Prinsjesdag 2023 zit er weer op. De koning heeft zijn leesbril opgeborgen, de koets staat terug in de stal en de kostuums hangen weer keurig in de kast. Maar waar ging de Troonrede eigenlijk over?
De koning besloot de Troonrede eens met zichzelf te beginnen. Waar hij normaal gesproken zijn persoonlijke ervaring wat onopvallend in de tekst verstopt, was zijn tienjarig ambtsjubileum aanleiding om het anders te doen. Opvallend, vindt Bert van den Braak, bijzonder hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Maastricht University. „De koning heeft altijd ruimte voor wat persoonlijks, bijvoorbeeld over iets wat in de familie speelt. Maar dit was echt anders.”
Dat de Troonrede begon met deze terugblik is volgens Van den Braak een een-tweetje tussen de premier en het staatshoofd. „Het is ook Ruttes laatste Prinsjesdag. Het jubileum van de koning en het einde van Ruttes regeerperiode vallen grotendeels samen. Een mooi moment om terug te blikken.”
Verder vond de hoogleraar de toespraak vooral erg lang. „Waarom apart op detailniveau alle ministeries langsgaan?” vraagt hij zich af. „Dat er een Pensioenwet is, weet inmiddels iedereen wel.” De insteek van de Troonrede was volgen Van den Braak dan ook redelijk traditioneel. „Op alle beleidsterreinen werd kort genoemd wat er speelt en aan welke oplossingen gewerkt wordt.”
De regering is op dit moment demissionair en dat is volgens de hoogleraar de reden dat bepaalde grote onderwerpen relatief weinig aandacht kregen. „Stikstof werd maar kort genoemd. Daar wordt echt na de verkiezingen pas nieuw beleid op gemaakt.” Ook klimaatverandering kwam maar beperkt aan bod. „Veel maatregelen daarvoor zitten al in de pijplijn.”
Sociaaldemocraten
Bestaanszekerheid en kansenongelijkheid; dat waren volgens Naomi Woltring, onderzoeker bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen, de kernthema’s van de Troonrede. „Vooral die eerste kwam vaak terug.” En dat is volgens haar best opmerkelijk. „Bestaanszekerheid is bij uitstek een sociaaldemocratisch woord. Maar er zitten helemaal geen sociaaldemocraten in het kabinet.”
Volgens Woltring zegt het iets over de tijdgeest, die ook vat heeft op de Troonrede. Dat ziet ze ook duidelijk terug als ze deze toespraak vergelijkt met die van tien jaar terug. „De eerste Troonrede van de koning stond bol van de bezuinigingen. Maar in deze speech ging het nauwelijks over de staatsschuld.” Nieuwe inzichten van economen zijn daar volgens haar de oorzaak van. „Nu is de tendens dat er geïnvesteerd in plaats van bezuinigd moet worden in moeilijke tijden.”
Ook de toon was tien jaar terug anders, zegt Woltring. Destijds werd de overgang van de verzorgingsstaat naar de participatiesamenleving bekendgemaakt. „Dat werd toen redelijk dwingend afgekondigd. Een beetje in de trant van: gij zult participeren.” Kijken we naar de huidige Troonrede, dan sijpelt tussen de regels door juist de angst de maatschappelijke verbondenheid kwijt te raken, ziet de onderzoeker. „Er wordt vaker opgeroepen om verschillen te overbruggen en elkaar te blijven ontmoeten. Dus meer van onderop in plaats van bovenaf.”
Dat de slachtoffers van de toeslagenaffaire en Groningse aardbevingen voor het vierde jaar op rij genoemd werden in de Troonrede, is volgens Woltring logisch. „Rutte was er niet mee weggekomen als hij ze niet genoemd had.” Toch zal het de onvrede niet wegnemen, vreest ze. „Op Prinsjesdag ziet alles er perfect uit. Nette pakken in een chique entourage. Maar de staat heeft mensen vermalen. Die boosheid neem je niet weg met woorden. Daar moeten daden aan te pas komen.”