De steenmarter, een sluw en beschermd roofdier, is in opmars in Nederland. Het beest knaagt leidingen in auto’s door en dringt ongewenst huizen binnen.
De overlast die het dier veroorzaakt, neemt toe – of lijkt dat maar zo? De Zoogdiervereniging en het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) laten hun licht erover schijnen.
Het is middernacht op een verlaten onderzoeksterrein in de Betuwe, vol houten schuurtjes. Rond de barakken groeit het onkruid hoog op, ook in een boomgaardje. Plotseling duikt er uit de moeilijk begaanbare boomgaard een donkere schim op. In het maanlicht rent een slank, donker beest van een decimeter of vier met een bijna even lange, dikke staart een eind over het pad tussen de bomen om achter een volgend schuurtje te verdwijnen.
Nadere inspectie van de gebouwtjes brengt een drukbezochte verblijfplaats van steenmarters aan het licht. Overal liggen uitwerpselen – en resten van prooidieren. Een paar grote gaten in de houten wand bieden de dieren vrij gemakkelijk toegang. Dit is een typische plek voor steen- marters en voor hun familieleden (zie ”Marters in Nederland”), maar het dier verschijnt ook in dorpjes en in woonwijken in grote steden. Het beest is vooral een nachtdier dat zich zelden overdag laat zien. Maar wie pech heeft, kan ze wel horen en ruiken op zolder of op een soortgelijke plek. Wordt de steenmarter een plaag?
„In juni en juli verschijnen steevast berichten in de media over overlast door steenmarters”, nuanceert dr. Maurice La Haye, teamleider bij de Zoogdiervereniging, meteen. „In deze tijd hebben de vrouwtjes jongen en gaan ze vroeger op pad, dus kun je ze ’s avonds en ’s morgens horen stommelen.” Bovendien brengen ze prooien mee naar binnen. Samen met uitwerpselen en urine zorgt dat voor stankoverlast. „Als de jongen groot zijn, vertrekken ze weer, dus je moet even geduld hebben.”
Geschopt
Vooral tussen pakweg half maart en half mei zitten de dieren vast op één plek, voegt John Visser, buitendienstadviseur bij KAD in Wageningen eraan toe. „Als de jongen groter worden, gaan ze met de moeder mee op jacht, maar komen ze nog wel terug. Tussen half juli en half augustus worden ze de wijde wereld in geschopt en kiest het vrouwtje een andere verblijfplaats.”
Afhankelijk van de voedselsituatie heeft een vrouwtje een territorium van 20 tot 100 hectare, legt Visser uit, met daarbinnen twintig tot vijfentwintig verblijfplaatsen. Een mannetjesterritorium overlapt dat van drie vrouwtjes. Overlast duurt dus over het algemeen niet zo lang, maar kan wel vervelend zijn. Neem bijvoorbeeld de zwermen vliegen die op de resten van prooidieren afkomen. Ook knagen steenmarters soms kabels door onder de motorkap van auto’s waar ze –vermoedelijk– beschutting zoeken.
Koloniseren
Nemen de aantallen ook toe? „In Oost-Nederland niet”, vertelt La Haye. „Daar zijn alle territoria allang bezet. De Rijn en de IJssel vormden jarenlang een natuurlijke barrière. Maar sinds een jaar of tien koloniseren ze ook West-Nederland, vermoedelijk door illegale uitzettingen.” De rivier overzwemmen zal een steenmarter niet doen en een exemplaar dat een brug oversteekt, is uitzonderlijk.
Inmiddels is heel Nederland, op een paar Waddeneilanden en duingebieden na, bezet. Tijd om het strenge beschermingsregime voor dit dier te verlichten? Daar is La Haye geen voorstander van. „In principe is ieder inheems zoogdier, met uitzondering van de bruine rat en de huismuis, beschermd. Een vrijstelling zou ervoor kunnen zorgen dat mensen ongebreideld gaan jagen op steenmarters, met dierenleed als gevolg.”
Blijven verjagen en voorkomen dus over. Visser: „Het is toegestaan ze te verjagen met hoogfrequente geluiden, maar mijn ervaring is dat dat alleen werkt in de eerste week, daarna zijn ze eraan gewend.”
Schrikdraad
Het enige middel dat echt werkt, is volgens Visser en La Haye schrikdraad. En natuurlijk het dichtstoppen van gaten en kieren op het moment dat er geen marter binnen zit. „Ze kunnen al door een rond gat van 5 centimeter komen”, legt Visser uit. „Of door een brede kier van vier centimeter. Nogal eens gaat het om een niet-dichtgemaakt gat in de muur voor een aircoleiding.” La Haye vertelt dat hij eens zag dat een steenmarter door een dakgoot liep terwijl hij met zijn kop dakpannen optilde. Zo kon hij zien of er een opening was. „Het zijn schrandere dieren.” Overigens is het wel goed om aan het huis smalle kieren niet dicht te maken, zodat vleermuizen nog wel naar binnen kunnen.
Er is een succesvolle proef geweest met het bouwen van vervangende verblijfplaatsen van strobalen. De dieren verplaatsen mag niet. Het lost ook weinig op: ze komen gewoon terug. En hoe vervelend het in bepaalde gevallen ook is, een ontmoeting met de schrandere steenmarter is niet aan een iedereen gegeven.