Noord-Koreaanse christin Hea Woo voelde geen pijn meer tijdens martelingen
Drie dagen martelingen in een strafkamp in Noord-Korea maakten haar haast bewusteloos. En bang, vertelt Hea Woo (nu 78), „om Jezus te verloochenen”. De vierde dag voelde ze geen pijn meer: „Ik zag beelden van Jezus’ lijdensweg.” Een bijzondere christen vindt ze zichzelf echter niet. „God gaf mij de kracht.”
In 2009 werd Hea Woo –om veiligheidsredenen niet haar echte naam– vrijgelaten uit haar tiende en laatste gevangenschap in Noord-Korea. Ze richtte in het geheim een kerk op en vluchtte vervolgens naar Zuid-Korea, waar ze nog steeds woont, evenals twee zoons en een dochter. Een andere dochter verloor ze in de jaren 90 in de grote hongersnood in Noord-Korea. Haar man overleed als christen in een strafkamp. Zaterdag spreekt Hea Woo op de jaarlijkse Open Doors-dag in de Midden Nederland Hallen in Barneveld.
In de dagen voorafgaand hieraan vertelt ze haar levensverhaal, in het Koreaans. Ds. Yooeun Seong uit Mariënberg, Zuid-Koreaans van afkomst, is tolk. Haar tragische verleden hindert Hea Woo niet om de journalist vrolijk –een omhelzing: „I love you! Nice to meet you”, twee paar sokken als cadeau– te ontvangen. Als ze aan het einde van het gesprek vraagt hoe oud haar gesprekspartner is, begint ze te huilen. Haar even oude kleinzoon woont nog steeds in Noord-Korea – als christen. Toen Hea Woo uit de cel kwam, heeft ze met hem over Jezus gesproken, vertelt ze. Vorig jaar november sprak ze hem voor het laatst, per telefoon. „Ik merkte dat God nog voor hem zorgt. Ik zei hem dat mensen over de hele wereld voor hem bidden.”
Ketting
Hoewel de moeder van Hea Woo christen was, is haar eigen weg tot het geloof een lange geschiedenis. „Toen ik klein was, werd ik op een nacht wakker en zag door het kiertje van de deur mijn moeder zitten. Ze had een ketting om haar hals, die ze in haar hand hield. Ze fluisterde, een beetje huilend. Een paar dagen later zag ik die ketting ergens liggen, met een kruis eraan. Ik wilde ermee spelen. Mijn moeder zag dat en schrok. „Ik wil dat je nooit met iemand hierover praat”, zei ze. „Zelfs niet met je man, als je later trouwt. Dit blijft ons geheim.” Tot aan haar overlijden heb ik nooit begrepen waarom ze dit zei.
Toen ik later in China kwam, zag ik in de kerk christelijke zusters met zulke kettingen. Toen besefte ik: mijn moeder was een christen. Ook had ik mijn moeder vaak zien mompelen. Toen ik zelf tot geloof kwam, begreep ik dat ze dan aan het bidden was, ook voor mij. Dat is de reden dat ik een christen ben geworden. Daaruit blijkt de kracht van het gebed.
In Noord-Korea zijn de woorden God en Jezus verboden, dus mijn moeder gebruikte die nooit. Wel zei ze altijd: „De hemel doorziet je gedachten en je hart. Daarom moet je altijd delen van wat je hebt. Leef eerlijk.””
Strafkamp
Hea Woo’s man was als christen naar China gevlucht, vertelt ze. Daar hielp hij andere Noord-Koreaanse vluchtelingen om naar China te komen. „Hij werd verraden door een diaken die op zijn geld uit was, en werd teruggestuurd naar Noord-Korea, naar een strafkamp. Ze martelden hem ontzettend en zeiden: „Als je één keer de Naam van Jezus verloochent, laten we je leven.” Hij zei: „Jezus ontkent mijn naam ook niet, waarom zou ik Zijn Naam ontkennen?”
Mijn man had bevriende bewakers en via hen was het mogelijk dat onze kinderen –toen tieners– hem ontmoetten. In een kamertje spraken ze elkaar, maar mijn man was bang voor afluisteren. Hij pakte de hand van zijn zoon onder de tafel vast en schreef daarop: „Je moet geloven in Jezus Christus. Hij zal voor je zorgen. Later moet je naar China vluchten.” De kinderen kwamen thuis, en zeiden: „Papa zegt dat we in Jezus Christus moeten geloven en moeten bidden. Jezus Christus moet een goed Iemand zijn, want dat was onze vader ook.” We wisten niet wat bidden was. We vertelden daarom maar aan God wat we die dag hadden meegemaakt. Dat was de eerste keer dat ik bad en geloofde. Vanaf toen merkten we dat al onze gebeden werden verhoord.”
