Het Joodse leven in Boedapest bruist in culturele centra zoals Bálint Ház. Ds. Imre Zöld komt er vaak, om vriendschappen op te bouwen en via die weg het Evangelie te delen. „Als de kerk dát doet, komt er een herleving.”
In de Joodse wijk van de Hongaarse hoofdstad, gelegen op de oostoever van de Donau, zijn de verschrikkingen van de Holocaust nog haast tastbaar. Op het Klauzalplein bijvoorbeeld, waar de rondwandeling met ds. Zöld deze vrijdagochtend begint. Op het plein werden eind 1944 de lijken opgestapeld van vermoorde of verhongerde Joden. Op last van de Hongaarse Staat –marionet van nazi-Duitsland– werd begin december van dat jaar een getto opgezet in Boedapest, waarin bijna 70.000 Joden werden samengeperst. In een kamer bivakkeerden gemiddeld veertien mensen.
Hoewel het getto al op 18 januari 1945 door de Russen werd bevrijd, stierven er in die zes weken ruim 10.000 Joden van uitputting. Ter herinnering daaraan is aan de Dohánystraat, op de plek waar vroeger een stuk van de gettomuur stond, een herdenkingsmuur opgericht. Pal ernaast vindt het dagelijkse leven zijn gang in een Joodse winkel met kosjere producten.
Het totaalaantal Hongaarse Joden die in de Holocaust stierven, bedraagt 600.000, en dat terwijl de systematische uitroeiing van de Hongaarse Joden pas in het voorjaar van 1944 begon. „Alle gezinnen hier zijn getroffen in de Holocaust”, vertelt ds. Zöld.
Op een steenworp afstand van een synagoge aan de Rumbachstraat –gebouwd in de tweede helft van de negentiende eeuw, toen de Hongaarse Joden ruimte kregen om zich te ontplooien– wijst ds. Zöld op een ander gedenkteken: voor de Zwitserse diplomaat Carl Lutz. Samen met onder anderen de Zweedse Raoul Wallenberg heeft hij tienduizenden Hongaarse Joden van de nazi-vernietigingskampen gered. Op een bordje bij het opvallende standbeeld –Lutz die als gouden engel uit de hemel neerdaalt– staat een uitspraak uit de Joodse Talmoed: ”Wie één leven redt, redt de hele wereld.”
Joodse feesten
Ds. Zöld komt wekelijks meermalen in de Joodse wijk. Sinds 2019 woont de in Roemenië geboren Hongaar in Boedapest, om het Evangelie te verkondigen onder de Joden. Hij doet dat in opdracht van het deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten (GG) en een Hongaarse hervormde gemeente in de stad. Wie met hem de straten doorkruist, ontdekt hoe de Joodse gemeenschap –bijna 100.000 mensen groot– bruist van activiteit. Typerend is de kruising van de Madách Imrestraat met de Rumbach Sebestyénstraat. Hier worden in de open lucht de grote Joodse feesten gevierd, vertelt ds. Zöld, zoals recent Rosj Hasjana, Jom Kipoer en Soekot.
Nu, enkele dagen voor 31 oktober, is er echter een ander feest in aantocht: Halloween, en zo te zien gaat dat de Joodse wijk evenmin voorbij. Gozdsdu Udvar, een deels overdekte winkelstraat nabij het Carl Lutz-gedenkten, is vergeven van doodskoppen, vampiers en vleermuizen. „Joden staan bijzonder open voor mystieke invloeden”, zegt ds. Zöld. „Van de Joden hier is 70 tot 80 procent atheïst, ook al gaan ze naar de synagoge.”
Een van die synagogen bevindt zich in de Kazinczystraat, een belangrijke straat in de Joodse wijk. Op dit moment staat er een hek voor het gebouw. Dat heeft te maken met een heftig conflict dat in augustus ontstond over het eigenaarschap van de synagoge, legt ds. Zöld uit. Strijdende partijen zijn de oorspronkelijke gebruikers, ultra-orthodoxe, chassidische Joden, en een overkoepelende Joodse organisatie.
Ruim 150 meter verder in dezelfde straat staat een beroemde trekpleister van Boedapest: Szimpla Kert. Het betreft een ”ruin bar”, een oud pand, deels in de openlucht, dat is omgebouwd tot uitgaansgelegenheid. ’s Avonds kun je er over de hoofden van feestgangers lopen. „Het is eigenlijk het ”red light district” van Boedapest”, zegt ds. Zöld. „Er worden veel drugs gebruikt. Het laat zien hoe seculier de meeste Joden zijn geworden. Ik kom er niet graag, hier is geen gelegenheid om rustig met hen te praten. Joden op straat aanspreken, werkt niet. Er ontstaat dan geen gelijkwaardig gesprek.”
Waar ds. Zöld wel vaak komt, is de Goldmarkhal, nabij Szimpla Kert, aan de Wesselényistraat. Het gebouw, dat in de Tweede Wereldoorlog functioneerde als alternatief theater voor de Joden die elders niet meer welkom waren, behoort tot het complex van de grote synagoge aan de Dohánystraat. In de Goldmarkhal huist een auditorium voor lezingen of concerten. Een vergelijkbare functie heeft het Joodse culturele centrum Bálint Ház aan de Révaystraat, waar dagelijks tal van activiteiten worden gehouden, zoals lezingen, spellen en sportactiviteiten.
Koffiegesprek
In deze centra sluit ds. Zöld wekelijks aan bij lezingen die op het programma staan en die gewoonlijk vergezeld gaan van discussie. Iedereen mag daaraan meedoen, dus ook de predikant. „Ik stel me dan voor als Imre Zöld, niet als zendeling, maar wel als gereformeerd predikant. Dat geeft vaak meteen al reacties, zowel verbazing, interesse als afkeuring. Maar als ze er later achter zouden komen dat ik christelijk ben, zouden ze zich verraden voelen. Daarom moet je dat meteen zeggen”, vindt de evangelist. „Ik heb zelf ook een keer een lezing mogen geven, over de Messiaanse vervullingen in het Nieuwe Testament. Dat gaf een goede, stevige discussie. Ja, dan kunnen ze ook wel boos worden, en luid roepen. Maar dat is heel normaal voor Joden.”
Niet zelden mondt een kennismaking met een geïnteresseerde Jood uit in een koffiegesprek, bijvoorbeeld in het café tegenover de Goldmarkhal. De bedoeling van ds. Zöld is om op die manier duurzame vriendschappen op te bouwen. Dat is een kwetsbaar proces, legt hij uit, en gaat niet vanzelf. „Ik merk vaak vooroordelen tegen christenen. Ik ben daarom erg zuinig op mijn reputatie. Zeventig procent van de mensen met wie ik een gesprek aanknoop, haakt meteen af als ik vertel dat ik gereformeerd predikant bent. Maar van die 70 procent komt 30 procent er binnen twee jaar op terug, als ik ze bijvoorbeeld weer ergens tegenkom. „Hoe gaat het?” vragen ze dan. „Heb je volgende week tijd voor een kop koffie?” Meer en meer Joodse mensen bezoeken onze kerkdiensten.”
Onlangs nam ds. Zöld ook deel aan een groepsreis naar een voormalig concentratiekamp in Oostenrijk. „Er zaten zo’n vijftig Joden in de bus, met vrijwel allemaal heb ik goede gesprekken gehad over het geloof.”
Valt het werk hem weleens zwaar? „Als je een paar keer achter elkaar ”nee” te horen krijgt op een verzoek tot gesprek, is dat ontmoedigend. Maar ik weet dat ik geroepen ben om dit werk te doen. En het deputaatschap uit Nederland leeft intensief met me mee. Onze visie is bovendien niet dat we zo snel mogelijk vijftig dopelingen hebben. We willen slechts het Evangelie delen. De vrucht laten we aan de Heere over.”
Van 2008 tot 2019 ging ds. Zöld vanuit zijn kerkelijke gemeente in Transsylvanië –het Hongaarssprekende deel van Roemenië– maandelijks een paar dagen naar de Hongaarse hoofdstad. Hoewel het aantal contacten groeide, zat er een rem op. „Ik had bijvoorbeeld een goed gesprek, maar als ik die persoon na drie maanden weer sprak, moest ik opnieuw beginnen.”
