Minder dakloosheid? Daar lijkt op straat geen sprake van
Het aantal daklozen is afgenomen, klonk de jubeltoon van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) woensdag. Daklozenorganisaties zien een andere werkelijkheid.
Het CBS berekende dat er in 2022 naar schatting 26.500 mensen tussen de 18 en 65 jaar dakloos waren in Nederland. Het jaar daarvoor waren dat er 32.000.
Menno de Boer, woordvoerder van het Leger des Heils, ziet een „onverminderde druk” en een „overvolle maatschappelijke opvang”. Hij wil geen kritische kanttekeningen plaatsen bij de cijfers van het CBS. „Ik ga niet in discussie over meetmethoden. Maar wij zien een heel andere trend.”
Volgens De Boer zit er een risico in de positieve cijfers. „Mensen kunnen daardoor denken: dat gaat goed.” Veel mensen balanceren echter op het randje, vreest de woordvoerder. „Die lopen het risico om dakloos te worden. Niet voor niets wil bijna elke politieke partij werk maken van bestaanszekerheid. Het armoedeprobleem is in het afgelopen jaar alleen maar groter geworden.”
De Boer ziet met name twee groepen steeds vaker terug binnen zijn opvangorganisatie: jongeren en arbeidsmigranten uit de Europese Unie. „Maar dat wil niet zeggen dat dit beeld representatief is voor het hele land.”
Ongedocumenteerden
Nienke Boesveldt, hoofdonderzoeker Maatschappelijke opvang en beschermd wonen aan de Universiteit van Amsterdam, is blij met de cijfers van het CBS. Maar ze vraagt zich wel af of de aantallen laten zien wat er op straat gebeurt. „De onderzoekers baseren zich op cijfers tot en met december. Daarnaast nemen ze in hun tellingen bepaalde groepen niet mee.”
Als voorbeeld noemt de onderzoeker ongedocumenteerden. Juist onder deze mensen zonder een geldige verblijfsvergunning neemt de problematiek volgens haar „schrikbarend” toe. „Daar hebben gemeenteambtenaren hun handen vol aan.” Het CBS beaamt dat deze groep heel lastig te meten is en daarom niet meegeteld is. Datzelfde geldt bijvoorbeeld voor jongeren onder de achttien jaar.
Boesveldt ziet een risico in de rooskleurige cijfers. „Demissionair staatssecretaris Van Ooijen zou dit succes kunnen claimen, waardoor de politieke aandacht voor het probleem van dakloosheid afneemt.” Dat kan deze kwetsbare groep niet gebruiken, waarschuwt de wetenschapper. Ze volgt voor haar onderzoek in meerdere regio’s mensen die dakloos zijn geweest. „Bij hen zie ik vaker stress over bijvoorbeeld stookkosten. En steeds meer mensen zijn afhankelijk van de voedselbank. Het is allemaal ontzettend wankel.”
Nachtopvang
Het onderzoek van het CBS laat zien hoe ingewikkeld het is om het aantal daklozen in kaart te brengen, zegt Gerard Stoop. De directeur-bestuurder van stichting Ontmoeting, die hulp biedt aan onder meer dak- en thuislozen, herkent de gesignaleerde afname niet. „Dat heeft er ongetwijfeld mee te maken dat bepaalde groepen heel lastig te tellen zijn en daarom niet in de cijfers zijn terug te zien.”
Op de wachtlijst voor de nachtopvang in Rotterdam staan op dit moment zo’n zestig mensen, vertelt Stoop. „Er zijn nog heel wat buitenslapers. En dat aantal neemt niet af.” Ook uit de cijfers die de veldwerkers van Ontmoeting zelf bijhouden, blijkt geen afname. Met de name de problematiek onder arbeidsmigranten uit Oost-Europa neemt toe, weet Stoop.
De cijfers van het CBS geven volgens de bestuurder dan ook „een vertekend beeld”. „Je zou de conclusie kunnen trekken dat maatregelen effectief zijn, maar dat is echt nog niet de praktijk.”
Draagvlak
Demissionair staatssecretaris Van Ooijen noemt de door het CBS geconstateerde daling een eerste stap in de goede richting. Het kabinet streeft ernaar dat er in 2030 helemaal geen daklozen meer zijn. Volgens Van Ooijen is nu het moment om door te pakken.
Menno de Boer heeft datzelfde streven. „Deze problematiek mag niet lager op de agenda komen. Het gaat echter niet alleen om politieke wil en draagvlak. Een dakloze moet zich weer welkom voelen in de samenleving. Daar heeft elke burger een taak aan.”
Stoop noemt de politieke situatie met een demissionair kabinet spannend. „Hoe gaat het straks na de verkiezingen? Deze groep mag echt niet vergeten worden.”