De Spaanse bisschoppen hebben verdedigend en met weinig gevoel voor tact gereageerd op het rapport van de ombudsman over pedofilie binnen de Rooms-Katholieke Kerk (RKK).
Volgens het vorige week gepresenteerde rapport zijn de voorbije decennia naar schatting 440.000 kinderen seksueel misbruikt in Spaanse kerkelijke instellingen, van wie ruim 230.000 door een priester.
Dinsdag kwamen de kerk met hun reactie. Op een persconferentie in Madrid schoof kardinaal Juan José Omella, voorzitter van de Spaanse bisschoppenconferentie, de verantwoordelijkheid voor het schandaal grotendeels van zijn bord. „De meeste gevallen van misbruik vinden plaats in de familiekring”, zei Omella. „Het is een sociaal probleem dat verder gaat dan de kerk en dat ook openbare en particuliere instellingen raakt. Het celibaat heeft er niets mee te maken.”
Ook trok de hoogste baas van de Spaanse RKK het aantal slachtoffers in twijfel. „Als we de wiskundige berekeningen mogen geloven, dan denk ik dat u en ik allemaal in deze dynamiek van misbruik verwikkeld zijn”, aldus Omella, op het randje van spot.
Het rapport van de ombudsman noemt geen absolute aantallen slachtoffers. De onderzoekers, een team van achttien experts op het gebied van sociologie, psychologie en recht, hielden naast persoonlijke interviews een enquête onder 8000 Spanjaarden van 18 jaar en ouder. Van hen bleek 1,13 procent als minderjarige misbruikt te zijn door iemand uit de kerkelijke kring, en 0,6 procent door een priester.
Om een cijferoorlog te vermijden, wilde ombudsman Ángel Gabilondo deze percentages niet vertalen in concrete aantallen. Tijdens de presentatie van zijn rapport vorige week nodigde hij de aanwezige journalisten uit dat zelf te doen. Een simpele vermenigvuldiging van de percentages slachtoffers uit het onderzoek met het officiële aantal inwoners boven de achttien jaar levert de aantallen van 440.000 en 234.000 misbruikte kinderen op.
Volgens kardinaal Omella waren deze cijfers echter „een leugen”. Hij suggereerde dat er kwade opzet in het spel was. „We weten niet hoe ze het onderzoek hebben opgezet en welk soort vragen ze hebben gesteld. Er is veel schimmigheid om tot een bepaalde conclusie te komen die we niet logisch vinden.” Omella zei het met stelligheid, en ondanks het feit dat het rapport 23 pagina’s wijdt aan uitleg over de methodologie van het onderzoek.
Psycholoog Noemí Pereda, lid van het onderzoeksteam van de ombudsman, ontkent dat er sprake is van vervolging van de kerk. „De kerk is slechts een van de omgevingen waarin misbruik voorkomt. Net als de school en –voornamelijk– de familiekring. Maar dat in de kerk minder gevallen voorkomen dan in de familiekring is geen enkele rechtvaardiging voor het feit dat de kerk de slachtoffers zo lang heeft genegeerd.” Pereda en haar collega’s stuitten naar eigen zeggen op gebrek aan medewerking van de kerkelijke autoriteiten. De meeste bisdommen weigerden hun archieven open te stellen voor de onderzoekers.
De ombudsman stelt voor een gezamenlijk fonds op te richten van de overheid en de kerk om de slachtoffers schadeloos te stellen. De bisschoppen willen er alleen aan deelnemen als het fonds ten goede komt aan alle slachtoffers van misbruik, niet alleen die van de kerk. De kerk gaf aan om vergeving te vragen voor het misbruik binnen de kerk.