Dat leidde, na overleg met de Nederlandse deputaten, tot het besluit om in de hoofdstad te gaan wonen en het werk fulltime op te pakken. Daarbij vonden ze het belangrijk dat hij zou worden uitgezonden door een plaatselijke Hongaarse hervormde gemeente. Dat gebeurde in november 2019, met steun van de bisschop van het district. De betreffende gemeente huist aan de Saletromstraat in de binnenstad, dicht bij een Joods opleidingsinstituut voor rabbijnen. Eens per maand gaat ds. Zöld daar voor; de overige weekenden heeft hij dan meer tijd voor het evangelisatiewerk.
Verloren schaap
De predikant woont met zijn gezin –zijn vrouw Noémi, drie dochters en een zoon– op drie kwartier rijafstand van de binnenstad, in een wat groter huis. „We hebben een eetruimte, waar we mensen kunnen uitnodigen voor de maaltijd.” In februari bijvoorbeeld wilden zes Joodse mensen –„allemaal zeer intelligente mensen”– een kerkdienst bijwonen waarin hij zelf voorging. „De vrijdag ervoor belde een vrouw, schooldirectrice, me op: „Hoe moet ik me gedragen in een kerk? Ik ben zo nerveus.”
Bij de lunch na de kerkdienst hadden ze allerlei opmerkingen bij mijn preek. Ze hadden de boodschap begrepen. Na het eten las ik, zoals we gewend zijn, uit de Bijbel; ik had van tevoren gevraagd of dat goed was. Aan de beurt was de gelijkenis van het verloren schaap. Het is grappig te zien wat voor gedachten Joden bij de Bijbel kunnen hebben. Een van hen werd boos, en zei: „Dat is niet kosjer, niet eerlijk, dat de herder het schaap op zijn schouders droeg. Waar is dan de vrije wil van het schaap? De vrije wil is enorm belangrijk voor Joden.”
„Een ander keek me indringend aan: „Imre, jij zegt dat ik verloren ben?” Ik dacht: als ik nu ja antwoord, is het gesprek voorbij. Ik antwoordde: „Ik ben niet in de positie om te zeggen of je verloren bent, want ik ken je hart niet. Maar de Bijbel zegt duidelijk wie er verloren is.” Daar hebben we vervolgens anderhalf uur over gepraat: hoe iemand buiten Jezus verloren is en gered kan worden. Aan het eind zei de persoon: „Als ik eerlijk ben, ben ik verloren. We willen er graag meer over weten.” Sindsdien houd ik met deze zes elke maand Bijbelstudie. Meer mensen erbij uitnodigen willen ze niet, want ze willen eerlijk hun vragen kunnen stellen. Ze zijn inmiddels zelf ook de Bijbel gaan lezen.”
Opwekking
De vraag van de Nederlandse GG-deputaten in 2003 of ds. Zöld wat voor hen kon betekenen, ervoer hij als „een wonder”. „Het sloot aan op mijn eigen interesse en verlangen om werkzaam te mogen zijn onder het volk van Israël.” Uit Bijbelstudie van Romeinen 9-11 en Efeze 2 trok hij de conclusie dat er voor het Joodse volk nog onvervulde beloften liggen. „Mijn opa bad drie keer per dag voor een opwekking. Ik vroeg me als kind af hoe een opwekking gaat. Ik ontdekte tijdens mijn studie dat dit –van de menselijke kant bezien– vaak te maken heeft met werk onder het Joodse volk. Toen de kerk zich tegen de Joden keerde, ook al bouwde ze prachtige kathedralen, kwam er geestelijke leegte. Maar wanneer de kerk begon met het preken van het Evangelie onder Joden, werd ze vernieuwd. Denk aan het werk John Duncan voor de Scottish Mission hier in Boedapest, in de negentiende eeuw. Dat gaf een opwekking in Schotland zelf. Ik zie dat ook gebeuren. De predikant van de gemeente waaraan ik nu verbonden ben, hier in Boedapest, vroeg me onlangs: Hoe komt het dat er zo veel jongelui naar de Bijbelstudie voor de jeugd komen? Ook de twee gemeenten die ik in Roemenië diende, bloeiden op.”