Binnenland400e sterfdag prins Maurits

Prins Maurits stierf met „de enige troost” uit de Heidelbergse Catechismus

Prins Maurits, zoon van Willem van Oranje, overleed na een strijdbaar leven vol ups en downs op 23 april 1625 in Den Haag. Zijn laatste geestelijke leidsman was ds. Johannes Bogerman uit Leeuwarden, bekend als voorzitter van de Dordtse Synode.

Dr. Harm Veldman
18 April 2025 21:17Gewijzigd op 19 April 2025 09:16Leestijd 9 minuten
Maurits tijdens de Slag bij Nieuwpoort in 1600. Schilderij van Henri Ambrosius Pacx. beeld Wikimedia 
Maurits tijdens de Slag bij Nieuwpoort in 1600. Schilderij van Henri Ambrosius Pacx. beeld Wikimedia 

Na het overlijden van Maurits stelde Bogerman een boekje samen met de titel ”Het christelijk overlijden van de doorluchtighsten en de hooggeboren Prince Mauritius van Nassau, Prince van Oranien, etc”. Hij schreef het „tot troost ende stichtinghe aller vroomen ingesetenen deser Nederlanden”. De eerste lezers waren de heren van de Staten-Generaal en de vorsten Frederik Hendrik en Ernst Casimir. Het boekje is talloze malen herdrukt, ook nog in de 19e en 20e eeuw. Wat besprak de predikant met de doodzieke prins vanaf zijn eerste bezoek op 14 april 1625 tot de dag van Maurits’ overlijden? En welk beeld rijst daaruit op?

Maurits op een schilderij van Michiel Jansz van Mierevelt. beeld Wikimedia

Maar eerst iets over Maurits’ leven. Prins Maurits was volledig „van Duitsen bloede”. Zijn vader was Willem van Oranje, die op 24 augustus 1561 getrouwd was met zijn tweede vrouw Anna van Saksen. Op dat moment waren er nog betrekkelijk weinig politieke problemen in de Nederlanden. Maar toen Maurits op 14 november 1567 werd geboren, was de hemel boven de Lage Landen al roodgekleurd vanwege een naderende oorlog met Spanje. In augustus 1567 kwam de hertog van Alva in Brussel aan om orde op zaken te stellen na de Beeldenstorm, die een jaar eerder had plaatsgevonden. Het gezin was toen al vertrokken naar de Dillenburg, het kasteel van de Nassaus in Duitsland. Daar was het veilig voor moeder en kind. Helaas heeft de jonge prins zijn moeder nauwelijks in redelijke welstand meegemaakt; de relatie met Willem kwam door haar overspel zo onder druk te staan dat de twee in 1571 scheidden; zes jaar later overleed Anna in moeitevolle omstandigheden.

Echte edelman

Willem van Oranje trouwde in 1577 met de Française Charlotte de Bourbon; ze vestigden zich op het kasteel te Breda en zo kwam ook de 10-jarige Maurits naar het oorlogsgebied. Zijn vorming was echter al begonnen op de Dillenburg, waar zijn gereformeerde oom Jan van Nassau de scepter zwaaide. Deze graaf liet zijn neefje de talen Duits, Latijn en Frans leren. De gymnastiek bestond uit leren vechten, paardrijden en paardensprongen laten maken. Maurits beheerste dat als een echte edelman. Hij werd als jonge student, samen met vier neven, ingeschreven aan de universiteit van Heidelberg.

Vanaf 1582 zette Maurits zijn universitaire studie voort in Leiden op kosten van de Staten van Holland, Zeeland en Utrecht

In de Nederlanden kreeg Maurits onderwijs in het Nederlands. Vanaf 1582 zette hij zijn universitaire studie voort in Leiden op kosten van de Staten van Holland, Zeeland en Utrecht. Een van zijn docenten was Rudolphus Snellius, die hem wegwijs maakte in de wiskunde, een vak dat Maurits hoog waardeerde.

In 1584 kreeg Maurits te horen dat zijn vader in Delft was vermoord. Het duurde niet lang of hij werd lid en formeel voorzitter van de pas opgerichte Raad van State. Het jaar daarop werd hij op zijn 18e verjaardag stadhouder en kapitein-generaal van Holland en Zeeland. In 1590 werd hij ook stadhouder van Gelderland, Overijssel en Utrecht. In de noordelijke gewesten, Friesland en Groningen (inclusief Drenthe), diende zijn zeven jaar oudere neef Willem Lodewijk van Nassau als stadhouder.

