Politieke erfenis van ds. Kersten, de SGP, bleef altijd één
De meeste Nederlanders zegt de naam van ds. G.H. Kersten niets meer. Wel kreeg zijn politieke erfenis, de SGP, blijvend een plekje op het Haagse toneel. „Waar door zijn kerkelijke nalatenschap een breuk loopt, bleef de partij één.”
Dat de gereformeerde gezindte zich zonder ds. Kersten níét geëmancipeerd zou hebben, is ondenkbaar. Maar dat de predikant uit Yerseke dit proces, onder meer door het oprichten van een politieke partij, in het begin van de twintigste eeuw sterk heeft versneld, staat buiten kijf, zegt historicus drs. Ton van der Schans, oud-SGP-wethouder in Bodegraven. „Denk er niet gering over welke weerstand ds. Kersten in eigen kring moest overwinnen om de politieke arena te gaan betreden. Zijn achterban, die we later de bevindelijk gereformeerden zijn gaan noemen, was zeer wereldvreemd en afkerig van politieke activiteit. Hij heeft die groep gemobiliseerd, een politieke representatie gegeven en maatschappelijk zichtbaar gemaakt. Dat is voor die groep zelf ontzettend belangrijk geweest. Steeds meer ging zij beseffen dat ”de wereld” er wel degelijk toe doet. En dat ook bevindelijk gereformeerden voor die wereld verantwoordelijk zijn.”
Mede door de SGP ontstonden tussen leden van verschillende protestantse kerkgenootschappen warme contacten en vriendschappen. „Hervormden, christelijke gereformeerden en gergemmers ontmoetten elkaar op ledenvergaderingen en vonden er niet zelden geestelijke herkenning. Dat samenbindende van de SGP heb ik persoonlijk altijd zeer gewaardeerd. Waar door de kerkelijke erfenis van ds. Kersten een breuk loopt, is de SGP –die qua theologisch klimaat toch breder was dan de Gereformeerde Gemeenten– nooit gescheurd of gesplitst.”
Dat Nederland door de SGP veranderd is, kun je moeilijk zeggen, denkt Van der Schans. „Nee, als je die ruime eeuw overziet waarin de SGP vertegenwoordigd was in de Kamer, en ook in de Provinciale Staten en in de gemeenteraden, dan moet je vaststellen dat haar invloed op de samenleving gering was. Natuurlijk, 1925, de Nacht van Kersten, staat in elk geschiedenisboek. Maar het is, grosso modo, toch vooral belangenbehartiging voor de eigen groep geweest waarin de partij zo af en toe iets –ik zeg: iets– wist te bereiken.”
Rembrandtbijbel
Behalve dat hebben SGP’ers door de jaren heen het land consequent en rechtstreeks opgeroepen tot terugkeer naar Gods heilzame geboden. „Dat loopt via het „Land, land, land, hoort des Heeren Woord” van ds. Zandt tot Kees van der Staaij die in de Kamer voorlas uit de Rembrandtbijbel. Wat van dit getuigenis de invloed is geweest, laat zich niet zomaar meten.”
Een vergelijkbare conclusie trekt dr. Ewart Bosma, docent in het middelbaar onderwijs en net als Van der Schans historicus. „Als politiek bedrijven het vormgeven van de toekomst is, dan heeft de SGP in haar lange bestaan op nationaal niveau geen majeure beleidswijzigingen tot stand kunnen brengen”, zegt de wetenschapper, ook SGP-raadslid in Rijssen-Holten.
Wel heeft zij, met name vanaf 2010, „een weerhoudende invloed” gehad op het landsbeleid. „Door de bekende gedoogconstructie heeft de partij verkeerde ontwikkelingen kunnen vertragen. Zo van: als jullie deze stappen niet nemen, dan zullen wij op dat en dat dossier niet dwars gaan liggen. Die vorm van politieke invloed was voor de SGP nieuw. Zij ging ook duidelijk verder dan dingetjes regelen voor de eigen achterban.”
