Roep om recht bij het Vredespaleis: „Breng de gijzelaars thuis”
„Soms zijn we stil. Soms huilen we.” Ohad Yahimi wordt al 98 dagen gegijzeld door Hamas. Zijn zus weet niet waar hij is. „Het is een achtbaan van emoties”, zegt ze.
In het Vredespaleis in Den Haag verdedigde Israël zich vrijdag voor het Internationaal Gerechtshof tegen de beschuldiging dat het genocide pleegt op de Palestijnen. Pal tegenover het paleis werd een ”sjabbattafel” aangericht. Alle stoelen blijven leeg; aan elke rugleuning hangt een grote foto van een van de gijzelaars die sinds 7 oktober in handen van de Palestijnse terreurbeweging zijn. „Al meer dan drie maanden hebben meer dan honderd Israëlische gijzelaars elke Sjabbat zonder hun dierbaren doorgebracht, onder erbarmelijke omstandigheden in handen van Hamasterroristen”, stelt de Israëlische ambassade.
Enkele familieleden van de gegijzelden zijn erbij. Zoals de zus van Ohad Yahami (49) uit Nir Oz. Hij beschermde zijn gezin, maar werd neergeschoten en ontvoerd. Zijn zus slikt even voordat ze haar verhaal doet. „Ik was met hen aan het appen. Plotseling verdwenen ze.”
Ohads partner, Bat Sheva, raakte ook in handen van Hamas, maar wist te ontsnappen. Hun twaalfjarige zoon Eitan werd na 52 dagen vrijgelaten. Van vader Ohad is niets meer vernomen. „We blijven hopen”, zegt zijn zus. „Dat houdt ons overeind.”
Bij het groepje familieleden staat een psychologe, deze week meegekomen uit Israël. „Ze zijn heel dapper, maar het is moeilijk om meerdere keren per dag hun verhaal te moeten doen”, zegt ze. „Ik probeer hen erbij te helpen. Maar voor mezelf is het ook zwaar.”
Angstige kreten
De deelnemers aan de betoging kijken naar een groot scherm met beelden van 7 oktober. Beelden van festivalgangers die in paniek vluchten. Van Hamasterroristen op jacht naar Joden. Van Israëlische soldaten die de aanvallers proberen uit te schakelen.
„Dit spreekt toch boekdelen”, zegt een bejaarde deelnemer. „Israël wordt aangeklaagd; het is de omgekeerde wereld. Boeven zijn de baas, slachtoffers krijgen de schuld.” Met een blik op het scherm: „Dit laat aan duidelijkheid toch niets te wensen over? Hamas is tien jaar bezig geweest deze aanslagen voor te bereiden.” Vanaf het scherm klinken angstige kreten. Mensen rennen voor hun leven. Geweerschoten klinken.
Een groot scherm staat er ook verderop, waar de pro-Palestijnse demonstranten zich hebben verzameld. De livebeelden van de rechtszitting worden er over hen uitgegoten. De Israëlische vertegenwoordiger is aan het woord. Over Israëls recht om zijn burgers te beschermen. Over de gruwelen die Hamas aanrichtte. De woordvoerder laat de bloederige beelden zien. De meeste demonstranten onder het scherm luisteren stil, tegen wil en dank. Maar dan breekt geschreeuw los en klinkt het massaal: ”Free Palestine!” De Israëlische verdediger laat zich echter niet overstemmen.
Vlag in de tram
Bij de pro-Israëlgroep stopt een auto voor het verkeerslicht. Een jonge vrouw draait het raampje open en zwaait met een Palestijns vlaggetje. De demonstranten tonen zich niet haatdragend. Ze zwaaien met Israëlische vlaggen, lachen en roepen: „Sjaloom!”
Minder vriendelijk zijn enkele vrouwen die vanaf de overkant van de weg onophoudelijk „From the river to the sea” scanderen. Al dat land behoort de Palestijnen toe, van de Jordaan tot aan de Middellandse Zee, vinden ze. Agenten te paard sommeren hen naar het pro-Palestijnse vak te gaan. Beide groepen worden ver uit elkaar gehouden. Er zijn zelfs agenten uit Zeeland ingezet om ordeverstoring bij het Vredespaleis te voorkomen.
Een demonstrante drukt haar buurman een Israëlische vlag in de handen. „Ik moet naar het toilet. Het lijkt me niet veilig de vlag mee te nemen.” Dat ging deze morgen anders, zegt een bejaarde vrouw. Ze zat in de tram, op weg naar deze manifestatie, en ze verstopte haar Israëlische vlag niet. Er zaten ook mensen met ”Free Palestine”-buttons in de tram. „De blikken in hun ogen toen zij mij zagen…”
Toch gehuild
”Free Palestine”, het staat op een auto en de sticker kleeft zelfs op de parkeerautomaat. Bij de sjabbattafel klinkt een andere leus: ”Bring them home now.” Breng de gijzelaars thuis die nu al 98, 99 dagen verdwenen zijn.
Hun foto’s hangen aan de stoelen. Een man van 85. Ernaast een meisje van 18. Op de tafels liggen broden. Er staan flessen druivensap. De maaltijd kan beginnen. Maar de gijzelaars zijn er niet.
David staat erbij, de vlag geheven. De 30-jarige Hagenaar woont vijf minuten bij het paleis vandaan waar Israël in de beklaagdenbank zit. Waarom hij hier is? „Ik wil vrede; twee staten. Die vrede gaan wij waarschijnlijk niet meemaken. Maar we houden hoop.”
Er waren „vrij veel” vrienden van hem op het festival waar Hamas dood en verderf zaaide. „Mijn bekenden hebben het allemaal overleefd.” Ternauwernood. „Hun auto werd beschoten, maar de kogels raakten hen niet. Ze hebben wel een trauma opgelopen.”
Er klinken toespraken en liederen. Veel Hebreeuws, soms ook Engels. Over 7 oktober, toen Israëli’s werden „aangevallen, afgeslacht, vermoord, verkracht, levend verbrand. Alleen omdat ze Israëli’s zijn.”
Een familielid van de gijzelaars spreekt, al kost het hem moeite. „Ik heb 98 dagen niet gehuild. Maar vandaag wel, toen ik zag hoe jullie ons steunen. Dank voor jullie liefde. Geef niet op – tot ze terug zijn.”