Cultuur & boeken
Dominee én koopman reisden af naar Nederlands-Indië

Nederland regeert in de negentiende eeuw over grote delen van wat nu Indonesië heet. Talloze kooplieden, soldaten, natuuronderzoekers en predikanten reizen naar de kolonie. Een aantal van hen brengt daar verslag van uit, soms met verwondering, vaker vol vooroordelen.

Suikerfabriek ”Kemanglen” bij Tegal op Java, rond 1875 geschilderd door Ab Salm. In 1830 voerde Nederland in Nederlands-Indië het cultuurstelsel in. De bevolking van Java moest verplicht een aantal gewassen verbouwen die bestemd waren voor de export. beeld Rijksmuseum Amsterdam
Suikerfabriek ”Kemanglen” bij Tegal op Java, rond 1875 geschilderd door Ab Salm. In 1830 voerde Nederland in Nederlands-Indië het cultuurstelsel in. De bevolking van Java moest verplicht een aantal gewassen verbouwen die bestemd waren voor de export. beeld Rijksmuseum Amsterdam

Neerlandicus Rick Honing (1984) verzamelde een aantal van deze verhalen, spiegelde ze aan elkaar, en voorzag ze van interessante commentaren.

19883708.JPG
Rick Honings. beeld Rijksuniversiteit Leiden

Als ds. Sytse Roorda van Eysinga (1773-1828) na een lange en zware zeereis in mei 1819 op Java aankomt, is hij diep onder de indruk van de bergen en de schoonheid van het onbekende land. In zijn enthousiasme koopt hij zeven grote schildpadden, verschillende soorten vogels en een paar apen. Het is niet bekend wat hij daarmee heeft gedaan.

Roorda bezoekt in de jaren daarop verschillende gebieden in het eilandenrijk, waaronder de Molukken. In de reisverslagen die hij maakt, roemt hij telkens de prachtige landschappen, waarin hij Gods grootheid ziet, maar over de bewoners ervan is hij minder enthousiast. In zijn ogen zijn die primitief en vaak lui.

Hij stelt niet alleen vast dat de natuur in de kolonie prachtig is; hij kijkt er ook naar als een economisch denkend mens. Steeds weer schrijft hij over de vruchtbaarheid van de grond. „Hier hoef je maar een spruitje in de grond te steken en binnen drie maanden groeit er een kool uit.” Hij verbaast zich erover dat er zo veel gebieden onontgonnen zijn, vindt dat jammer en wijt het aan de gemakzucht van de bevolking.

Die houding is typerend voor veel Nederlanders die Nederlands-Indië in de negentiende eeuw bezoeken. Aan de ene kant worden ze geïmponeerd door de schoonheid van het land; aan de andere kant zien ze zichzelf in veel opzichten als superieur aan de inheemse volken. Ze willen beschaving brengen. Roorda wil de inlanders vooral leren dat het daarvoor noodzakelijk is dat ze het christendom omarmen.

Soldaten

Rick Honings boek ”De ontdekking van Insulinde” bevat een bloemlezing van indrukken van bezoekers aan Nederlands-Indië. Honings is een deskundige als het gaat om de achttiende en negentiende eeuw. Eerder schreef hij onder meer een overzichtswerk over bekende dichters in die periode en werkte hij mee aan een goed ontvangen biografie over Willem Bilderdijk.

Hij volgt in dit nieuwe boek steeds dezelfde werkwijze: hij begint met een inleiding over de schrijver van een reisverhaal en gaat daarna uitvoerig in op wat hij of zij heeft geschreven.

Behalve verschillende predikanten laat hij veel anderen aan het woord, zoals plantkundigen, militairen en ook toeristen, onder wie enkele vrouwen. De wetenschappers schrijven nauwelijks over godsdienstige zaken, maar net als Roorda beschouwen ze de oorspronkelijke bevolking van de kolonie als primitief en zien ze zichzelf, geïnspireerd door de idealen van de verlichting, als brengers van beschaving.

