Dr. A. Kuyper was theoloog en politicus. Maar vóór alles was hij journalist, en dat is vaak veronachtzaamd.
Die overtuiging draagt Johan Snel uit in het proefschrift ”Abraham Kuyper, journalist onder journalisten”, dat hij donderdag verdedigt aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Snel (61) raakte naar eigen zeggen als historicus verzeild in de journalistiek en is aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) verbonden als docent en onderzoeker bij het lectoraat journalistiek.
Het leven van Kuyper (1837-1920) intrigeert hem al jaren. Twee, later drie dagen per week stak hij in het onderzoek naar Abraham de Geweldige. Een eeuw na diens dood publiceerde Snel in het boek ”De zeven levens van Abraham Kuyper” volgens de ondertitel ”Een portret van een ongrijpbaar staatsman”.
Het proefschrift moest een jaar later volgen. Het werden drie jaren. Dat kwam doordat promotietrajecten een zaak van lange adem zijn, maar vooral ook doordat Snel meer dan een jaar moest revalideren na een hartstilstand. Tijdens een wandeling door de Edese wijk Kernhem zakte hij in elkaar. „In een stil straatje, met slechts vijf huizen, die achter hoge heggen schuilgaan. Het had uren kunnen duren voordat ik gevonden zou zijn, maar het gebeurde waarschijnlijk heel snel. Door de snelle reanimatie heb ik er nauwelijks iets aan overgehouden.”
Hij vatte het Kuyperonderzoek weer op. Over de vormgever van de antirevolutionaire stroming is veel geschreven, maar bestaande literatuur gaat vooral over Kuyper als theoloog of als politicus, constateerde de CHE-docent. „Dat wás hij ook allebei, maar niets is hij zo lang geweest als journalist: meer dan vijftig jaar. En juist in die hoedanigheid heeft hij grote invloed uitgeoefend. Mijn stelling is dat hij als journalist politiek en theologie bedreef.”
Discipline
Dat deze kant van Kuyper lang onderbelicht bleef, is volgens Snel verklaarbaar. Kranten van vroeger waren moeilijk te onderzoeken voordat ze werden gedigitaliseerd en via de website Delpher openbaar gemaakt. Alleen dr. George Puchinger nam tal van jaargangen van Kuypers dagblad De Standaard en zijn weekblad De Heraut door. Ook hij wees al op de betekenis van Kuypers publicitaire arbeid.
Kuyperbiografieën als die van Jeroen Koch (2006 en 2020) en James Bratt (2013) zijn gebaseerd op bestaande literatuur, minder op archieven, zegt Snel. „Ze besteden slechts enkele pagina’s aan Kuypers journalistiek, en aan zijn rol als voorzitter van het journalistengilde nog minder.” De handelseditie van zijn proefschrift, die deze week bij uitgeverij Boom verschijnt, heeft dan ook als ondertitel: ”Een alternatieve biografie.”
Met ijzeren discipline schreef Kuyper vel na vel vol. Op de drukkerij was altijd wel een zetter die zijn handschrift kon ontcijferen, al werd dat moeilijker naarmate Kuyper ouder werd. „Hij schreef niet alleen bondiger, maar ook steeds kleiner. Het lukte me zelf aardig zijn handgeschreven werk te ontcijferen, maar ik moes de tekst wel uittypen voordat ik die kon verwerken. Kuyper schreef ook vaak in het Frans; dat vind ik wel lastig.”
Uiteindelijk vloeiden er meer dan tienduizend artikelen uit de pen van de Amsterdamse journalist. Vooral zijn driestarren –puntige commentaren die met drie sterren van de tekst erboven werden onderscheiden– werden goed gelezen. Om die artikelen werd Kuyper ook het meest gevreesd. Toen in 1916 het tweeduizendste nummer van De Heraut verscheen, schreef Kuyper dat daarmee ook de tweeduizendste meditatie verscheen. En die waren op vier na van hemzelf. Toen hij het in de nazomer van 1894 wegens ziekte had moeten laten afweten, had zijn zoon Herman die vier geschreven. Ook tijdens vakanties en buitenlandse reizen schreef Kuyper consequent door.
De vele artikelen vormden de basis van bijna een derde van de meer dan tweehonderd boeken die van Kuypers hand verschenen. De hoeveelheid werk die hij verzette, is onwaarschijnlijk groot. „Terwijl hij maar drieënhalf uur per dag achter zijn bureau zat”, zegt Snel. „Elke dag wandelde hij twee uur, weer of geen weer. Met zijn kinderen had hij een goede band; het beeld dat hij het gezin aan zijn vrouw overliet, klopt niet. Hij nam de tijd om met hen te spelen en hun catechisatie te geven.”
Voorman
Welke artikelen van Kuypers hand waren, is nog niet zo makkelijk vast te stellen, want krantenartikelen verschenen in die tijd zelden onder naam, vanuit het uitgangspunt dat de redactie gezamenlijk verantwoordelijk was voor de inhoud van een blad. Snel bestudeerde met name de afleveringen van De Standaard en De Heraut uit 1895, omdat daarin wel auteurs werden genoemd. De reden lag in Kuypers ernstige ziekte in 1894, toen hij in de bergen een dubbele longontsteking had opgelopen die hem bijna het leven kostte. Zijn mederedacteuren vulden in die tijd de kolommen en ontwikkelden symbolen waarmee ze hun auteurschap duidelijk maakten. Dat werd in 1895, na Kuypers terugkeer, nog even voortgezet, maar later verdwenen de auteursaanduidingen weer. „Aan de schrijfstijl was vaak wel te herkennen wat van Kuyper was, ook al stond zijn naam er niet onder.”