Hea Woo vluchtte twee keer naar China. Beide keren werd ze verraden en teruggestuurd. „Chinezen krijgen er geld voor als ze Noord-Koreaanse christenen aangeven”, legt ze uit. „De eerste keer zat ik in een gevangenis met meerdere Noord-Koreaanse vluchtelingen. Op een zondag werden vijftig mensen geroepen om uit de kamer te komen. Dat vond ik opmerkelijk; op zondag werden nooit mensen teruggestuurd naar Noord-Korea. Ik bleef met drie mensen over, precies die mensen onder wie ik had geëvangeliseerd en die tot geloof waren gekomen. We konden toen samen een dienst houden. Knielen kon niet, want in de gang liepen steeds bewakers langs. Later bleek dat die vijftig mensen waren verdeeld over andere cellen en besefte ik dat dit Gods plan was.”
Springen
De kennismaking met de Noord-Koreaanse strafkampen was vernederend voor Hea Woo. „Van de veiligheidsdienst moesten we alle kleren uittrekken. Ze onderzochten dan of je geld hebt verstopt, zelfs in je haren of in je mond. Mannen en vrouwen werden verdeeld. Vijf vrouwen tegelijk werden in een zaal geroepen en moesten op en neer springen; er zijn namelijk gevangenen die geld in hun geslachtsdelen stoppen. Een vrouwelijke officier onderzocht daarna vrouwen nog inwendig. Ik heb gebeden: „Heere, hoef ik dit niet mee te maken?” Evenals vier andere vrouwen hoefde ik het onderzoek niet te ondergaan.
Toen ik voor de tweede keer vanuit China was teruggestuurd, werd ik in het kamp in Noord-Korea met ruw hout hard geslagen. Ik was bang, niet voor de pijn, maar vooral dat ik bewusteloos zou raken en dan onbewust Jezus’ Naam zou ontkennen. Drie dagen lang martelden ze me, van ’s ochtends vroeg tot laat in de middag. Daarna dacht ik: Nu zal het wel over zijn. Maar de volgende dag gebeurde het weer. Ik wist dat ik dit in eigen kracht niet kon uithouden. Ik begon te bidden: „Heere God, mijn lichaam is op, wilt U mij helpen U niet te verloochenen?” Toen hoorde ik dat God zei: „Denk eens na over de lijdensweg van Christus.” Toen zag ik beelden van hoe Jezus de lijdensweg liep tot Hij aan het kruis hing. Als een film kwam dat voorbij tijdens de marteling. Al die tijd voelde ik geen pijn. Toen de beelden eindigden, was de marteling ook voorbij.
Terug in de cel dacht ik na over de beelden. Ik hoorde een stem uit de hemel als een donderslag: „Geliefde dochter, je hebt vandaag over het water gelopen.” Ik schrok zo van het geluid, dat ik dacht dat het gebouw zou instorten. Maar de mensen om mij heen hoorden niets. Toen besefte ik dat de Heere God bij mij was geweest tijdens de marteling.
Ik was veroordeeld tot openbare terechtstelling. Ik bad: „Heere God, als mijn sterfdag komt, wilt U dan mijn geloof bewaren tot het einde.” Tegelijk zei ik: „Ik kan niet sterven voordat ik Uw boodschap heb verkondigd.” Drie dagen later werd ik met een groepje opgeroepen. Het betekende niet de doodstraf, maar we werden ergens anders heen getransporteerd.”
Maïskorrels
In de nieuwe gevangenis ontmoette Hea Woo mensen die haar man vanuit de gevangenis hadden gekend. „Jouw man was een goede christen”, zeiden ze tegen haar. „Hij bad elke dag voor ons en deelde zelfs het kleine beetje verrotte maïskorrels dat hij had.” Hea Woo: „Toen wist ik: dat moet ik ook doen. Doordat ik al mijn eten deelde, ging mijn gezondheid achteruit; ik werd doof en blind. Ik werd naar het ziekenhuis gebracht. Ik gaf het op en bad: „Heere, wilt U mijn ziel ontvangen?” Maar toen ik de verklaring van de dokter las: „Je hebt nog drie dagen te leven”, zei ik: „Ik heb nog zo veel dingen te doen, Heere. Wilt U mij helpen, net zoals de raven bij Elia brood en vlees brachten, om weer te leven?” Toen ben ik weer hersteld.”
De laatste gevangenschap van Hea Woo begon in 2006. „Ik werd voor drie jaar veroordeeld in een strafkamp. Ik vroeg aan de Heere: „Hoe kan ik hier een licht en zout zijn voor de mensen?” God zei: „Dan moet je delen en jezelf opofferen.” Later zei Hij: „Je moet ook evangeliseren.” Ik vroeg: „Hoe kan ik dat doen?” Ik was een beetje ongehoorzaam. Op een dag zat ik in de cel en leek het alsof er een vuurbal om mij heen was. Ik rolde over de grond, zo heet was het. Ik besefte dat ik dit meemaakte omdat ik God ongehoorzaam was geweest, en zei: „Ik wil U gehoorzamen. Wilt U mij helpen?” Toen werd mijn lichaam weer normaal.
