Banenverlies door AI zal vooral ontwikkelingsland treffen
Artificial Intelligence (AI) ofwel kunstmatige intelligentie verandert de wereld. Dat dit op de korte tot middellange termijn invloed op de werkgelegenheid zal hebben, wordt steeds duidelijker. Het maakt wel een groot verschil waar in de wereld je woont.
Door AI-algoritmen worden echte systemen nagebootst. Hoe meer herhaling het systeem dat ze analyseren kent, hoe makkelijker ze het kunnen vervangen. Dit verklaart waarom banen met veel herhaling –bijvoorbeeld bij de klantenservice, in winkels, in de detailhandel of in administratieve functies– in de ogen van velen het meest bedreigd worden wanneer zulke technologieën echt gaan doorbreken. De telkens herhaalde handelingen van de werknemers kunnen zogezegd gemakkelijk vervangen worden.
Dit wil echter niet zeggen dat beroepen in andere sectoren niet onder druk staan. De laatste ontwikkelingen op het vlak van Artificial Intelligence –denk aan ChatGPT– zijn het bewijs dat het werk van mensen met creatieve beroepen of kantoorbanen door deze technologieën evengoed beïnvloed kan worden.
Maar er is één belangrijk argument dat meestal niet aan bod komt wanneer het gaat over de impact van AI op de werkzaamheden van mensen: de plaats waar iemand werkt, doet er net zoveel toe als het soort werk dat iemand doet.
Hedendaagse trends en prognoses wijzen erop dat mensen in ontwikkelingslanden, waar de meerderheid van de banen repetitief is (veel herhaling kent) of uit handmatige taken bestaat, niet alleen als eersten maar ook het hardst getroffen zullen worden door de opkomst van AI.
Geografisch bevoorrecht
Opkomende technologieën als Artificial Intelligence en de algehele digitalisering behoren momenteel tot de belangrijkste factoren voor het verlies van banen. Dat blijkt uit het rapport ”Future of Jobs”, dat in mei 2023 werd gepubliceerd door het World Economic Forum (WEF).
De onderzoekers die aan het rapport werkten, stellen dat „administratieve banen de snelst afnemende functies zijn. Dit wil zeggen dat bankmedewerkers, postbedienden, medewerkers aan de kassa, kaartjesverkopers en mensen die gegevens invoeren naar verwachting het meest in gevaar zijn”.
De auteurs van het rapport leggen dit uit aan de hand van het voorbeeld van een kantoorbediende wiens verantwoordelijkheden bestaan uit het beantwoorden van telefoontjes, het aannemen van berichten en het maken van afspraken en planningen.
Er bestaan al enkele jaren AI-programma’s die al deze taken kunnen uitvoeren. Bovendien doen ze dat de klok rond, zonder betaald te worden (hooguit voor een fractie van het loon dat een persoon hiervoor zou ontvangen). Deze programma’s worden ook niet door persoonlijke problemen afgeleid en ze hoeven zich niet mentaal in te spannen om hun werk te optimaliseren. Geen wonder dat ze aantrekkelijk lijken voor werkgevers.
Het lijkt op het eerste gezicht vanzelfsprekend dat een kantoorbediende in een ontwikkeld land, waar men mogelijk al aan het experimenteren is met AI-programma’s of waar ze zelfs al geïmplementeerd worden, meer kans heeft om zijn of haar baan te verliezen dan iemand met een gelijkwaardige functie in een ontwikkelingsland. Toch is de realiteit anders. Naar verwachting zullen mensen in ontwikkelingslanden sneller hun baan verliezen door de invoering van AI. Veel zal afhangen van het vermogen van de werkende bevolking om zich aan te passen aan Artificial Intelligence.
ICT-index
Om inzicht te krijgen in hoe goed landen zich aan opkomende technologieën als AI aanpassen, creëerde de Internationale Telecommunicatie-unie van de Verenigde Naties in 2009 de ontwikkelingsindex voor informatie- en communicatietechnologieën (ICT). Deze index vergelijkt de ICT-prestaties van verschillende landen met elkaar. Ze meet onder andere het niveau en de voortgang van informatie- en communicatietechnologieën. Ook wordt gesignaleerd hoe ervaringen met deze technologieën in een bepaald land zich verhouden tot die in andere landen. De ICT- index bekijkt ook de mate waarin een land deze technologieën kan gebruiken om zijn eigen groei en ontwikkeling te stimuleren met de beschikbare mogelijkheden en vaardigheden. Hoe hoger de score, hoe beter het land zich aanpast aan nieuwe technologieën.
Drie jaar nadat de index was ontstaan, waren de resultaten nauwelijks verrassend: ontwikkelde landen bleken beter te scoren dan ontwikkelingslanden. In 2012 stonden Zuid-Korea, Zweden, IJsland, Denemarken en Finland in de top vijf. Eritrea, Burkina Faso, Tsjaad, de Centraal-Afrikaanse Republiek en Niger scoorden het laagst.
Scherpere concurrentie
De situatie voor de werkende bevolking in ontwikkelingslanden wordt nog zorgwekkender wanneer in ogenschouw genomen wordt dat nieuwe technologie niet enkel zal zorgen voor toenemende werkloosheid, maar ook voor groeiende financiële ongelijkheid. Een onderverdeling van de Wereldbank van alle landen naar inkomen en regio toont dat de lonen in ontwikkelingslanden aanzienlijk lager zijn. Daar komt nog bij dat zulke landen een zwakkere wetgeving hebben voor het ondersteunen van werknemers.
Er is ook een scherpere concurrentie dan in ontwikkelde landen. Volgens de Wereldbank woont maar liefst 84 procent van de beroepsbevolking in ontwikkelingslanden. De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) hield het in 2008 op 73 procent van alle werknemers. Deze felle concurrentie zal alleen maar verergeren als een grote hoeveelheid administratieve banen wordt overgenomen door AI.
Geld bepaalt kansen
Indhira Santos, econoom bij de Wereldbank, waarschuwde in 2016 al dat de functies die het meeste risico lopen vaak worden uitgeoefend door mensen met een geringe opleiding en een laag inkomen. „Dit wil zeggen dat het grootste risico van de digitale revolutie niet de massale werkloosheid is, maar de groeiende inkomensongelijkheid”, aldus Santos.
In het licht van al deze elementen is het mogelijk dat er in ontwikkelingslanden een systeem ontstaat dat wordt geregeerd door werkgevers. Immers, er zijn in deze landen meer banen die vervangen of verplaatst kunnen worden (zoals jobs in callcenters). Ook zijn er minder vaardigheden en finan- ciële middelen om AI-programma’s effectief te implementeren.
Vaardigheden nodig
Anderzijds wordt ook verwacht dat Artificial Intelligence globaal gezien veel werkgelegenheid zal creëren, inclusief banen die nu nog niet bestaan. Maar niet alle landen zullen goed voorbereid zijn op de overgang, als het eenmaal zover is.
In het rapport ”Future of Jobs” wordt het belang van analytisch en creatief denken onderstreept als „de belangrijkste vaardigheden voor werknemers”. Mensen die zich zorgen maken over de zekerheid van hun baan en hun toekomstige rol binnen hun bedrijf doen er goed aan deze vaardigheden te verwerven of te versterken.
Wel is duidelijk dat de plaats waar iemand woont in de toekomst een rol zal spelen en mede zal bepalen of iemand nog werk zal hebben. Wie in een welvarend, ontwikkeld land woont, is beter af dan wie in een ontwikkelingsland woont.
De auteur is hoogleraar computerintelligentie in Australië. Bron: IPS/The Conversation.