Tuin gesloten

De twee stadhouders vormden hun legers om tot zeer gedisciplineerde, beweeglijke eenheden met een goede bewapening die in nauwe onderlinge samenwerking in een tiental jaren een groot deel van de Nederlanden –de gebieden van de Unie van Utrecht– bevrijdden van de Spaanse overheersing. Dat betrof achtereenvolgens: Breda, Zutphen, Deventer, Delfzijl, Hulst, Nijmegen, Steenwijk, Coevorden, Geertruidenberg, Groningen, de Achterhoek en Twente.

Niet alle overwinningen waren definitief, de tegenstander had ook een goed leger, met de hertog van Parma als aanvoerder. De laatste twee overwinningen van Maurits waren die bij Turnhout (1597) en bij Nieuwpoort (1600). Zo was, aldus historicus Robert Fruin in ”Tien Jaren uit den tachtigjarigen oorlog, 1588-1598”, „de tuin der Nederlanden gesloten”.

Hierna kregen de Spaanse troepen een nieuwe leider, de slimme generaal Spinola. Deze wist Grol en Oldenzaal te heroveren.

Wintergezicht met ijsvermaak op de Hofvijver in Den Haag. Op de voorgrond staan prins Maurits en prins Frederik Hendrik met hun gevolg, voorafgegaan door een groep hellebaardiers. Links staan de gebouwen van het Binnenhof. beeld Wikimedia

Twaalfjarig Bestand

Van 1609 tot 1621 gold het Twaalfjarig Bestand, dat Maurits niet had willen sluiten. Maar de regenten onder leiding van raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt waren voor. Tijdens dit bestand was het in militair opzicht nog wel uitkijken en opletten geblazen. Vlak over de oostgrens van Brabant en Limburg bleef het erg onrustig door onverwachte opvolgingskwesties in Kleef en aangrenzende gebieden.

Toen in 1621 de oorlog met Spanje toch weer verderging, was Maurits lichamelijk niet meer in staat zich stevig te laten gelden tegen de Spaanse tegenstander. Zo ging Breda in 1625 weer verloren aan Spinola.

In 1623 werd een aanslag op Maurits beraamd door twee zonen van Van Oldenbarnevelt en enkele medestanders. Het complot werd tijdig ontdekt, waarna de meeste mannen hun straf niet ontliepen.

Prins Maurits bleef ongehuwd, maar hij heeft er wel zes wisselende ‘liefdes’ op na gehouden; daaruit werden in totaal acht kinderen geboren, die veelal wel door Maurits werden erkend en een plaats kregen in de familie dan wel in het leger.

Nalatenschap

Over zijn nalatenschap dacht de zieke prins diep na. Alles zou toevallen aan zijn halfbroer Frederik Hendrik, maar ook deze was ongetrouwd. Dat moest anders, dacht Maurits. Hij bezwoer zijn broer dat hij een vrouw moest zoeken en nakomelingen verwekken. Anders zou Maurits op zijn ziekbed nog een huwelijk sluiten met een van de vrouwen bij wie hij kinderen had. In dat geval kreeg Frederik Hendrik niets van de erfenis. Maar deze prins vond een vrouw in Amalia van Solms, hofdame van Frederik V van de Palts; ze was naar Holland gekomen toen het in haar vaderland oorlog werd. Op 4 april 1625 werd het huwelijk van Frederik Hendrik en Amalia voltrokken.

Op aandringen van vrienden van Maurits kwam Johannes Bogerman bij de prins op bezoek

De verzwakte prins Maurits werd bedlegerig en besefte dat zijn levenseinde nabijkwam. Op aandringen van vrienden van Maurits kwam ds. Johannes Bogerman bij de prins op bezoek. Hij heeft nog een aantal keren met Maurits kunnen spreken. Op 23 april 1625 overleed de prins.

Johannes Bogerman op een prent van Pieter Feddes van Harlingen. beeld Wikimedia 

Kloosterkerk

Maurits had tijdens het Twaalfjarig Bestand grote onenigheid gekregen met raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt. De politicus liet zelfs een Scherpe Resolutie uitvaardigen, waarmee de eenheid en de stabiliteit van de Unie van Utrecht werden ondergraven. Mede daardoor koos de prins in het conflict partij tegen de remonstranten, waartoe ook Van Oldenbarnevelt behoorde. Maurits liet dat publiekelijk blijken door op 17 juli 1617 naar de Kloosterkerk van ’s-Gravenhage te gaan voor een kerkdienst. Hier ging een aantal maanden achtereen ds. Johannes Bogerman uit Leeuwarden voor.