Dat in het verder weg liggende verleden de staatkundig gereformeerden het regeringsbeleid zelden of nooit echt wisten te veranderen, had vooral te maken met hun grondhouding, hun manier van politiek bedrijven en hun van de hoofdstroom afwijkende levensbeschouwing. Van der Schans: „Al een aantal decennia hoort de SGP er in Den Haag helemaal bij. Van der Staaij en de zijnen behoren aan het Binnenhof als het ware tot het meubilair. Dat was voor en ook nog na de Tweede Wereldoorlog heel anders. Want hoewel de samenleving toen nog sterk door het christendom was gestempeld, waren SGP-politici eigenlijk jarenlang een soort van anomalie. Wat zij met de Nederlandse samenleving wilden, was voor velen ondenkbaar en ongewenst. Dat gaf een grote afstand tot de andere politieke partijen.”
Haken en ogen
Gaat de SGP, 75 jaar na het overlijden van ds. Kersten, nog in het spoor van haar oprichter? Van der Schans vindt dat een vraag waaraan bij voorbaat haken en ogen zitten. „Noem mij één theoloog of politiek leider die in zijn tijd beeldbepalend was, of dat nu Luther of Kohlbrugge betreft, Ruys de Beerenbrouck of Drees, van wie de volgelingen na honderd jaar nog precíés in het spoor van hun grondlegger gaan. Dat lukt je niet. We zijn allemaal per definitie kinderen van onze tijd. Terecht zei de vroegere SGP-leider ds. H.G. Abma: We moeten veranderen om dezelfde te blijven.”
Dat de SGP nog altijd de wens heeft om in de lijn van ds. Kersten voort te gaan, neemt niet weg dat zij op haar eigen wijze politiek bedrijft, stelt Bosma. „Voor ds. Kersten was het participeren van SGP-vrouwen in de politiek natuurlijk ondenkbaar. Zelf heb ik er ook wel aarzelingen bij, al zijn die niet zo groot dat ik er dwars voor ga liggen. Waar het om gaat, is: wij mensen veranderen per definitie, ook in een deel van onze opvattingen. Ds. Kersten beriep zich graag op de 19e-eeuwse staatsman Groen van Prinsterer, maar tussen die twee bestonden onmiskenbaar verschillen in visie. Evenzo voelt de tegenwoordige SGP zich aan ds. Kersten verbonden, zonder dat zij op alle punten precies zo denkt en handelt als hij. En het is heel eenvoudig: ds. Kersten heeft nu eenmaal 75 jaar ontwikkeling van de SGP niet meegemaakt.”
Gevraagd naar het grootste verschil tussen de oude en de nieuwe SGP wijst Bosma op de in 2018 uitgebrachte nota ”Gerechtigheid verhoogt een volk”. „Toen heeft het Wetenschappelijk Instituut, gesteund door de partijleiding, een zekere afslag heeft genomen in de interpretatie van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Dat moest ook wel, want je maakt het jezelf wel erg ingewikkeld als je anderen de vrijheden ontzegt waarop je zelf steeds een beroep doet.”
Ook Van der Schans zag de belangrijkste verandering bij de SGP zich voltrekken in haar omgang met de democratie en met burgerlijke vrijheden. „Kijk, buitenstaanders zullen waarschijnlijk, als het om veranderingen in de partij gaat, het eerst wijzen op enkele in het oog lopende zaken, zoals de deelname, hier en daar, van vrouwen in de politiek. En op het veel vrijmoediger en frequent optreden van volksvertegenwoordigers en bestuurders op radio of tv. Fijnproevers valt het op dat ook SGP’ers tegenwoordig fleurige dassen dragen of op bruine in plaats van zwarte schoenen lopen. En dat van de vijf hoogst geplaatsten op de kandidatenlijst voor de Tweede Kamer er drie een baardje hebben.”
De Bodegraafse historicus vindt, let wel, die dingen niet irrelevant. „Het is méér dan alleen een kwestie van vorm; zulke veranderingen laten zien dat wij een andere, meer naar de wereld toegewende levenshouding hebben, die ons voorgeslacht zo niet bezat. En dat we het scherp-antithetische denken zijn kwijtgeraakt.” Maar het belangrijkste punt van verandering is in zijn ogen dat de SGP in de loop der jaren de democratie voluit is gaan aanvaarden als de best mogelijke en meest gewenste regeringsvorm. „Ds. Kersten was, in de grond van zijn hart, geen democraat. Hij kende de Tweede Kamer geen wetgevende macht toe. „In het parlement regeert de wufte volkswil”, luidde een van zijn uitspraken. Dat is bij latere SGP’ers wezenlijk veranderd. Een duidelijk teken daarvan was de initiatiefwet over abortus provocatus, die ds. Abma samen met GPV’er Verbrugh in 1981 indiende.”
Woordenspel
Een belangrijk markeringspunt is ook voor Van der Schans „de tamelijk geruisloze introductie en acceptatie, in 2018, van de WI-nota ”Gerechtigheid verhoogt een volk”, waaraan ik overigens ook zelf heb meegewerkt. Dat de partij hierin de godsdienstgelijkheid afwijst, maar de godsdienstvrijheid accepteert, is méér dan een woordenspel. Het is de erkenning van het feit, ook door Bas van der Vlies al geconstateerd, dat we in Nederland in een situatie zijn terechtgekomen dat we een beroep moeten doen op de wettelijke godsdienstvrijheid om zelf bestaansrecht te houden.”
Ook qua politieke stijl is de SGP, althans in vergelijking met haar beginjaren, best veranderd: van een tikje populistisch en militant naar constructief en gouvernementeel. Moest ds. Kersten door de Kamervoorzitter zo af en toe tot de orde worden geroepen en werd hem soms gevraagd bepaalde al te stevige uitdrukkingen terug te nemen, Kees van der Staaij werd bij de aankondiging van zijn afscheid links en rechts geprezen om zijn redelijkheid en verbindende kracht. Hij staat te boek als een aardige, vriendelijke en deskundige man, met wie veel partijen goed zaken konden doen.
Beide historici herkennen deze verandering. Maar ze plaatsen er ook relativerende kanttekeningen bij. Bosma: „Over Van der Staaij werd door seculiere politici óók gezegd: „Zijn standpunten, zoals over abortus, staan ver bij ons vandaan.” Verder geldt dat een oppositionele opstelling en populistisch taalgebruik wel een beetje horen bij nieuwe partijen. Die beginnen vaak als een anti-establishmentbeweging. Ook de ARP was in haar beginjaren erg oppositioneel. Logisch, want als je niet van mening bent dat alles in het land heel anders moet, richt je meestal geen eigen, nieuwe partij op. Naarmate partijen volwassener worden, wordt hun stijl vaak rustiger en bedaagder.”
Van der Schans: „Die neiging tot populisme was in mijn waarneming sterk aan de persoon van ds. Kersten gebonden. Ds. Zandt had veel minder de neiging tot provocerend optreden. Al moeten we wel beseffen dat de termen ”populisme” en ”provocerend” onze woorden zijn. Voor Kersten en zijn volksdeel had zijn optreden iets van de profeet Jeremia, die door God geroepen was de oordelen over de volken aan te zeggen. Dit moeten we ook wegen om ds. Kersten recht te doen.”
Dat de SGP in het tijdperk van Van der Staaij als gouvernementeel te boek is komen te staan, is een ontwikkeling die al eerder in gang is gezet, zegt hij. „Van Rossum en Van der Vlies hadden dat constructieve ook al in zich. Niet voor niets noemde GroenLinks-politica Ria Beckers Van der Vlies ooit „een schatje”.”
Helemáál verdwenen zijn rechts-populistische reflexen in de partij niet, signaleert de oud-wethouder uit Bodegraven. „Ook Roelof Bisschop kan, bijvoorbeeld op landbouwgebied, stevig en ongenuanceerd uit de hoek komen.” Verder ziet Van der Schans de pogingen van de Tweede Kamerfractie om de bouw van minaretten te beperken als „een typische reminiscentie” (term uit de zorg, die verwijst naar het bewust ophalen van herinneringen van oudere cliënten, om hen meer tevredenheid te laten ervaren over hun leven, AdJ). Deze opstelling, zegt hij, „past eigenlijk niet meer bij de nieuwe opvatting over godsdienstvrijheid.”
Podium
Ook Bosma ziet „rechts-populistische reflexen soms in bepaalde delen van de partij nog wel opduiken”.
Misschien bij jongeren, zoals Mathijs van der Tang en Tom de Nooijer? „Ja, bij hen bijvoorbeeld. Hun stijl doet een beetje aan ds. Kersten denken. Waarbij ik wel opmerk: ds. Kersten gebruikte geen grote woorden om zichzelf een podium te geven of om er zelf groter van te worden. Hij mocht bepaalde kwesties dan overdrijven of wat uit het lood trekken, of zich tegen anderen afzetten; hij deed dat altijd vanwege de inhoud en de zaak zelf. Of dat bij huidige, jonge ‘populisten’ ook altijd zo is, betwijfel ik.”