Als voorzitter van de Nederlandsche Journalisten-Kring (NJK) –de eerste landelijke journalistenvereniging en voorloper van de huidige Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ)– gaf Kuyper leiding aan zijn vakgenoten. Volgens Snel was Kuyper in Nederland de eerste die zijn gedachten over journalistiek publiceerde. „Dat was uniek. Het theoretiseren over journalistiek is in Nederland pas na de Tweede Wereldoorlog opgekomen. Kuypers essays over het journalistenvak heb ik opnieuw ontdekt.” Recent is daarvan in Amerika een Engelse vertaling verschenen.
Kuyper moest het NJK-voorzitterschap neerleggen toen hij in 1901 premier werd. Bij acclamatie werd hij tot erevoorzitter benoemd. Zijn werk voor zijn kranten zette hij –heimelijk– gewoon voort.
Kerkverzuim
Kuyper was wel de man van de Doleantie van 1886 –de afsplitsing van de Nederlandse Hervormde Kerk waardoor uiteindelijk de Gereformeerde Kerken ontstonden–, maar toen was hij allang geen predikant meer: hij had het ambt moeten neerleggen toen hij in 1874 voor het eerst in de Tweede Kamer kwam. Na de Doleantie preekte hij soms wel weer. Zich als luisteraar in een kerkbank zetten deed hij niet graag. „Volgens overlevering omdat hij zich ergerde aan predikanten die hem nadeden.” Kuyper bleef vaak thuis, terwijl zijn gezin naar de kerk ging. Hij zat dan achter zijn bureau en schreef een meditatie.
Kuyper werd hoogleraar, minister-president, Eerste Kamerlid. Maar al die tijd bleef hij journalist. „In de hoedanigheid van hoofdredacteur. De journalistiek zoals wij die nu kennen –met een vak als verslaggever–, kwam pas tegen het eind van de negentiende eeuw tot stand. Niet voor niets ontleende Nederland het woord reportage aan het Frans en het woord interview aan de Amerikanen, want daar bestonden die genres al eerder. Kuyper is weleens verslaggever geweest: hij schreef uitvoerig over zijn reizen door de Verenigde Staten en om de Middellandse Zee.”
Burgerjongen
Wat Kuyper ook deed: schrijven over zichzelf. „Dan ging het over ”Dr. Kuyper” als politicus. Niemand anders deed dat, maar Kuyper dacht dat het wel kon. Kritiek daarop wees hij verontwaardigd van de hand: de redactie sprak met één mond, dus het maakte niet uit wie het schreef; het ging om het antirevolutionaire beginsel. Als hij vond dat zijn persoonlijk belang in het geding was, schreef hij een ingezonden stuk in zijn eigen krant, met zijn naam eronder. Het verscheen dan op de voorpagina, dát dan weer wel.”
Kuyper is overigens weleens meer eerzucht verweten dan hij had, zegt Snel. „Hij was zeker gevoelig voor kritiek en voor aantasting van zijn eer, maar hij keek niet op mensen neer. Als predikant bezocht hij juist veel de allerarmsten en later bleef hij –ondanks het standsbewustzijn in die tijd– heel gewoon in de omgang met de arbeiders die hij ontmoette, de zetters in de drukkerij, de voormalige slaven met wie hij in Amerika sprak. Kuyper bleef zichzelf als een burgerjongen zien, terwijl in zijn Anti-Revolutionaire Partij nogal wat mannen met dubbele achternamen op hoge posten zaten die veel minder met mensen van geringere stand omgingen.
Pluralisme
Kuypers invloed was groot, zegt de promovendus. „De Standaard was eigenlijk maar een armetierig krantje, dat moeite had adverteerders te trekken: de krant was te klein voor landelijke adverteerders en juist te weinig plaatselijk voor adverteerders uit Amsterdam. Bij de vereniging De Kleine Pers waren echter zo’n vijftig antirevolutionaire, vaak regionale bladen aangesloten en daarin werd veel uit De Standaard overgenomen. Daardoor werden Kuypers artikelen in het hele land verspreid. „Van die bladen zijn er veel niet bewaard gebleven en er is ook weinig onderzoek naar gedaan.”
Kuyper had een vaste overtuiging, en wilde anderen overtuigen. Tegelijk was hij een groot voorstander van het pluralisme, en dat is dan ook het thema in de slotbeschouwing in Snels proefschrift. „Men zei wel dat hij liberaler was dan de liberalen. Die wilden vrijheden nog weleens begrenzen, zodat deze bijvoorbeeld niet voor socialisten golden. Kuyper ging daar consequenter mee om. Hij geloofde heilig dat gereformeerden –later noemde hij ze calvinisten– hun positie moesten bevechten in het publieke debat. Een theocraat, die bij voorbaat vond dat zijn overtuiging voor iedereen moest gelden, was hij dus zeker niet.”
Evenwichtskunst
De Standaard heeft de ARP, Kuypers politieke partij, op de kaart gezet, zegt de historicus. „De confessionele partijen trokken meer stemmen dan de liberale, maar door het districtenstelsel hadden de liberalen in de Tweede Kamer toch een meerderheid. Totdat een kantelpunt werd bereikt: in 1901 haalde de AR 23 van de 100 zetels en greep Kuyper naar de macht.”
Belangrijk was dat Kuyper ondanks de kerkelijke breuk van 1886 steeds meer hervormde kiezers aan zich had weten te binden. „De groep gereformeerden was te klein om via het districtenstelsel veel zetels te veroveren. Kuyper wist echter ook veel hervormden te trekken. Om dat te bereiken, hield hij zich in de Gereformeerde Kerken wat op de achtergrond. Hij was er wel de oprichter, maar niet de leider van. Door die evenwichtskunst wist hij zijn politieke invloed te vergroten.”