Voor de militairen die afreisden naar de kolonie geldt dat nog sterker. Voor hen is het volkomen vanzelfsprekend dat het kleine Nederland over Indië regeert. Het bloedig onderdrukken van de zo nu en dan oplaaiende opstanden lijkt hun geen enkele gewetenswroeging op te leveren. In hun verslagen valt daar althans niets over te lezen. Daarnaast tonen sommigen zich racistisch. De officier Nicolaas Willem Schmal, die in 1832 een reisbeschrijving publiceerde, beschouwt de gemiddelde inwoner van Java als het tegenovergestelde van een edele aardbewoner. „Als een vuil, liederlijk, armoedig schepsel, zinkt hij tussen de rijke natuurtaferelen weg.”

Onder bijna alle Nederlanders kom je dat superioriteitsgevoel tegen, al uiten de meesten zich wel positiever over de inheemse bevolking dan Schmal. Over het algemeen zijn ze van mening dat ze, als beschaafde westerlingen, de taak hebben om de ontwikkeling van de inheemse volken te stimuleren.

Afpersing

Naarmate de negentiende eeuw vordert, krijgt Nederland dan ook steeds meer macht over de het eilandenrijk dat nu Indonesië heet. Gebieden die eerst nog min of meer onafhankelijk waren, worden ingelijfd en plaatselijke vorsten die niet voldoende naar de pijpen van de overheersers dansen, riskeren het te worden afgezet.

Tegelijk blijven die plaatselijke leiders belangrijk. Zij voeren een groot deel van de bestuurstaken uit. In ruil daarvoor mogen ze belasting heffen van hun onderdanen, en dat leidt nogal eens tot misstanden. Doordat de burgers te zware lasten krijgen opgelegd, ontstaan er armoede en zelfs honger.

Dat wordt nog erger als in 1830 het cultuurstelsel wordt ingevoerd. De bevolking van Java moet verplicht een aantal gewassen verbouwen die bestemd zijn voor de export. Het gaat daarbij om producten als koffie, suiker, indigo en peper. De boeren ontvangen daarvoor een vastgestelde, lage prijs.

Multatuli

Voor de Nederlandse economie betekent het cultuurstelstel een enorme opsteker. Tussen 1831 en 1870 vloeit er zo veel geld in de staatskas dat het lange tijd niet nodig is om inkomstenbelasting te heffen. Ook betaalt de Nederlandse regering met de opbrengsten de aanleg van spoorwegen.

De inheemse bevolking van Nederlands-Indië profiteert echter niet van het stelsel. Integendeel: omdat de vele boeren heffingen aan de Nederlandse overheersers én aan hun eigen vorsten moeten afdragen, raken ze maar al te makkelijk in de problemen.

In zijn beroemde boek ”Max Havelaar” vraagt de schrijver Multatuli, die zelf geruime tijd in de kolonie heeft doorgebracht, aandacht voor het onrecht dat plaatsvindt. Zijn roman trekt veel aandacht, maar leidt niet op korte termijn tot politieke veranderingen.

Eduard Douwes Dekker, de auteur achter het pseudoniem Multatuli, is niet de enige die zich zorgen maakt over het lot van de Javanen. In zijn boek laat Honings ook andere critici aan het woord, zoals de predikant Van Hoëvell (1812-1879), die zich zorgen maakt zowel over de inwoners van de kolonie als over het uitputten van de natuur.

Een andere opvallende criticus is Sicco Roorda van Eysinga, een zoon van dominee Sytse Roorda van Eysinga. Terwijl de meeste Nederlanders ervan uitgaan dat Nederlands-Indië nog eeuwen een kolonie zal blijven, voorziet Sicco rond 1860 dat de Javanen zich eens gewapend tegen de Nederlanders zullen keren als die niet ophouden met het onderdrukken van de bevolking.

Zijn voorspelling komt uit. Al laat die gewapende strijd tot het einde van de Tweede Wereldoorlog op zich wachten.

Boekgegevens

19883709.JPG

De ontdekking van Insulinde. Op reis in Nederlands-Indië in de negentiende eeuw, Rick Honings; uitg. Prometheus; 556 blz.; € 39,99

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer