Sjaak van der Tak onder koorzang in touw voor boer en tuinder
Van drop-out tot succesvol bestuurder en van „wat linkse” activist tot rasbemiddelaar: zo zou je de carrière van boeren- en tuindersvoorman Sjaak van der Tak (67) kunnen samenvatten. Keihard werken was zijn devies, maar kostte hem zijn huwelijk. „Ik ben rustiger geworden. Zoeken naar verbinding is nu mijn motto.”
Verbijsterd sloeg oud-marinier Rinus van der Tak op een avond in 1969 zijn krant open. Zijn oog viel op een foto van een demonstratie tegen de Vietnamoorlog. Te midden van het groepje mensen achter een groot spandoek herkende hij zijn 13-jarige zoon Sjaak. „Dat heb ik geweten. Ik had natuurlijk op school moeten zitten. En dus moest ik zonder eten naar bed”, glimlacht Sjaak van der Tak, zelf inmiddels elf keer grootvader.
Van der Tak woont samen met zijn partner Marion Strik in een bungalow in Honselersdijk, te midden van de Westlandse kassen. Over de inrit rijden regelmatig vrachtwagens die groene planten komen laden bij de buurman. Het deert hem niet. In de dertien jaar dat hij burgemeester van Westland was, het kloppend hart van de wereldwijd toonaangevende Nederlandse glastuinbouw, heeft hij de tuinders in zijn hart gesloten. „Ondernemingen zijn hier sterk verweven met het sociale leven. Het samenlevingsdenken zit hier in het DNA.”
Hij legt de nadruk op het woord samenleving. „Dat gebruik ik altijd, ik zeg nooit maatschappij, want dat woord komt uit het marxistische denken. Samenleving wijst op een cultuur die gebaseerd is op christelijke waarden en normen. In het marxisme gaat het niet zozeer om gemeenschapszin, maar komen de principes voort uit de maatschappijvorm.”
De woonkamer is sober ingericht. Aan een wand prijken foto’s van familieleden, kinderen en kleinkinderen. Op tafel liggen boeken, waaronder een paar versleten Bijbels, een biografie van de vroegere Duitse bondskanselier Angela Merkel en een boekje over staatsman Abraham Kuyper, oprichter van de Anti-Revolutionaire Partij, een van de voorlopers van het CDA.
„Die Bijbels zijn erfstukken van mijn opa’s, die wil ik opnieuw laten inbinden. En biografieën lees ik graag: ik heb ze liggen van Adenauer tot Merkel, de Clintons, de Obama’s, Churchill”, zegt Van der Tak. Zelf werd hij als twintiger lid van het CDA. In 2011 deed hij een vergeefse gooi naar het partijvoorzitterschap. Dit najaar overwoog hij om over te stappen naar Nieuw Sociaal Contract van Pieter Omtzigt, maar na een gesprek met CDA-leider Henri Bontenbal besloot hij te blijven.
Dat Sjaak van der Tak een functie in het openbaar bestuur zou krijgen, lag niet voor de hand. Ooit trok hij de deur van de middelbare school vroegtijdig achter zich dicht. Maar de drop-out klom door keihard werken en studeren op van gemeenteambtenaar tot wethouder van wereldhavenstad Rotterdam en daarna tot burgemeester van de gemeente Westland.
Demonstreren heeft hij niet meer gedaan, tot die gedenkwaardige 22e juni 2022, toen hij als een van de actieleiders een geïmproviseerd podium in een weiland in Stroe beklom. Het was de dag van het grootste boerenprotest uit de Nederlandse geschiedenis, een massale uiting van onvrede over stikstof en van wantrouwen in de koers van het kabinet-Rutte IV.
Het protest leidde tot bemiddeling door VVD-prominent Johan Remkes, die het kabinet adviseerde om de agrarische sector in een akkoord perspectief en zekerheid te bieden voor de komende decennia. De onderhandelingen over dat landbouwakkoord startten in januari.
