Stille tocht laat Den Haag gezichten gijzelaars zien
Dolev Yehuod, 35 jaar. Tomer Ahimas, 20 jaar. Kfir Bibas, 10 maanden. Zo’n 600 tot 700 mensen lieten donderdag de gezichten van deze gegijzelde Israëliërs zien tijdens een stille tocht in Den Haag.
”Help alsjeblieft om hen LEVEND thuis te krijgen”, klinkt de noodkreet vanaf de posters die de deelnemers vasthouden. De boodschap van de zwijgende menigte is duidelijk.
Christenen voor Israël en het CIDI organiseren de stille tocht precies twee maanden nadat Hamas 200 mannen, vrouwen, kinderen, ja zelfs baby’s en bejaarden met bruut geweld gevangen nam. Tot op de dag van vandaag zitten nog 135 Joden vast in Gaza – als ze tenminste nog in leven zijn. Bijna alle moeders en kinderen keerden tijdens de gevechtspauze terug. Op drie na: de tien maanden oude Kfir, zijn 4-jarige broertje Ariel en hun moeder Shiri.
Vanaf het podium steekt Frank van Oordt, directeur van het Christenen voor Israël, zijn arm in de lucht. Hij draagt een oranje polsbandje, als verwijzing naar de roodharige broertjes Bibas. „Wij staan hier omdat de politiek en media zwijgen”, zegt hij. „Vandaag zwijgen we omdat de gijzelaars in tunnels en donkere kelders stil zijn. Om Nederland, de wereld en Den Haag te laten zien: we zijn hen niet vergeten.”
Dat laatste is hard nodig, weet Aartje van der Staaij uit Den Haag, die ook meeloopt. Ze maakt geregeld pro-Palestijnse demonstraties van dichtbij mee, omdat die vaak plaatsvinden bij het Vredespaleis, waar het gezin Van der Staaij tegenover woont. „Ik wil graag een stille stem laten horen, in tegenstelling tot de Palestijnse protesten die vol lawaai en agressie zijn”, legt ze uit.
Het leed van Israël gaat haar aan het hart. „Dat er niet eens plek is voor Gods volk zie ik ook als een geestelijke strijd – tussen de duisternis en het licht. Als je de Heere Jezus kent, ben je ook bewogen met Zijn volk. Dat is voor mij een reden om hier te komen.”
Vrieskou
Onverbiddelijk kruipt de vrieskou door winterjassen, wollen sjaals en warme mutsen. Maar ach, de vorst is „niks vergeleken met het leed dat de gijzelaars doormaken”, zegt Marianne van Praag, rabbijn van de liberaal-joodse gemeente in Den Haag.
Steun betuigen aan Israël, met dat doel zijn Floor Kuijt en Leen Guijt vanuit Katwijk naar de hofstad gekomen. „Zo laten we zien dat Gods volk niet alleen staat”, zegt Kuijt voorafgaand aan de tocht. „Mensen in Israël moeten weten dat we hen niet in de steek laten.” Door in stilte te lopen verwacht hij zich bewuster te worden van het leed van de vastgehouden burgers. „Nu het al zo lang duurt, zie ik om me heen steeds meer gewenning. De aandacht voor gijzelaars ebt weg.”
„Juist in stilte laten we van ons horen”, stelt Guijt. Hij ergert zich eraan dat „de schreeuwers steeds het nieuws halen”. Volgens de gepensioneerde Katwijker moet de zwijgende meerderheid zich niet in een hoek laten drukken. „We mogen best wat activistischer zijn. Het is absurd dat onschuldige mensen worden vastgehouden in kelders en tunnels. Zij worden vergeten. De wereld zou daar veel feller op moeten reageren.”
Menora
Opperrabbijn Binyomin Jacobs vertelt dat de radio deze morgen belde met de vraag of hij de aangestoken menora nu wel zichtbaar voor het raam zou zetten. Of zette hij ‘m bij dit Chanoekafeest op tafel, achter dichte gordijnen? De opperrabbijn laat er geen twijfel over bestaan: „Júíst nu moeten we het licht ontsteken, zodat iedereen het ziet.”
Ook de deelnemers tonen hun overtuiging vrijmoedig. Sommigen hebben de Israëlische vlag om hun rug geknoopt of dragen hem als sjaal. Her en der wapperen oranje ballonnen – opnieuw verwijzend naar de haarkleur van de gevangenen broertjes.
Jacobs loopt voorop in de stoet, achter een banner met de boodschap ”Bring them home”. Naast hem betuigen twee Kamerleden hun steun aan Israël: Diederik van Dijk (SGP) en Don Ceder (ChristenUnie).
De tocht voert langs het gebouw van de tijdelijke Tweede Kamer. En daarna langs het Rode Kruis. Die organisatie verzaakt haar taak, stelt Nathan Bouscher van het CIDI in zijn toespraak vooraf. Het Rode Kruis zet zich volgens hem niet in voor een bezoek aan de gijzelaars. Ook zou het weigeren noodzakelijke medicijnen af te geven als familieleden daarom vragen.
Gebalde vuist
In stilte trekt de stoet door de straten van de stad. Ook het verkeer valt stil, en wacht. Als een dame gas geeft om toch haar auto door een gaatje in de rij te sturen, springt meteen een alerte agent woedend naast de wagen. De dame reageert witheet – ze heeft een afspraak. „Ik rijd toch niemand dood?!”
Vlak bij het station steekt een stilstaande postbezorger een gebalde vuist uit zijn bus. „Free Palestine!” Verder verloopt de tocht vrij rustig. Soms klinken er zelfs vriendelijke woorden. „Mensen, jullie kunnen hier plassen, hoor!” roept een klusser voor een van de huizen waar de menigte passeert. „En als je wilt: de koffie staat klaar.”