Mens & samenlevingvergankelijkheid & hoop
Een verhaal over verval en onsterfelijkheid

Onkruid, kwajongens en verloedering namen bezit van het boerderijerf in Lunteren dat Ap van Beek, alias Temiste, tot zijn sterven in 2007 keurig bijhield. Alles vergaat. Treurnis alom. Of toch niet?

30 December 2023 19:57Gewijzigd op 30 December 2023 20:12
beeld RD, Anton Dommerholt
beeld RD, Anton Dommerholt

„Zo gaandeweg ontkomt men niet aan de indruk, dat in onze welgeordende, door wetten, wetjes en voorschriften geregelde en onder diploma’s doorbuigende maatschappij, langzamerhand geen plaats overblijft voor wat je het markante menstype zou kunnen noemen”, mijmerde Jac. Gazenbeek (1894-1975) in ”Vrijbuiters van de Veluwe”. Om er melancholiek aan toe te voegen: „Het is of je ze vroeger meer ontmoette, die originele typen. Al meer groeien we naar de massamens. Confectie, zou je het kunnen noemen.”

Al was Ap van Beek –zijn bijnaam was Temiste, vanwege een woord dat hij vaak zei– misschien niet een van de „ruige typen en vrijbuiters” aan wie Gazenbeek dacht, hij vertegenwoordigde wel die verdwijnende generatie. Dicht bij de natuur, met weinig tevreden, elke dag eender als de vorige. Hij woonde bij zijn zus en zwager in, op een boerderij in Lunteren. Zijn zwager had het huis uit 1930 weer geërfd van zijn vader. Nadat Temistes zus en zwager waren overleden, was hij alleen overgebleven. Hoewel hij televisie had en dus vast niet geheel wereldvreemd was, kwam hij met zijn oude Mitsubishi niet veel verder dan zijn dorp. Op bezoek ging hij wel, op vrijdagavond naar familie bijvoorbeeld. In pak.

„Een buitengewoon beste vent. Iedereen mocht ’m”, zo schetst een buurman Temiste in plat Veluws, op een woensdagochtend jaren later. „Ik denk niet dat er één was die ooit een hekel aan ’m gehad heeft.” Hij herinnert zich Temistes tachtigste verjaardag nog, vier jaar voor diens sterven in 2007. „Met de hele buurt hebben we hem opgehaald en naar de zaal in Lunteren gebracht waar hij z’n verjaardag hield. Z’n broer hield nog een rede. Hij zei: „De buurt is veel beter voor hem geweest dan wij als familie, dat hebben we vandaag gezien.””

De tijd van Temiste was zo slecht nog niet, wil de buurman zeggen. „Vroeger? Alle boeren in de buurt kwamen een avond op visite in de winter, en je ging er een avond heen. Met de nieuwe mensen die er nu wonen is dat allemaal over. We kunnen nog steeds heel best met de buurt, één keer per jaar hebben we een barbecue en dan praten we gezellig met elkaar, maar verder niet. En we hebben een buurtapp, om elkaar te waarschuwen als iemand iets vreemds ziet. Dat is wel makkelijk.”

Maar zoals vroeger, zo is het toch niet meer.

Regeringsbrood

Wekelijks bezorgde de lokale buurtsuper een doosje met noodzakelijke levensmiddelen bij Temiste: een paar pakken melk, vla, een knipbrood, ook regeringsbrood genoemd. Week na week, jaar na jaar. Luxe koeken zaten er niet bij. Slechts een eenvoudige snee ontbijtkoek vergezelde Temistes koffie. Bij de boodschappen had de supermarktuitbater tijd voor een praatje. Over weer, wel en wee.

Veel van Temistes zinnen eindigden, na een hoorbare komma, met: „tenminste”. Alsof hij het zojuist gezegde –of vooral zichzelf– wilde relativeren. Het klonk ook niet zo gepolijst, meer als: „temiste”. Vandaar de bijnaam. Temiste praatte niet, hij zong zijn zinnen, misschien door ouderdom. Het genoemde stopwoord eindigde dan ook op een lang, vibrerend „uh”. Een geluid dat je nooit meer vergeet, zeker niet in combinatie met de bedompt-gemoedelijke jarenvijftigsfeer van het kleine, aftandse keukentje. En het doosje vla en melk op de keukentafel.

Tijden veranderen, met de mensen mee. De betreffende buurtsuper bezorgt nauwelijks meer bij particulieren aan huis, net zoals veel rijdende winkels uit het straatbeeld verdwenen. Tegelijk scheuren dagelijks blauwe en gele bezorgauto’s door woonwijken om drukbezette burgers in een informatiesamenleving het comfort te bieden van thuisbezorgde boodschappen. Voor het weerpraatje is geen tijd meer, bij de bezorger niet, evenmin bij de besteller. Elke minuut is vol geagendeerd.

Temiste was een Veluwse boer. Nu en dan spande hij een ketting over het haast onvindbare privéweggetje waar zijn boerderij aan staat. De koeien moesten oversteken. Verder hield hij varkens en fokte hij kuikens op. Er liepen wat kippen rond, en een hondje. Op het einde van zijn leven had Temiste geen dieren meer. Hij bleef zelf over, alleen. Tot hij, op de zevende van de zevende maand in 2007, in een ziekenhuis de strijd met de gevreesde ziekte verloor. En hij stierf.

Schavuit

Het huis van Temiste bleef leeg. Een week, een maand, een jaar, jaren – zestien inmiddels. Wat gebeurt er met een onbewoonde boerderij? Juist: belhamels van puberleeftijd of iets jonger sluipen naar binnen, schichtig, hoge ademhaling, want spannend blijven zulke avonturen. Een meer brutale schavuit slaat een ruitje in, nog een, en nog een. Zonnestralen onder een helderblauwe hemel banen zich deze najaarsochtend een weg door de kozijnen.

Een wat oudere knul parkeerde een sloopauto –zwarte Ford Ka– tussen boerderij en schuur. En wat doet die stoel daar, boven op een tafel in de grupstal? Een Suske en Wiske in de opkamer? Een half gesloopte piano in de loods buiten? Wie heeft Temistes wasmachine opgehaald, die, jawel, naast zijn aanrecht stond? En waar is de barometer boven de keukentafel gebleven? Wie sloopte die stortbak van de wc: een storm, een onverlaat? En de gele vliegenmepper, rechtop in het kozijn in de voorkamer, wie zette die daar neer?

Een latere grondeigenaar gebruikte het terrein als opslagplaats voor zand, houtafval en isolatiemateriaal. Het ligt er nog steeds. Soms was Temistes vroegere habitat decor voor een illegaal schuurfeest. De vlaggetjes hangen er nog. Hij moest eens weten, dansende jongelui op de deel waar eens de koeien stonden.

Naast de nieuwsgierige belhamel doet ook de natuur haar duit in het zakje. Klimop kruipt waar het niet gaan kan, door kieren en kozijnen, loert nieuwsgierig in het huis. Op het rieten dak groeit groen gras. Spinnenwebben overspannen de sponningen.

De tand des tijds doet de rest. Verf bladdert af, de schouw stort in, er komen gaten in het dak. Chaos ontwikkelt zich immers niet tot orde maar andersom, leert de tweede wet van de thermodynamica. Temistes boerderij is het bewijs van de theorie.

Het wachten is op iemand met nuchterheid, durf en levenslust: iemand die vooruitkijkt, de oude rommel met de grond gelijk maakt en er iets nieuws bouwt. In de geest van Temiste, want, weet de buurman, „hoe nétjes of hij en zijn zus en zwager waren. Óf ze het schoon hielden. En nu, ’t is toch een doorn in je oog als je erlangs komt?”

Zo iemand met durf is er, wordt gefluisterd. Plannen voor een zorgboerderij. Als de gemeente tenminste akkoord wil gaan.

Brandnetel

Maar voor nu ademt het terrein nog verval en vergankelijkheid. Maar zijn ingestorte schouw en overwoekerend onkruid niet meer dan boodschapper van sterfelijkheid? Dat „alle schoonheid van de aarde, ’t mooiste, ’t duurste, groot van waarde, zal verand’ren door de tijd”, zoals ds. C.J. Meeuse Psalm 102 berijmde?

Nee, zegt Ida Gerhardt in haar gedicht ”Lof van het onkruid”:

Godlof dat onkruid niet vergaat.

Het nestelt zich in spleet en steen,

breekt door beton en asfalt heen,

bevolkt de voegen van de straat.

Juist het onkruid –waar de propere Temiste zijn leven lang tegen streed– relativeert de treurnis van een vervallen Veluwse hoeve. Waar muren ineenzakken, glorieert de brandnetel, kruipt die nieuwsgierig de keuken binnen. En waar het rieten dak vergaat, groeit het mos de gaten weer dicht.

„Het onkruid wint het laatst gevecht”, zo eindigt Gerhardt haar gedicht. Mos en brandnetel, heraut van hun onsterfelijke Schepper. In de taal van Psalm 102:

Maar U, Heere God geprezen,

blijft Dezelfde in Uw Wezen.

Niemand kan U evenaren;

eeuwig zijn Uw levensjaren.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer