Het orgel laat nog een paar laatste klanken horen. Vader duwt Rick een snoepje in zijn hand. Moeder doet hetzelfde bij zijn zusje Hanneke, die aan de andere kant van vader en moeder zit. Grote lampen met lange armen schitteren tegen het plafond van de eeuwenoude dorpskerk, waar maar een paar mensen zitten. De muziek rolt tegen de muren en glijdt dan weg in het niets.
De dominee staat op en leest de Bijbeltekst voor waaruit hij zal gaan preken. Rick leest mee. Het gaat over Jesaja 40:1: „Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen.” Rick kijkt naar de dominee. Raar dat hij nu niet uit Lukas preekt. Dat hoort toch bij eerste kerstdag? Op school heeft hij er al veel over gehoord. Wekenlang vertelde de juf erover uit de Bijbel. Ze mochten ook een gedicht bedenken dat over Kerst ging. Dat was best moeilijk, maar het lukte.
Ricks gedachten dwalen naar zijn oma. Oma, die altijd heerlijke koek kon bakken. Oma, die altijd voor het raam stond te zwaaien als Rick en Hanneke ’s morgens naar school fietsten. En die ’s middags vaak wenkte dat ze even moesten komen. Dan kregen ze een snoepje. Of een lolly. Hoe lang is het nu al geleden? Drie maanden? Of vier?
Dan denkt hij aan opa. Die is al veel eerder gestorven. Al negen maanden geleden. Of misschien wel tien. Rick vond opa altijd zo stoer. Opa, die kon alles. Samen maakten ze vogelhuisjes in de schuur achter opa en oma’s huis. Urenlang konden ze daar met elkaar bezig zijn. Zagen, timmeren, verven.
Rick kijkt weer naar voren. Naar de dominee. Maar hij hoort nauwelijks wat er wordt gezegd. Opa en oma. Daar denkt hij aan. De vorige Kerst waren opa en oma bij hen thuis geweest. Moeder had heerlijk gekookt. Opa was na het eten in de grote stoel gaan zitten. Rick weet het nog goed. Opa vertelde altijd mooie verhalen. Maar nu was hij heel ernstig geweest. „We kunnen zomaar sterven”, had opa gezegd. „En dan moet je wel zeker weten dat de Heere Jezus ook voor jou is gekomen.” Sterven? Daar had Rick eigenlijk nog nooit zo goed over nagedacht.
Met oud en nieuw zouden ze naar opa en oma gaan. Maar dat ging niet door. Vader en moeder hadden griep. „Kom dan volgend jaar maar met de jaarwisseling bij ons”, zei oma. Het werd januari. Aan tafel vertelde vader over een ziekte. Corona. Een van de moeilijkste woorden die Rick ooit had gehoord. „We kunnen dit jaar niet naar China”, had vader lachend gezegd. „Want daar is corona.” Alsof ze ooit van plan waren om naar China te gaan.
Maar het kwam dichterbij. Op biddag zaten ze met z’n allen nog in de kerk. Maar daarna mocht het niet meer. In de kamer volgden ze op de laptop de dienst. Ze mochten ook niet meer naar school. Dus ook niet langs opa en oma. Maar moeder had een oplossing. Twee keer in de week mochten ze naar hun straat. Even voor het raam zwaaien. Vreemd dat ze niet naar binnen konden. Oma legde een snoepje op het raamkozijn naast de deur. Op dinsdag tenminste. Maar op donderdag was er iets vreemds. „Opa voelt zich niet lekker”, zei moeder. „Maar ga toch maar even naar hun huis.” Oma kwam niet naar het raam. Snoep lag er ook niet. Wel stond er een ziekenauto.
Rick staart voor zich uit. De dagen erna waren heel vreemd. Opa lag in het ziekenhuis. Maar vader en moeder mochten niet op bezoek. Na een week ging midden in de nacht de telefoon. Rick werd er wakker van. Hij sloop naar de deur en zag vader en moeder huilen. Opa, hij was gestorven. Opa, bij wie hij zo graag kwam. Opa, die veel vertelde over de Heere Jezus, van Wie hij en oma zo veel hielden. Een paar dagen later gingen ze naar de kerkdienst. En daarna de begrafenis. De eerste keer dat Rick dat meemaakte. Opa had gelijk gekregen. Je kunt zomaar sterven.
Naar oma mochten ze niet. Ja, later, nog veel later. Toen mocht oma weer bezoek krijgen. Maar zonder opa was alles zo heel anders. Oma verhuisde. Naar een zorgcentrum vlak bij school. Het leek allemaal goed te gaan. Maar het ging niet goed. In het zorgcentrum werden mensen ziek. Weer corona, werd er gezegd. Ze gingen wel naar oma toe. Maar ze mocht alleen vanaf het balkon zwaaien. Oma kuchte wat. Helemaal niet erg, leek het. Maar het werd erger. Drie dagen lang was ze echt ziek geweest. Toen was ze overleden. Wat had oma ook alweer gezegd? Kom de volgende jaarwisseling maar bij ons? Dat kon niet meer. Nooit meer.
Rick veert op. Wat zegt de dominee nu? De hele tijd heeft hij nauwelijks geluisterd. Maar nu zit hij recht overeind. Daar klinken de woorden weer. „Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen.” De Trooster Die komen zou. Daar had Jesaja het al over. Hij is gekomen. Ricks gedachten dwalen van de dominee naar zijn opa en weer terug naar de dominee. „Je kunt zomaar sterven”, had opa gezegd. „Maar doordat de Heere Jezus is gekomen, mag je ook uitkijken naar een eeuwig leven”, zegt de dominee.
Ricks gedachten dwalen weer af. Hij voelt hoe zijn ogen zich vullen met tranen. Snel boent hij ze weg met zijn arm. Dan komt er een lichte glimlach op zijn gezicht. Opa, die is nu net als oma bij de Heere Jezus, over Wie de dominee vertelt. „Sterven”, zei opa. „Eeuwig leven”, zei de dominee. En de Bijbel? „Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen.”
Ze mochten alleen even voor het raam zwaaien
Dit verhaal werd eerder gepubliceerd in RDMagazine op 19 december 2020.