Stoomgemaal in Lemmer pompt watermassa vanuit Friesland IJsselmeer op
Een brok oude stoomtechniek bewijst in deze dagen van extreem hoogwater goede diensten. Het monumentale Woudagemaal in Lemmer verlost de Friezen van overtollig water.
„Ik heb 171 foto’s gemaakt”, zegt Roel Volkerink (67) uit Ommen, terwijl hij donderdag zijn fototoestel inspecteert. „Ik wilde graag stoommachines in werking zien. Het was fantastisch.”!
Volkering, voormalig orgelbouwer, heeft net een rondleiding achter de rug in het Ir. D.F. Woudagemaal in het Friese Lemmer. Honderden andere belangstellenden namen daar afgelopen dagen ook een kijkje. „Ik vind de stoomtechniek interessant. Zo heb ik samen met een zoon een film gemaakt van een stoomzagerij bij Groenlo. Die wordt gestookt met hout en kolen.”
Nederland worstelt op tal van plekken met extreem hoog water, ook in Friesland. Daar staat het water zo’n 20 centimeter hoger dan normaal. Op dit soort kritieke momenten schakelt het Wetterskip Fryslân het ruim een eeuw oude Woudagemaal in. Vorig jaar was het stoomgemaal, dat tot Unesco Werelderfgoed behoort, 26 dagen in bedrijf.
Het stoomgemaal pompt overtollig water vanuit het Friese achterland zo’n 2 meter hogerop naar het IJsselmeer. Per minuut kan het stoomgemaal 4 miljoen liter water verstouwen. Ook het Hooglandgemaal in Stavoren, zo’n 30 kilometer ten westen van Lemmer, pompt water vanuit Friesland het IJsselmeer op.
Dat Friesland het water tot aan de lippen staat, blijkt uit het feit dat het waterschap donderdag besliste om ook een zevental overloopgebieden in te zetten. Op die lappen grond kan water wegstromen. Zo moeten overstromingen elders worden voorkomen.
Geluid en geur
In het Woudagemaal waant de bezoeker zich in lang vervlogen tijden. „Geweldig om dit zo te zien. Je hebt er het geluid en de geur bij”, zegt Paul van Leeuwenkamp. Hij richt zijn fototoestel op een vliegwiel. Vlakbij staat een koperkleurig kannetje olie en ligt een oliespuit. Van Leeuwenkamp komt uit Aalten, hij heeft er een flinke autorit voor over om het gemaal te zien werken. „Die rotaties, die aandrijftechniek, ik vind het fantastisch.”
Op biodiesel draaiende ketels, die elk 25.000 liter water herbergen, produceren stoom tot zo’n 350 graden Celsius. De ketels zetten de stoommachines met de daaraan verbonden pompen in werking. Deze donderdag zijn twee van de vier ketels in bedrijf.
Uitje
„Dit is voor mij een uitje. Ik ben even met heel ander werk bezig, al gaat het natuurlijk nog steeds over waterbeheer”, zegt Theo Haarsma, medewerker van het Friese waterschap. Sinds de jaarwisseling heeft hij er drie diensten op zitten in het stoomgemaal, dat dag en nacht doorpompt. „Samen met mijn collega’s ben ik continu aan het controleren en bijregelen. We smeren cilinders en schuiven, kijken of overal genoeg olie in zit en zorgen dat de machines op de juiste toerentallen blijven draaien.”
Voor mensen met weinig geduld wordt het in het Woudagemaal een lastig verhaal. „Het mooie vind ik dat je dit gemaal niet even met een druk op de knop in werking kan stellen”, zegt vervangend gemaalchef Jettie de Boer in een kantoortje met houten bureau en een oude landkaart aan de wand. Door de hoge ruiten heeft ze zicht op heen en weer bewegende zuigerstangen die verbonden zijn met schuiven die de stoomtoevoer regelen.
„Een koude start neemt ongeveer acht uur in beslag”, vertelt De Boer. „Een ketel vullen met 25.000 liter water duurt een uur. Voordat je het water aan de kook hebt, ben je 2,5 uur verder. En als dan het gemaal werkelijk draait, zijn er nog weer een paar uur verstreken. In een tijd waarin alles snel moet en direct beschikbaar moet zijn, vind ik zo’n antiek stoomproces soms wel een verademing.”
Wat ze het meest spannend vindt in het stoomgemaal? „We zijn best afhankelijk van weer. Bij windstil weer krijgen we het water in de ketels minder vlot aan de kook. Omdat we extra moeite moeten doen om de trek in de schoorsteen te krijgen. Van belang is ook dat we de vele onderhoudsgevoelige spullen regelmatig goed insmeren en op tijd repareren.”
Bij een historisch gemaal horen roemruchte verhalen. Wijzend op de 60 meter hoge schoorsteen verhaalt gids Renate Huige over een „grote strop” in 1918. „De schoorsteen was net gebouwd toen de bliksem insloeg en het ding instortte. Een jaar later was er een nieuwe schoorsteen, nu met bliksemafleider. Er was wel een gigantische tegenvaller. De schoorsteen was twee keer zo duur. De eerste kostte 15.000, de tweede 30.000 gulden.”