Het bisschopsambt uit de Vroege Kerk ging in de middeleeuwen met machtswellust gepaard. Daarom kent de calvinistische traditie dit ambt niet. Veel bisschoppen uit de eerste eeuwen waren niettemin goede herders. Ze zijn voorbeelden voor ons.
In de Vroege Kerk lijkt het episcopaat (bisschopsambt) aanvankelijk een ambtelijke taak in te houden die ”presbyteroi” (presbyters, ouderlingen) op zich kunnen of moeten nemen. Het gaat dus nog niet om een formeel ambt. Bij het afscheid van de ouderlingen uit Efeze (Handelingen 20:28) spreekt Paulus de ouderlingen als volgt toe: „Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden, die Hij verkregen heeft door zijn eigen bloed.”
Uit dit citaat blijkt dat ”episkopoi” (bisschoppen) geen afzonderlijk ambt bekleden, maar hun taak als opziener uitoefenen als ”presbyteroi”. In een wetenschappelijk artikel over bisschoppen in ”Der Neue Pauly” gaat men er zelfs van uit dat episkopoi in deze prille fase van de ambtelijke ontwikkeling een minder grote verantwoordelijkheid droegen dan de presbyteroi, dus hiërarchisch gezien onder de presbyteroi vielen. In de eerste brief van Clemens van Rome dringt Clemens er bij de gelovigen in Korinthe op aan –aan hen is immers de brief gericht– om aan de episkopoi meer respect te tonen en hun op die manier meer ruimte te geven om toezicht te houden in de gemeente.
We zien hier dat de ”episkopos” dus nog allerminst een natuurlijk gezag of een ambt vertegenwoordigt. Maar dit verandert toch relatief snel. Een ontwikkeling in de tweede eeuw leidt ertoe dat er niet meerdere episkopoi in een gemeente werkzaam zijn, maar dat één episkopos in de gemeente de eindverantwoordelijkheid draagt.
Polycarpus van Smyrna is zo’n episkopos. Hij was voor de gemeente een indrukwekkend voorbeeld van een gelovige die zijn leven daadwerkelijk voor Christus over had. Op 86-jarige leeftijd stierf hij als martelaar, maar wel omringd door zijn gemeente, die hem ook na zijn dood in grote ere hield. Een ander voorbeeld van een bisschop die vol toewijding Christus belijden wilde, was Ignatius van Antiochië.
Deze bisschoppen uit de tweede eeuw maken duidelijk hoe belangrijk het ambt van bisschop inmiddels was geworden. Feitelijk waren de bisschoppen ook de opvolgers van de apostelen. Dat gold voor Polycarpus en Ignatius in ieder geval. Beiden waren leerling van de apostel Johannes en wisten dus ook hoe het apostolische gezag en de apostolische leer moesten worden bewaard.
Vervolging
Uit de geschiedenis krijgen we overigens een zeer geschakeerd beeld van de tijd waarin deze bisschoppen leefden. De overheid had nog een geweldig grote grip op de maatschappij en de kerk en vervolgde de kerk regelmatig. De kerk (de bisschoppen voorop) liet zich echter niet knechten, maar bekende juist kleur. Veel bisschoppen deden er alles aan om hun gemeente te beschermen.
Een voorbeeld was bisschop Cyprianus. Hij vluchtte tijdens de vervolging onder keizer Decius, maar bleef op afstand de gemeente leiden als een goede herder. Na de vervolging probeerde hij de verschillende groepen binnen de gemeente, zowel degenen die afgevallen waren als degenen die voor Christus waren uitgekomen, weer bij elkaar te krijgen. Cyprianus bekende kleur tijdens de vervolging die daarna kwam. Het zou hem duur komen te staan. Hij bekocht het belijden van Christus als martelaar met de dood. Hij gaf daarmee aan zijn gemeente het indrukwekkende getuigenis dat hij zijn leven voor Christus wilde geven.
Kapitale kathedralen
Waarom hebben wij protestanten nu geen bisschoppen meer? Als de bisschoppen in de Vroege Kerk zulke goede herders waren, zouden we hen dan niet onmiddellijk in onze kerken een plaats moeten geven?
