Laat de kerkelijke gemeente echtscheiding niet normaal gaan vinden, maar gemeenteleden die zich in zo’n „moeilijke periode” bevinden, en zeker ook hun kinderen, intussen „liefdevol bijstaan”.
Dat zei drs. A.B.F. (Alie) Hoek-van Kooten woensdag op de studiedag ”Gescheiden, en dan?” De bijeenkomst in Woudenberg, georganiseerd door de Gereformeerde Bond in de Protestante Kerk in Nederland, trok zo’n 120 bezoekers.
Dr. D.J. Steensma, docent ethiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), belichtte in zijn lezing Bijbels-theologische lijnen. Hij zei dat een Joodse man in de tijd van het Nieuwe Testament zijn vrouw om allerlei redenen mocht wegsturen, mits hij haar een scheidingsakte meegaf. „De Heere Jezus heeft echter scherpe kritiek op deze scheiding om willekeurig welke reden.”
Jezus keert zich tegen misbruik van de wet van Mozes, aldus dr. Steensma. „Hij onderstreept de ernst van de zonde. Wie zijn vrouw lichtvaardig wegstuurt, is een echtbreker, ook al meent hij dat hij zich aan de wet heeft gehouden.” Ook wijst de Heere Jezus, zo vervolgde de ethicus, op „de weg van herstel in een gebroken huwelijksrelatie”.
Toch kan er een moment komen dat een huwelijk wordt beëindigd. „Daarvoor heeft Jezus ook ruimte gelaten”, zei dr. Steensma. Hij merkte op dat Jezus de echtscheidingsgronden uit Exodus 21:10-11 niet heeft afgeschaft. „De barmhartigheid van God die in de wet van Mozes reeds naar voren kwam, komt op een rijkere wijze naar voren in het onderwijs van Jezus.”
Volgens de TUA-docent liet de Heere Jezus „ruimte voor het beëindigen van een huwelijksrelatie bij ernstige verwaarlozing van de huwelijksbelofte. Daarbij kan worden gedacht aan lichamelijk, psychisch en seksueel geweld.” Bij overspel kan een huwelijk eveneens worden beëindigd, aldus dr. Steensma, maar „gezien het getuigenis van Jezus moet een huwelijk niet per se tot een einde komen als een van beiden evident schuldig is”. Hij zei dat mensen die „in Christus zijn” na een ernstige schending van de huwelijksbelofte allereerst denken aan „de mogelijkheid van herstel van wat gebroken is”.
Wanneer een scheiding heeft plaatsgevonden, ligt een nieuw huwelijk „niet direct voor de hand”, stelde dr. Steensma. „Daarmee is niet gezegd dat wie toch hertrouwt, geen eerbied zou hebben voor de ordening van God. De gelovige wil echter in elk geval de indruk vermijden dat hij aan de gebrokenheid van zijn vorige huwelijk voorbijgaat, lichtvaardig is gescheiden en even gemakkelijk een nieuwe verbintenis aangaat.”
Kinderen
In de tweede lezing gaf drs. Hoek-van Kooten, arts en auteur van een boek over seksualiteit in het huwelijk, een historisch overzicht van ontwikkelingen op het gebied van echtscheiding in Nederland. Ze wees onder meer op de gevolgen van het uiteengaan van ouders voor de kinderen. „Kinderen zijn eigenlijk nooit beter af na een echtscheiding.”
Ze benadrukte het belang van aandacht voor kinderen van gescheiden ouders. „Doe ook voorbede voor hen. Ga het gesprek met ze aan, bijvoorbeeld door ze na catechisatie eens apart te nemen”, zei Hoek, die eveneens de optie noemde een „praatgroepje” te organiseren als er meerdere kinderen van gescheiden ouders in een kerkelijke gemeente zijn.
Voor ambtsdragers is het „heel moeilijk” om in een vroeg stadium signalen op te vangen van problemen in een huwelijk. „Bidden voor huwelijken in de kerk maakt wel dat kerkleden makkelijker hulp zullen vragen.” Ook adviseerde Hoek af en toe in de kerkbode aandacht te besteden aan huwelijksproblemen. Daarbij zou de diaconie kunnen aangeven dat ze financiële ondersteuning kan bieden als mensen huwelijkstherapie niet kunnen betalen. Hoek wees ook op het belang van preventie door bijvoorbeeld huwelijkscatechese te geven.
Als een scheiding –„Een onmogelijke mogelijkheid”– heeft plaatsgevonden, is het volgens haar belangrijk dat betrokkenen steun krijgen van de kerk en medechristenen. Ze adviseerde de aanwezigen om gescheiden gemeenteleden niet te veroordelen, met hen mee te leven zonder nieuwsgierig te zijn en hen „blijvend te omringen met ons gebed”.
Pastoraat
Ds. M. van Leeuwen, predikant van de hervormde gemeente in Hierden (Dorpskerk), gaf een workshop over pastorale begeleiding van gescheiden mensen. Hij schetste een casus van twee gemeenteleden die plotseling uit elkaar gaan, waarbij de man twintig kilometer verderop gaat wonen en „al een ander schijnt te hebben”. De vrouw blijft achter en komt met de kinderen in de kerk. „Ze ziet er slecht uit. Wat nu?”
„Intuïtief ligt je sympathie altijd bij één partij”, zei ds. Van Leeuwen. Hij adviseerde de pastorale zorg voor de man en de vrouw rond een scheiding niet bij één persoon neer te leggen, maar elk door een ander te laten bezoeken. „Het is fijn als je de taken, bijvoorbeeld binnen een pastoraal team, kunt verdelen. Stem dat goed af met betrokkenen.”
Ds. Van Leeuwen wees ook op de specifieke betekenis van het pastoraat rond echtscheiding, naast onder meer juridische en maatschappelijke instanties. „Het eigene van het pastoraat is hoe betrokkene bij de Herder en de kudde kan blijven of terugkomen.”