Maar ik wist niet hoe ik moest evangeliseren. God maakte mij toen telkens duidelijk, als ik iemand zag staan: bij hem of haar moet je evangeliseren. Ik ging dan achter die persoon aan naar het toilet en zei Handelingen 16:31: „Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.” Op zondag probeerden we samen kerkdienst te houden. We kregen van God te horen hoe we dat moesten doen. We deden alsof we in de rij stonden voor de hurktoiletten en ondertussen hielden we de eredienst. Daar verkondigde ik het Woord. Vaak zegde ik Psalm 23 op. We probeerden elkaar vast te houden in het geloof.
Een keer werd ik ontdekt en gemarteld. Ik dacht aan Mattheüs 5: „Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil”. Dan ben ik gezegend, dacht ik, laat ze maar komen. De persoon die mij martelde, stopte uiteindelijk uit zichzelf, omdat hij er zo moe van werd. Veel mensen in de strafkampen kwamen om van de honger, maar God bewaarde mij.
Op een zondag was er weer een kritieksessie, waarbij werd gezegd wat je goed en verkeerd deed. Een officier noemde mijn naam en zei: „Je bent een voorbeeld voor iedereen.” Tegen de anderen zei zij: „Als je leeft zoals Hea Woo, kun je eerder vrij komen.” Uiteindelijk werd ik vrijgelaten.”
Een Nederlandse christen denkt misschien: ik zou in zo’n strafkamp nooit kunnen volharden.
„Ik deed dat ook niet uit mijzelf, maar omdat God mij de kracht gaf om vol te houden. Wat ik tegen Nederlandse christenen wil zeggen, is dit: wat er ook gebeurt, blijf vasthouden aan het Woord en aan Gods beloften. God zegt in Jeremia 33:3: „Roep tot Mij, en Ik zal u antwoorden; en Ik zal u bekendmaken grote en vaste dingen, die gij niet weet”. Roep God aan in alle tijden; Hij zal je helpen. Mediteer over bijvoorbeeld Jesaja 41:10 en Psalm 23. Overdenk dat elk moment.
In 2018 was ik als spreker in Engeland. Vanuit het raam van mijn hotel –het was juli, heel heet– zag ik verdord gras. Dat zag er niet mooi uit. Verderop zag ik een groot, mooi bos. Toen zei God tegen mij: „Dat wat je vlakbij je ziet, is het beeld van mensen die in tijd van lijden het geloof laten vallen. Het groene bos zijn de gemeenteleden die ondanks het lijden het geloof vasthouden.”
Ik ben geen bijzondere christen. Ik ben een heel alledaagse christen, net als jullie. Het enige wat ik heb gedaan, is dicht bij Gods Woord blijven en vertrouwen op de beloften van God. Als je menselijk denkt, is er alleen maar wanhoop. Maar ik wist: na dit lijden komt de kroon die God zal geven aan hen die volharden. Want wat ik nu mag doen –mijn verhaal delen– is een grote zegen van God, honderd keer meer vruchtbaar dan de pijn die ik heb meegemaakt. Ik ben klein, maar God gebruikt mij in allerlei delen van de wereld. Ik heb niet veel, geen vast werk, maar God zorgt steeds.
In de kerk in China zag ik ouderlingen en diakenen die alles hadden wat ze nodig hadden. Toch zag ik dat ze gericht waren op materiële dingen. Ik bad: „God, help mij dat ik niet afhankelijk word van materiële dingen.” Ik heb genoeg aan de Heere Jezus Christus, daar ben ik tevreden mee. Daarom kon ik de maïskorrels delen in de gevangenis en daarom deel ik ook nu mijn leven. Ik voel me de meest gelukkige mens van de wereld.”
Begin twintigste eeuw was er in Korea een grote christelijke opwekking. Zou dat weer kunnen gebeuren?
„Ja, ik geloof dat er een andere tijd komt, de tijd van Gods plan. Als het Zijn tijd is, komt er weer eenheid tussen Noord- en Zuid-Korea. Dat gebeurt niet door nucleaire wapens of door geld, maar alleen door het Woord van God.
Op dit moment wordt de vervolging alleen maar erger. In de hoofdstad Pyongyang zijn wel openbare kerken, maar puur voor de show, voor de buitenlanders. Veel hoge ministers gaan daarheen, niet omdat ze geloven, maar omdat ze willen laten zien dat er in Noord-Korea wel vrijheid is om te geloven. Er is ook de echte, ondergrondse kerk. Men komt in het diepste geheim bijeen, bijvoorbeeld in het bos. Soms weten zelfs familieleden niet van elkaar dat ze geloven.”
Wat kunnen Nederlandse christenen doen voor de Noord-Koreanen?
„Bid voor de ondergrondse christenen, die in het geheim bij elkaar komen. En bid voor de mensen in Noord-Korea die Jezus nog niet kennen.”