Sjaak van der Tak was als voorzitter van de grootste boeren- en tuindersorganisatie LTO Nederland een van de hoofdrolspelers. Een halfjaar lang werd er intensief overlegd tussen kabinet, boerenorganisaties en ketenpartijen. De media volgden het proces intensief. Via de tv-camera’s groeide Van der Tak uit tot BN’er, bekende Nederlander. Maar het akkoord kwam er niet. Op dinsdag 20 juni van dit jaar trok Van der Tak de stekker eruit.
Inmiddels is het kabinet gevallen en heeft Van der Tak laten weten dat hij niet doorgaat als LTO-voorzitter. Op 31 december zit zijn huidige termijn erop en gaat hij met pensioen. „Zo’n opdracht kun je alleen waarmaken als je je daar honderd procent voor inzet. Maar daardoor legde het ook een groot beslag, op mezelf en op mijn gezin en familie”, motiveerde hij zijn besluit.
Hoe hebben uw jonge jaren u gevormd?
„Mijn vader was vakbondsbestuurder bij de CNV Vervoersbond. Bij de grote havendemonstratie van 1970 stond hij op het podium. In mijn eigen karakter zit ook iets activistisch. Vandaar dat die demonstratie tegen de Vietnamoorlog mij aantrok.
Toen ik lid werd van het CDA, had ik een wat linkse inslag. Jan de Koning (CDA-politicus die onder de premiers Van Agt en Lubbers diverse ministersposten bekleedde, TR) was mijn grote voorbeeld. Tijdens een cursus hield hij ons voor: „We hebben de opdracht om mensen 50 centimeter verder te helpen. Want als je veel mensen 50 centimeter verder helpt, dan verschuif je samen de wereld.” Dat sloot aan bij een mooie uitspraak die ik in die tijd in een boek van de Duitse filosoof Albert Schweitzer las: „Geloof zó in uw idealen dat de wereld ze niet kan afnemen.” Thuis, bij vader en moeder, hing hun huwelijkstekst aan de wand. „Ik schaam mij het Evangelie niet, want het is een kracht Gods tot behoud voor eenieder die gelooft”, Romeinen 1:16.
Die drie dingen vond ik bij elkaar passen. Dat gaf me een enorme drive. Misschien wel te veel, veel te veel.”
U doelt op het feit dat uw huwelijk stukliep?
„Ja, en die schuld draag ik in mijn leven mee. In die tijd heb ik er nachten van wakker gelegen. Steeds kwam het op me af: Gij zult niet echtbreken. En nog steeds in de stille momenten. Wel woon ik nu alweer twaalf jaar gelukkig en dankbaar samen met Marion Strik.
Het werk stond voor mij op nummer één. Bovendien was ik actief in de kerk, was jeugdouderling, kerkvoogd, deed dingen in de classis. Ik was een echte workaholic. Tijdens mijn wethouderschap kon ik halve nachten doorwerken, had weinig slaap nodig. Dat werkt verslavend. We groeiden uit elkaar, ook door omstandigheden in de familie. Toen ik, omdat ik daar burgemeester was geworden, naar het Westland wilde verhuizen, bleef mijn vrouw in Rotterdam. „We zoeken nu ons eigen levensspoor”, zei ze.
Na de scheiding in 2009 ben ik rustiger geworden. Van de overtuigende, zo je wilt getuigende rol, ben ik meer in de verbindende rol gekomen. Die omslag heb ik ontvangen, zo ervaar ik dat. Zoek geen ruzie.”
U maakte in 2017 de overstap van het openbaar bestuur naar de belangenbehartiging in de tuinbouw. Waarom?
„Ik was dertien jaar burgemeester van de gemeente Westland en ik wilde niet het stempel opgeplakt krijgen dat ik bij het meubilair hoorde. Toen klopte LTO-Glaskracht op de deur.
Zo is het vaker gegaan in mijn leven. Toen ik nog jong was, heeft al eens iemand tegen mij gezegd dat ik burgemeester zou moeten worden. En toen LTO in 2020 een opvolger zocht voor Marc Calon waren er ook mensen die zeiden: Dat is echt iets voor jou.
De tuinbouw kende ik natuurlijk. Als burgemeester had ik meer dan 2000 bedrijfsbezoeken gedaan.”
U werd voorzitter van LTO Nederland op een moment dat veel leden het vertrouwen in hun organisatie kwijt waren. Een flinke klus voor een verbinder om dat te herstellen?
„Het was inderdaad een heel dynamische en roerige tijd. Er was echt veel gedoe. Afdelingen die anders dachten dan de landelijke organisatie, men was elkaar een beetje kwijtgeraakt, laat ik het zo maar zeggen. Het paste wel bij mijn levensspoor om dan de verbinding weer te zoeken. Of dat gelukt is moeten anderen maar zeggen.
In de landbouw heeft de polarisatie de laatste vier, vijf jaar enorm de kop opgestoken. Ik vind dat je juist dan met mensen in gesprek moet blijven. Niet verzanden in een soort kunstmatig landbouwcollectief, wat LTO afwijst. Wel met elkaar blijven praten.
Avonden heb ik om tafel gezeten met Mark van den Oever (voorzitter van de radicale actiegroep Farmers Defence Force, TR) en ook met de vakbonden van melkveehouders, akkerbouwers en intensieve veehouders. Wat mensen dan weleens roepen is allemaal niet fijn, maar in de kern van de zaak konden we het gesprek aangaan. Dat leidde ertoe dat we samen in het Catshuis in overleg gingen met premier Rutte en de ministers Adema en Van der Wal om uit de impasse te komen.”
Tijdens de onderhandelingen over een landbouwakkoord, toen LTO in de eindfase aan tafel bleef terwijl andere organisaties afhaakten, werd er in kritische video’s uit de hoek van de actiegroepen ook wel op de man gespeeld. Wat deed dat met u?
„Ik heb in het openbaar bestuur eigenlijk wel een goede leerschool gehad. De politiek is ook meer op de man gaan spelen, ook tegenover een burgemeester. Dat die kritiek me niets deed, wil ik niet zeggen. Maar ik denk niet dat het veel invloed heeft gehad. Met alle respect, vanuit mijn geloof kan ik dingen in het gebed aan God voorleggen. Dat helpt meer dan een ander proberen af te branden. Dat laatste houd ik ver van mij. Wat mij wel raakt, is als mensen de Holocaust erbij halen.”
U doelt op een omstreden uitspraak van Mark van den Oever, die boeren met zoveel woorden de Joden van deze tijd noemde?
„Ja. Ik heb gezegd: Mark, nu ga je ver de grens over. Later heeft hij het trouwens teruggenomen.”
Terug naar de landbouw. Hoe kijkt u aan tegen de transitie die de sector volgens de overheid moet doormaken?
„Die transitie naar verduurzaming komt eraan, linksom of rechtsom. Maar de boeren en tuinders moeten die wel mee kunnen maken. Niet te snel, ik ben van het 50 centimeter verder brengen. Toch denk ik dat ze veel meer kunnen bereiken dan ze zelf vaak beseffen. Een man als Dirk Bruins (LTO-bestuurder en melkveehouder in Drenthe, TR) beseft dat wel. Zijn bedrijf ligt vlak bij drie Natura 2000-gebieden, maar hij weet daar zijn weg in te vinden.”
Intussen is de onzekerheid over de toekomst van de landbouw na uw voorzitterschap nog steeds even groot. Wat vindt u daarvan?
„Daar zitten twee kanten aan. De negatieve kant is dat de overheid al een hele tijd, naar mijn mening sinds 2015, geen langjarige visie op de sector heeft. Dat stuit mij tegen de borst.
