denk dat dat misschien de helft van de keren is gelukt. Dat is me tegengevallen. Het werk is dwingender dan ik me vooraf kon realiseren.”

Kunt u dan niet dat halfuurtje blokken?

„Nee, nee. Met het secretariaat hebben we er alles aan gedaan om overleggen op een ander moment te plannen. Maar met bijvoorbeeld kabinetsbesprekingen gaat dat niet. Soms bel ik mijn vrouw om halfzes dat er iets dringends is, waardoor ik pas om halftwaalf thuis ben. Dat hoort bij deze baan – hoe krankzinnig ook. Ik heb weleens gezegd: Het is maar goed dat het geen politieke belofte was, anders was ik allang weggestuurd. Maar zonder dit voornemen weet ik zeker dat het nog minder vaak was gelukt.”

Vorig jaar klopte u –gewapend met een tasje schoon ondergoed en een tandenborstel– aan bij de daklozenopvang in Den Bosch. Hoe kwam u op het idee om daar undercover een nachtje door te brengen?

„Toen ik het idee voor het eerst dropte in het team dat de werkbezoeken organiseert, vroegen mensen zich af wat ik in m’n hoofd had gehaald. Ik wilde weten wat het gevoel is van iemand die niets anders heeft dan een stretcher in de opvang. Als je echt wilt begrijpen en echt wilt luisteren, dan moet je oppassen voor een gepolijste werkelijkheid, voor de rode loper die is uitgerold bij een werkbezoek. Uiteindelijk wisten alleen de directeur en de beveiliging dat ik kwam.”

Wat ontdekte u door in de huid van een dakloze te kruipen?

„Ik sprak een man die de volgende ochtend gewoon moest werken als schilder. Uit de theorie wist ik wel dat ook mensen met een baan soms de huur of hypotheek niet kunnen betalen. Toch bleef in mijn hoofd het beeld dominant van de man met de fles. Als je dan naast zo iemand zit, word je met je neus op de feiten gedrukt. Ik voelde ook sterk: hier wil ik niet zijn. De opvang biedt hooguit een oplossing voor een nachtje, maar geeft geen perspectief of hoop op een nieuw leven. Ik besefte hoe belangrijk het is dat mensen op een eigen plek een nieuw leven opbouwen.”

U bent nu demissionair staatssecretaris. Wat wilt u per se nog voor elkaar krijgen voordat u de deur op het ministerie achter u dichttrekt?

„Ik ben blij dat de Hervormingsagenda Jeugd er nu ligt, het raamwerk met afspraken voor verbeteringen in de jeugdzorg. Voor mij voelde dat als een vonnis: geslaagd of gefaald, mislukt of gelukt. Twee grote wetten daaruit wil ik voordat ik wegga nog naar de Kamer sturen, ook al ben ik er misschien niet meer bij als die worden aangenomen. Met die afspraken krijgt de hulp aan de meest kwetsbare kinderen meer prioriteit.”

U stelde uzelf onlangs niet verkiesbaar voor de ChristenUnie, omdat u uzelf overbodig vond. Dat klinkt als valse bescheidenheid.

„Oh ja? Grappig. Nee, nee, nee. Ik vind het echt. Kijk, een fractie moet vertegenwoordigen wat de kiezers belangrijk vinden. Op thema’s als armoede en jeugdzorg had ik een bijdrage kunnen leveren. Maar dat geldt ook voor andere kandidaten. En ik ben toch een beetje een stedeling, net als Mirjam Bikker, Pieter Grinwis en Don Ceder. Daarom kan de ChristenUnie op dit moment volgens mij prima zonder mij.”

19847948.JPG
beeld Niek Stam

Betekent dat ook een afscheid van de politiek?

„Nee. Iedereen die dat denkt, moet ik teleurstellen. Er kan best een moment komen dat ik, vanwege een kabinet of een nieuwe Tweede Kamerlijst, vind dat ik wel toegevoegde waarde heb.”

Dus als Mirjam Bikker straks belt of u beschikbaar bent als bewindspersoon…

„…dan neem ik gewoon op. Al moet er nog veel gebeuren voordat ze belt. Het hangt ervan af of we genoeg van onze idealen kunnen waarmaken.”

U bent nu campagneleider. Wanneer kunt u woensdag na de verkiezingen tevreden zijn?

„Als de ChristenUnie heeft laten zien wie ze is. Veel mensen zijn het overzicht een beetje kwijt en vragen zich af of wij hetzelfde vinden als Rutte. Als de kiezers weer weten waarvoor we staan en ervaren dat we knokken voor onze idealen, ben ik een dankbaar mens.”

Over vanavond: gaat u uw zoon op bed leggen?

„Oei, een gewetensvraag.” Met een blik op zijn horloge: „Ik denk dat het, eh, nét gaat lukken.”

> rd.nl/hetgesprek

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer