Vervolgingen zijn niet meer nodig
Oude vormen van harde tirannie hebben in onze samenleving plaats gemaakt voor het zachte despotisme van een machtige overheid. En de methoden die daarbij worden gehanteerd, blijken in de praktijk wel zo effectief.
Als u dit artikel met een zucht, of misschien wel geïrriteerd, overslaat, dan heb ik daar alle begrip voor. Vervolging, en dat in Nederland? Getuigt dat niet van een irreële zelfdramatisering waar de samenleving toch al hevig onder lijdt? We hebben het goed, zijn bevoorrecht, genieten van onze vrijheid en vrijheden – is het dan niet op z’n minst wat pathetisch om te beginnen over vervolgingen, de dreiging van de gevangenis of erger? Vervolgingen hebben elders plaats (en daar hebben we Open Doors voor), of ze behoren tot het verleden, en de verhalen daarover behoren tot de rillende romantiek uit onze jonge jaren.
Maar misschien is er toch iets aan de hand, iets wat wellicht erger is dan die fysiek wrede vervolgingen uit de geschiedenis. Daar wilde ik het eens over hebben.
Ondertussen denk ik, dit even vooraf, dat er best heel veel christenen in Nederland zullen zijn die denken dat vervolging allerminst denkbeeldig is. Die graag verhalen over vroegere vervolgingen horen, omdat de geloofsmoed van mensen van toen zo leerzaam is, een moed die we zelf ook weleens nodig kunnen gaan krijgen. En dan bevelen we elkaar een boek aan als dat van John Flavel over de noodzakelijke voorbereiding nu op de vervolgingen straks.
Ik ben het eens met de mensen die denken dat dit niet gaat gebeuren. Niet uit een oppervlakkig vertrouwen in de staat van onze rechtstaat, die zulks nooit zou toestaan. Maar omdat ik denk dat de ‘vervolging’ al begonnen is, alleen heel anders dan wij ons voorstellen en doorzien.
Harde, gewelddadige vervolgingen –veroordelingen tot de gevangenis, de galeien, tot een werkkamp of tot de brandstapel– behoren bij oude, autocratische regimes, regimes zoals die nu nog bestaan in China, Noord-Korea of Rusland. Zulke regimes hadden we vroeger ook in Europa, en zij waren wreed en hardvochtig. Denk aan Karel V en Filips II in de Nederlanden, of aan Franse absolutistische vorsten als Lodewijk XIV.
Gelijke kansen
Maar ondertussen is er in Europa iets heel fundamenteels veranderd. De Europese landen zijn democratieën geworden, gebaseerd op de gedachte van de gelijkheid. Kan er in deze nieuwe situatie toch weer een vorm van despotisme ontstaan, net als in de tijden voor de Franse Revolutie? Dit is de vraag die Alexis de Tocqueville (de leermeester van onze Groen van Prinsterer) zich begin negentiende eeuw stelde. En zijn antwoord is leerzaam.
Omdat onze samenlevingen gebaseerd zijn op het principe van de gelijkheid, krijgt ieder individu kansen en mogelijkheden om in deze wereld vooruit te komen. Gelijkheid leidt dus tot individualisme. Iedereen begint zijn eigen strijd om het in dit leven te maken, succesvol te worden, van een dubbeltje een kwartje te worden, en de vervulling van zijn levensgeluk te vinden in een eigen huis met een fraai aangelegde tuin, een mooie auto, meerdere vakanties per jaar, en een stuk of twee perfecte kindertjes.
Omdat we daar zo druk mee zijn, hebben we geen tijd voor andere taken en verantwoordelijkheden, zoals de zorg voor elkaar, de hulp aan elkaar. Die taken en verantwoordelijkheden besteden we uit aan de overheid, die we daartoe in staat stellen door belastingen en premies te betalen. Maar goed, dan hoeven wij het in ieder geval niet zelf te doen: ”Jannie van de overheid” komt langs om de gaten te vullen, naar SGP’er Chris Stoffer vorige week in een interview met Trouw verrassend opmerkte.
Tocqueville zag dus een samenleving ontstaan (een nachtmerrie volgens hem), waarin de overheid steeds groter en machtiger werd en zijn armen sloeg om de verstrooide en verdoolde schapen die voorheen een samenleving vormden. De overheid neemt ons alles uit handen, we hoeven zelfs niet meer zelf na te denken: hoe we moeten denken, is iets wat de overheid ons ook uitlegt. Dan moeten we natuurlijk wel allemaal meedoen, en luisteren naar de waarden en normen die de overheid ons voorschrijft.
Nu zijn er in een samenleving altijd ‘achtergebleven’ groepen, die andere waarden en normen koesteren. Godsdienstige mensen bijvoorbeeld. Die kun je niet de vrijheid geven die andere, meer ‘mondige’ mensen wel toekomt. Je moet ze dwingen om net zo te gaan denken als de meerderheid denkt.
Maar die dwang kan in een democratie niet zo wreed en barbaars zijn als vroeger. De harde tirannie van vroeger moet plaats maken voor een zacht despotisme, een zachte hand, die de achtergeblevenen mild en moederlijk de goede kant opduwt. Opvattingen worden zo verdacht gemaakt dat zij die die opvattingen nog aanhangen, iets uit te leggen hebben. In het defensief worden gedrongen. Er niet meer zo bij horen. Vrienden verliezen. In bepaalde kringen niet meer welkom zijn. Hun opvattingen alleen nog fluisterend durven te uiten, of verpakt in een grap of toneelstukje.
En als die sociale druk niet afdoende is, zijn er altijd nog andere vormen van mild geweld. Mensen kunnen hun baan verliezen, of voor bepaalde banen niet meer in aanmerking komen. Ze kunnen hun subsidies verliezen. Hun organisaties kunnen verboden worden. Niet dat de anderen het leuk vinden om tot deze vorm van geweld over te gaan, ze hebben liever dat die achtergeblevenen zelf tot een beter inzicht komen, en willen daarbij best helpen. Ze subsidiëren zelfs organisaties om die denkverandering te bevorderen. Maar voor wie halsstarrig blijft, is het een keer over.
Als dit zo is, en het is zo, als de achtergeblevenen op deze manier worden vervolgd, onder druk worden gezet, met zachte doch dwingende hand, om standpunten te herzien of te verzwijgen, en als die achtergeblevenen minder standvastig zijn dan ze denken dat ze zijn, is die methode van zacht despotisme dan niet verrassend effectief en afdoende?
De auteur is historicus en publicist, en doceert kerkgeschiedenis aan het Hersteld Hervormd Seminarium.