Toen ik in Rotterdam wethouder was, hadden we daar wél een visie op de ontwikkeling van de stad en de haven. We vlogen weleens uit de bocht, maar we keken jaren vooruit. Ook bij LTO hebben we zo’n strategisch document, aan de hand van input van duizend leden, dat we ieder jaar bijstellen. Maar dat ontbreekt bij het ministerie van Landbouw.
Dat geldt ook in Europa waar het gaat om voedselstrategie. Met de oorlog in Oekraïne merk je hoe belangrijk het graan uit dat land in geopolitieke zin is. Ik ben het absoluut eens met Tom Middendorp, oud-commandant der strijdkrachten. Die zegt: Vrede is voedsel.
De positieve kant is dat de bijdrage van de landbouw aan het Nederlandse bruto nationaal product de afgelopen jaren alleen maar is gegroeid.”
Hoe ziet u zelf die toekomst?
„Ik ben daar positief over, mits de overheid en de banken meewerken. Nederland moet landbouwland blijven, zoals Duitsland het land is van de auto-industrie. De land- en tuinbouw met de bjibehorende agrarische infrastructuur is belangrijk voor de economie, voor de ecologie en voor de sociaal-culturele samenleving van het platteland. Ondernemerschap gepaard met rentmeesterschap.
Boeren willen wel. Ik was een paar weken geleden op een ledenavond in Oud-Lutten, bij Hardenberg. De zaal zat vol met blijvers, boeren die door willen, onder wie ongeveer 40 procent jongeren. Die zeggen: We moeten de tijd krijgen om te veranderen en we moeten een inkomen kunnen blijven verdienen. Dat is de zekerheid die je mensen moet bieden.
Er zat veel te veel druk op de onderhandelingen over het landbouwakkoord. Herstel van vertrouwen gaat niet in vijf maanden. De overheid heeft de laatste jaren slechte wetgeving gemaakt. Vervolgens hanteert ze nog een keer de rode knop, alsof het morgen anders moet. Dat kan echt niet. Dan ben je dingen aan het afbreken, in plaats van opbouwen en zorgen voor draagkracht.”
Had u geen energie om drie jaar door te gaan?
„Natuurlijk heb ik daarover nagedacht, maar drie jaar is te kort. Tijdens werkbezoeken op het boerenerf hoor ik steeds dat ondernemers voor de transitie zeker tien jaar nodig hebben. Daarom moet je als LTO-voorzitter nog zeker twee periodes beschikbaar zijn. Bovendien komt er een nieuw kabinet. Het is beter dat een nieuwe LTO-voorzitter gelijk bij de start daarvan in functie is.”
U vertelde dat u vroeger heel actief was in de kerk. Hoe is dat nu?
„Ik ben lid van de protestantse Ontmoetingskerk in Naaldwijk. Maar na corona komen we niet regelmatig meer in de kerk. Ik volg diensten meestal digitaal. Wat ook meegespeeld heeft, is dat ik, toen ik burgemeester was, iedere zondag naar een andere kerk ging. Dat heb ik dertien jaar lang gedaan, om te onderstrepen dat de burgerlijke overheid en de kerken bij de gemeenschap horen.
Ik was een keer bij een rooms-katholieke viering waar bisschop Van Luyn uit Rotterdam voorging. Die had van die rake uitspraken tegen het kerkvolk. „U bent van huis uit katholiek, maar niet van dit huis”, zei hij een keer. Dat vond ik zo treffend, zo van: De kerk zijn jullie bijna vergeten, maar thuis denk je er nog weleens aan als er moeilijke dingen gebeuren. Een andere keer zei hij in een preek: „De wereld heeft U2 maar wij hebben M25… Mattheüs 25!” Geweldig, dat vergeet ik nooit meer.”
Hoe heeft uw band met God zich ontwikkeld?
„Die is er zeker. Ik bid iedere dag. Voor mensen die om me heen staan, voor Marion, voor mijn en haar kinderen en voor mijn kleinkinderen. Het dagboek dat ik lees is van ds. Arie van der Veer. Vandaag ging het onder het kopje ”Post uit de hemel” over een tekst uit Openbaring. Boeken over religie lees ik ook. Ik voel me bijvoorbeeld geïnspireerd door ”Ons Geloof”, van de Zwitserse theoloog Emil Brunner.
De Bijbel lees ik in alle Nederlandse vertalingen. Van mijn ene opa kreeg ik een oude Bijbel in de Statenvertaling, die bijna uit elkaar valt. Van mijn andere opa heb ik een Bijbel met het familieregister geërfd.”
En als u kijkt naar de eeuwigheid die wacht?
„Ik heb mijn kinderen op een zondagavond uitgenodigd om daarover te spreken, over aardse zaken en ook over hemelse. De liturgie voor de rouwdienst na mijn overlijden ligt klaar. Met liederen die betekenis hadden voor mijn vader en voor mijn opa, en met de tekst voor de preek, Johannes 8:12. Dat is een tekst die mij al vanaf de zondagsschool steeds weer aanspreekt. Daar zegt Jezus: „Ik ben het Licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben.” Geweldig vind ik dat. Mijn zonden zijn groot, maar ik mag altijd bij Hem komen en vergeving ontvangen.
De liederen van de liturgie beluister ik regelmatig, als ik in de auto onderweg ben. Toen ik naar die bijeenkomst in Oud-Lutten reed, was ik ’s ochtends bij een schapenhouder van 32 jaar geweest. Die man had een jong gezin. Van zijn 151 schapen waren er 51 dood door blauwtong. Dat deed me wat. Op zo’n moment zet ik mijn playlist op en luister ik naar koorzang, ”Nader, mijn God, bij U” of ”Samen op weg gaan” of ”Heer, Uw licht en Uw liefde schijnen”.
Wat gaat u na 31 december doen?
„Ik ben bezig om de dingen die ik de afgelopen pakweg 25 jaar heb mogen doen te boek te stellen, al is het alleen maar voor mijn kinderen. Verder wil ik graag nog wat blijven werken, misschien twee dagen per week. Er zijn al mensen die me benaderen. Wat ik mooi zou vinden, is als ik misschien een heel klein steentje kan bijdragen aan het gesprek tussen de christelijke partijen.”
Legt u dat eens uit?
„Wat er met mijn partij, het CDA, is gebeurd, raakt mij echt. Caroline van der Plas en Pieter Omtzigt waren CDA’ers. Ik kan ergens begrijpen dat iemand een eigen partij begint. Maar het moet toch mogelijk zijn dat je na de verkiezingen weer dichter bij elkaar komt. Mijn hoop –en dat is slechts menselijk hoop– is dat er een zekere gouvernementele samenwerking tussen die drie partijen ontstaat, in plaats van elkaar vliegen afvangen, in het belang van de christendemocratie en de christelijke partijen. Ik zei wat ontstaan. CDA-leider Henri Bontenbal pakt dat al op naar de ChristenUnie toe.
Zelf ben ik een grote aanhanger van Roelof Bisschop van de SGP. Hij heeft heel goede standpunten op landbouwgebied. Pieter Grinwis groeit trouwens ook voortdurend in zijn rol als CU-landbouwwoordvoerder.
Ik vind dat we als christelijke partijen dicht bij elkaar moeten blijven, de verbinding zoeken met elkaar. Misschien dat ik daar nog wel een rolletje in kan spelen. Ik was in 2018 informateur bij de gemeente Hoeksche Waard. Daar zijn CDA en SGP samen in het college gekomen. En kijk eens naar Barneveld. Daar is mijn zoon Jacco burgemeester, die werkt samen met een raad waarin de SGP tien zetels heeft. Als er iets is wat je aan elkaar verbindt, is er een opening om dichter bij elkaar te komen.”