We moeten bedenken dat tussen de Vroege Kerk en de Reformatie de middeleeuwen liggen. In de middeleeuwen namen de macht en de invloed van de bisschop enorm toe. Te denken valt aan grote bisdommen waarin geweldige kathedralen werden gebouwd. Het bisdom van Tours, Parijs, Keulen, Utrecht, Amiens, Reims en Chartres, om er maar enkele te noemen. Er werden kapitalen uitgetrokken voor de bouw van deze kathedralen. Denk aan de Utrechtse Domkerk. Gelovigen moesten veel geld beschikbaar stellen voor de kerkbouw, maar leefden vaak zelf in diepe armoede. Het had alles te maken met de enorme afstand die er gegroeid was tussen de leken (gewone gelovigen), die van de Bijbel niets wisten, en de geestelijken (kerkelijke leiders), die als onbetwistbare specialisten moesten worden gehoorzaamd. Aan de top van de piramide stond de bisschop.
Protestantse bisschoppen
Tijdens de Reformatie werd er anders aangekeken tegen de leken. Dit leidde ertoe dat bisschoppen niet meer over hen konden heersen. Deze omslag heeft alles te maken met de heroriëntatie op het Woord van God. Dit moest onophoudelijk verkondigd worden aan iedereen. Dit betekent dat er in de Reformatie, als het gaat om de ambten, zeker wel orde was. De Reformatie ging ook uit van ambten. Men wilde echter niet de hiërarchie zoals die in de middeleeuwen was ontstaan terug hebben. De Reformatie legde, net als in de Vroege Kerk, een sterke nadruk op de gemeente en op het besturen van de gemeente door ouderlingen, diakenen en dienaars van het goddelijke Woord. Men bleef tegelijkertijd weg bij de in de middeleeuwen ontstane extreme machtsposities van bisschoppen.
Overigens werd het bisschopsambt door protestanten wel degelijk gecontinueerd. In de lutherse kerkelijke traditie zijn bisschoppen heel belangrijk gebleven, net als in de anglicaanse traditie. In de calvinistische traditie echter niet. Daar ging de heroriëntatie op de Bijbel verder en kreeg het Woord van God meer en meer invloed.
Afscheiding
Wanneer we de episkopoi in het Nieuwe Testament, dus in hun allereerste fase, moeten typeren, dan kunnen we spreken van gelovige broeders die met zorg op hun medebroeders acht gaven. Het gebeurde allemaal in kleine en soms in wat grotere gemeenten.
Dit doet terugdenken aan de Afscheiding, waaruit de afgescheiden kerken in Nederland voortgekomen zijn. Men kon zich niet meer vinden in het instituut ”kerk”, maar wilde terug naar een persoonlijk beleven van het geloof en naar een persoonlijke omgang met God. Daarin stonden het geloof, de genade en de Schrift (met de oudvaders) centraal. Ouderlingen en diakenen speelden een belangrijke rol, evenals de dienaars van het Woord. Maar van machtsvertoon en machtsmisbruik wenste men zich verre te houden.
Hiermee komen we weer dicht bij de Vroege Kerk. We kunnen van de bisschoppen van de derde en vierde eeuw veel leren. Ze gaven zich over omwille van hun geloof. Christus was hun uitgangspunt. Maar vooral: ze stelden zich dienstbaar op.
Het dienen van elkaar in de liefde is de kerk van Christus opgedragen. Willen we elkaar inderdaad voorgaan in dienstbetoon? Mag de liefde van Christus ons dringen? De gelovige episkopoi in de Vroege Kerk brachten dat in praktijk. Ze zagen, door het geloof, op Christus als hun grote voorbeeld. In 1 Petrus 2:25 staat: „Want u was als dwalende schapen, maar u bent nu bekeerd tot de Herder en Opziener van uw zielen.” Voor de goede herders in de Vroege Kerk was Christus de grote goede Herder.
De auteur is bijzonder hoogleraar Bijbeluitleg Vroege Kerk aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Dit artikel is gebaseerd op zijn lezing over ”Wat kunnen protestanten leren van het episcopaat in de Vroege Kerk?”, gehouden op 30 november, tijdens de Week van de Vroege Kerk.