Het kerkelijke conflict kwam mede door de keus van Maurits uiteindelijk op de tafel van de Synode van Dordrecht (1618-1619) te liggen. Het beraad liep uit op de veroordeling van de leer van de remonstranten en op verbanning door de overheid van de (meeste) predikanten uit die kring. Maurits stemde ermee in door als stadhouder het staatsgezag te laten gelden.

Het bezoek van Bogerman aan de zieke Maurits was niet zozeer het initiatief van de predikant, als wel van Maurits en zijn hofhouding. Dat deze uit Leeuwarden afkomstige predikant naar Den Haag kwam, had zijn achtergrond in de sterke verbondenheid van Maurits met de Friese stadhouder Willem Lodewijk. De twee prinsen hadden vaak samen gestreden tegen de Spanjaarden, maar ook diepgaande gesprekken gevoerd. Als het over het geloof ging, kwam ook ds. Bogerman wel ter sprake. Diens optreden op de Dordtse Synode had hem tot een algemeen bekende figuur gemaakt; met consequente ijver had hij de kerkvergadering geleid.

Toen Willem Lodewijk in 1620 stervende was, kwam ds. Bogerman naar hem toe voor de door hem gewenste laatste gesprekken. Het lag min of meer in lijn der verwachting dat hij nu ook naar de doodzieke prins Maurits ging. De Friese predikant was nog vaak in Holland om bijstand te verlenen aan kerken die hun remonstrantse predikant hadden zien vertrekken.

Berouw

Het eerste bezoek aan Maurits, op 14 april 1625, verliep goed. Toen het over het wilde persoonlijk leven van de prins ging, gaf de prins eerlijk antwoord op de vragen die hem werden gesteld. Maurits toonde berouw over zijn zonden en vroeg om vergeving door de genade van Christus; dit maakte duidelijk dat de prins zijn leven wilde opdragen aan Christus. Hier liet Maurits de driedeling van de Heidelbergse Catechismus gelden: ellende, verlossing en dankbaarheid – in die orde vond hij zijn troost.

Het gesprek had een opbouwend karakter, met een perspectief dat gericht was op het verloste leven in Gods heerlijkheid. Het ontlokte Maurits meer dan eens de woorden: „Zo versta ik het ook.”

Op 22 april bezocht Bogerman de prins voor de tweede keer. Toen hij ziekenkamer binnenging, had de prins een open Bijbel voor zich liggen, waaruit hij zich liet voorlezen. Hij was tot het besluit gekomen om aan Bogerman te vertellen dat hij God met zijn leven ten zeerste had bedroefd; en dat hij wel eens twijfelde aan de vergeving van al zijn zonden. Bogerman was een pastor die goed aanvoelde waar de prins het moeilijk mee had; hij wees hem op de verdienste van Christus, Die aan het kruis voor de zonden van de mensen betaalde. „Blijf bij dat geloof – het vereist de volharding van de gelovigen”, aldus de predikant als ziekentrooster.

De enige troost

De volgende dag, 23 april, was Bogerman op tijd aan het hof. Maurits was stervende. De prins sprak nog uit dat hij vasthield aan „de enige troost” die in zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus werd beleden. Bogerman sprak een gebed voor de prins uit, die zelf als laatste woorden zei: „Heere Jezus, ontferm U mijner; ontvang mijn geest.” Prins Maurits overleed aan het eind van de middag, 57 jaar oud.

Bogerman nam enige tijd later zijn ganzenveer op en beschreef de laatste dagen van het leven van Maurits. Hij verheerlijkte de mens Maurits niet, maar had hem inzake diens slordige levensstijl gewezen op Gods grote genade in Christus. Hij eindigde zijn geschrift als volgt: „Ik besluit met de bede tot God, of Hij in deze ernstige tijden, waarin de gehele christenheid onderling zo verschrikkelijk stoot, de satan wil bedwingen en Zijn volk op aarde genadig wil bewaren. Dat zij zo.”

Bogerman was er zeker van geworden dat de prins in de vrede van Christus was gestorven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer