De dijk breekt door, het horloge staat stil
Drie dagen oud was Teun Biemond toen de watersnood van 1953 Oosterland trof. Tijdens de evacuatie vervoerden zijn ouders hem in een rieten koffer, want de wieg was te zwaar en de wandelwagen konden ze vanwege het hoge water ook niet gebruiken.
Het verhaal deed mensen denken aan Mozes in het biezen kistje, zegt Biemond. Zeventig jaar na de watersnood schonk hij de koffer aan het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk op Duiveland. Daar is hij nu te zien in de tentoonstelling ”Ik ben van 1953”. Die omvat zeventig voorwerpen die herinneren aan de ramp die meer dan 1800 slachtoffers eiste, in Zuidwest-Nederland en op Texel.
Mensen schenken die voorwerpen aan het museum omdat ze willen dat die bewaard blijven. Niet omdat ze er bijzonder uitzien. Wel omdat er een bijzonder verhaal aan vastzit. Een verhaal waarover soms zeventig jaar is gezwegen. Zoals een medewerker van het museum begin dit jaar in het Reformatorisch Dagblad zei: „Het vertellen lucht op. En als mensen ons voorwerpen schenken, hebben ze het gevoel dat ze die niet voor niets zoveel jaar hebben bewaard.”
In een van de vitrines ligt een horloge. Het glas is bruin uitgeslagen, het riempje verweerd. Het is het horloge van de destijds bijna 38-jarige René Gerulphus de Smit uit Duivenhoek, in Zeeuws-Vlaanderen. In de rampnacht hielp hij vloedplanken in een coupure –een opening in de dijk– te zetten. Toen kwam het water. De Smit rende de dijk af om zijn ouders, zus en aanstaande zwager te waarschuwen. Door het water kreeg hij hun deur echter niet meer open. Toen brak de dijk door, precies op die plek, waar het huis half in de dijk was gebouwd. De zee sleurde een rijtje huizen mee.
Het lichaam van René de Smit is dagen later teruggevonden in de polder. Ook zijn ouders kwamen om, en zijn zus. De zwager overleefde wonderwel.
René’s horloge stond om 4.57 uur stil. En dat is nu nog te zien.
Een kleine, oranje zakagenda bevat de herinneringen van J.A. Vijfhuizen-de Munck aan de nacht die haar zus en zwager met hun vier kinderen het leven kostte in Battenoord, op Flakkee. En zo zijn er tal van voorwerpen die herinneren aan de zee van ramp die met haar golven sloeg. Zoals de cognacfles die politieagenten in Nieuwe-Tonge kregen vanwege hun zware taak: ze vonden het ene na het andere slachtoffer; mens en beest.
Er staan een bed en een kachel in de expositie, in 1953 allebei geschonken door het Rode Kruis. De typemachine van Tinus Bij de Vaate, hoofdredacteur van de Zierikzeesche Nieuwsbode, herinnert aan de verslagen die hij na de watersnood schreef. Een paard-met-karretje was het enige speelgoed dat Simon van den Boomgaard na de ramp nog overhad. Hij had het in 1947 voor zijn verjaardag van zijn opa gekregen; dat wist hij nog precies. Allemaal voorwerpen waaraan onuitwisbare herinneringen verbonden zijn.
De oorkonde van de Veghelse politieman Schikhof doet wat bijzonder aan in de collectie. Schikhof moest huizen bewaken in het ondergestroomde Westkapelle. Maar dat moet in 1944 geweest zijn –toen Walcheren onderstroomde na het kapotbombarderen van de dijken–, niet in 1953.
Wel van ’53 is een olielamp waarmee een dijkwacht op Noord-Beveland de waterwering controleerde toen de zee almaar hoger steeg. En de sirene waarmee de bevolking van Krabbendijke werd gealarmeerd.
A.C. Mosselman heeft Bea altijd bewaard. Bea was een pop die in huis achterbleef toen een gezin in buurtschap Langstraat op Goeree-Overflakkee op de vlucht sloeg. Via de Rotterdamse Ahoyhallen kwam de familie op een evacuatieadres terecht. Weken later keerden de bewoners terug naar hun huis. En vonden daar hun pop.
Er ligt een reddingsvest. En een zandzak. Een Statenbijbel, „uit de ramp van 1953 opgevist”, zoals de vinder schreef. Maar er zijn ook spullen die herinneren aan de nasleep van de ramp, zoals een zaaimachine die een boer kreeg omdat hij al zijn gereedschap kwijt was. J.J. van den Berge-Heijboer uit Bruinisse bewaarde het briefje waarmee het Rampenfonds haar 800 gulden toebedeelde. Aartje Moelker, zestien jaar oud, vond onderdak in een noodbarak in Renesse en heeft de vergeelde vergunning altijd bewaard. J. Kosten kreeg in Noordwelle een Deense geschenkwoning, en het eigendomsbewijs is hier nu te zien.
Aangespoeld
De tentoonstelling bevat ook kunstwerken. Men wilde vastleggen wat nauwelijks te bevatten was. Op een glas-in-loodraam is een half verwoeste boerderij bij Dinteloord afgebeeld. Het portret van een rouwende vrouw werd verkocht ten bate van het monument ”Houen, jongens!” in Colijnsplaat.
De familie Van Oorschot kreeg een schilderij dat veertig jaar in het gemeentehuis van Nieuw-Vossemeer hing. Het herinnerde aan de nacht die alle drie de kinderen uit het gezin het leven kostte. Niet doordat ze verdronken, maar door de kou, nadat ze op een vlot bij een dijk waren aangespoeld. In Flevoland maakte het echtpaar een nieuwe start. Maar het verleden ging nooit meer weg.