Terug naar Bijbelse mannelijkheid
Emancipatie van vrouwen is nog altijd een belangrijk thema in Nederland. Mannen moeten daarom meer zorgtaken op zich gaan nemen, vindt minister Dijkgraaf in zijn Emancipatienota. Maar wat is de positie van mannen tegenwoordig? En is er nog een weg terug naar een Bijbelse invulling van mannelijkheid en vaderschap?
In veel opzichten gaat het in westerse landen niet zo goed met mannen. In vergelijking met vrouwen presteren ze slechter op scholen en universiteiten, zijn ze vaker werkloos en/of dakloos, vaker verslaafd aan alcohol, porno en drugs. Ze hebben meer psychische problemen, zitten vaker in de gevangenis, plegen vaker suïcide, worden vaker vermoord en hebben een lagere levensverwachting.
Ook is er een onderstroom van maatschappelijk onbehagen over mannen. In de afgelopen jaren verschenen boeken met titels als ”Mannen, ik haat ze” (Pauline Harmange), ”Het einde van de man” (Hanna Rosin) en ”Zijn mannen nodig?” (Maureen Dowd). De MeToo-beweging gaf hier mede voeding aan. Op Amerikaanse universiteiten wordt het woord mannelijkheid vrijwel alleen nog in negatieve zin gebruikt, vaak met toevoeging van het woord ”toxic” (giftig).
Ratrace
Hoe heeft dit kunnen ontstaan? Nancy Pearcey –ooit door The Economist omschreven als „Amerika’s meest vooraanstaande vrouwelijke protestantse intellectueel”– schreef hierover recent een inzichtgevend boek: ”The Toxic War on Masculinity, How Christianity Reconciles the Sexes” (De giftige oorlog tegen mannelijkheid, hoe het christelijk geloof de geslachten met elkaar verzoent).
Zij stelt dat het vooral de industriële revolutie was die een enorme verandering teweegbracht in de positie van mannen. In het puriteinse tijdperk daarvoor bestond de samenleving grotendeels uit gezinnen waar op kleinschalige wijze de kost werd verdiend in familiebedrijfjes, bijvoorbeeld boerderijen. Man en vrouw werkten hierin samen, en de kinderen werkten mee. De man was dus veelal thuis. Hij was het belangrijkste rolmodel en voorbeeld voor zijn zonen en leerde hen niet alleen werken, maar al ”werkendeweg” om een goede man te worden.
Mannen en vrouwen hadden nadrukkelijk hun eigen rollen. De man was zonder meer het hoofd van het gezin maar er was tegelijk een bepaalde gelijkwaardigheid, want man en vrouw werkten iedere dag samen. Belangrijk was zijn taak als priester in het gezin. Huisgodsdienst werd serieus genomen. Mannen konden daarnaast kerkelijke of maatschappelijke taken hebben, maar die waren gericht op het algemeen belang, en stonden in het teken van dienstbaarheid. Wereldse ambities hierbij werden gezien als zondig.
Tussen 1750 en 1850 veranderde dit alles radicaal. Veel mannen verdwenen uit huis, om lange dagen elders te werken. Zij moesten nu hun liefde voor het gezin tonen door weg te zijn. Ze werden ”kostwinner”; een woord dat eerder niet bestond. Geleidelijk ontstond daarbij een steeds grotere tegenstelling tussen het private en het publieke domein. Thuis, dat was de wereld van het subjectieve, van familie en kerk, van het sacrale. Daarbuiten was de wereld van objectieve waarheden, van staat, industrie en wetenschap van het seculiere. Vrouwen domineerden in toenemende mate het eerste domein. Het tweede was dat van mannen, die deelnamen aan de ”ratrace” van competitie, macht en geld, en daarbij meer en meer hun eigen leven begonnen te leiden.
Het waren mede daardoor steeds vaker vrouwen die in de negentiende eeuw het voortouw namen om allerlei sociale misstanden aan de orde te stellen. Denk aan een boek als ”De hut van oom Tom” van predikantsdochter Harriet Beecher Stowe, het meest verkochte boek in de negentiende eeuw na de Bijbel. Mannen kwamen ook in toenemende mate onder kritiek te staan. Alle slavenhandelaren, pooiers, cafébazen, gokkers, drinkers en criminelen waren immers mannen, nietwaar?
Bovendien groeiden jongens sindsdien op zonder vaders die hen vormden. Omdat ze thuis niet meer hoefden mee te werken hadden ze ook meer vrije tijd. Op school kregen ze vooral les van vrouwen en thuis werden ze geregeerd door moeders. Er ontstond een wilde jongenscultuur die zich afzette tegen het vrouwelijke. Mannelijkheid kreeg een nieuwe invulling: stoerheid, hardheid, altijd willen winnen, seks en drank, een ‘vent’ zijn. Oude mannelijke waarden verbleekten, zoals eerzaamheid, plichtsbesef, leiderschap, zorgzaamheid, zelfopoffering, rechtvaardigheid en bescherming van het zwakke.
Priester thuis
Pearcey beschrijft de ontwikkelingen onderhoudend, gebruikt tal van bronnen, en vraagt zich bovendien steeds af wat de Bijbel schrijft over de thema’s die ze aansnijdt. Ze gaat daarbij ook in op de gevolgen van secularisatie, de rol van Schriftkritiek, de groeiende invloed van media, de vraag hoe kerken met veranderingen omgingen, en veel meer. Ze pleit ervoor dat vaders hun verantwoordelijkheid weer nemen als vader, ook door meer thuis te zijn. Zij moeten bij uitstek de vorming van hun zonen op zich nemen en bovendien priesters zijn in hun gezin. Ze gelooft bovendien dat moeders er voor de kinderen moeten zijn en is geen voorstander van kinderopvang door vreemden.
In onze tijd zijn er nieuwe mogelijkheden om terug te gaan naar oude rollen en waarden. Thuiswerken met flexibele werktijden is voor steeds meer banen mogelijk. Echtparen kunnen samen onlinebedrijfjes starten die ze vanuit huis runnen zoals ze vroeger samen de boerderij of winkel bestierden. Kinderen kunnen thuisonderwijs krijgen. ”Meergeneratiehuizen” maken het mogelijk om samen te leven met grootouders. Volgens Pearcey is de weg vooruit in de m/v-discussie dus allereerst de weg terug, gebruikmakend van nieuwe mogelijkheden, steunend op oude Bijbelse waarden.
De analyse van Pearcey is behulpzaam, ook voor christenen in Nederland. Daarbij is haar boodschap urgent in een tijd waarin allerlei krachten zich verenigen om het traditionele gezin te vernietigen. Ze herinnert vaders aan hun belangrijke taak in het gezin. En dat geldt moeders natuurlijk niet minder. Dat ook zij steeds vaker buitenshuis werken, is fnuikend voor gezinnen.
Mannen en vrouwen hebben elkaar bovendien harder nodig dan ooit. Ieder heeft daarbij zijn eigen Bijbelse positie. De onderlinge verdeling van verantwoordelijkheden is geen vrij keuzemenu. De man is primair geroepen tot leiden, arbeiden, voorzien, strijden, leren. De vrouw tot baren, voeden, verzorgen, helpen, dienen, ondersteunen. Binnen deze Bijbelse grondpatronen is er ruimte voor specifieke keuzes in specifieke situaties. Maar voor vrouw én man ligt de eerste verantwoordelijkheid in het gezin, om hun kinderen –als ze die mogen krijgen– in de waarachtige kennis en vreze Gods, Hem ter eer, tot hun zaligheid op te voeden.De auteur is ondernemer en op diverse manieren kerkelijk en maatschappelijk actief.