Beroepsontwikkeling kind van de rekening
Zet twee uitersten tegenover elkaar en het contrast daartussen verscherpt de verschillen. Vorige week stuitte ik op zo’n contrast.
Het ene uiterste: door je huwelijk handelingsonbekwaam verklaard worden, verplicht ontslag uit je beroep en alleen met toestemming van je echtgenoot rechtshandelingen, zoals financiële zaken, mogen verrichten. Het andere: weloverwogen besluiten tot het zelfstandig ondernemerschap in de zorg, bijvoorbeeld omdat je kinderen hebt, zodat je zelf de regie kunt nemen over werkdruk, werkroosters en salaris.
Dat het jarenlang heel gewoon was dat een vrouw ontslag kreeg vanaf de huwelijksdag was me bekend. Maar tot vorige week wist ik niet dat vrouwen tot 1957 bij wet automatisch handelingsonbekwaam werden verklaard vanaf het moment van hun huwelijk. De reikwijdte ervan strekte ver. Het betekende dat een gehuwde vrouw geen overeenkomsten mocht afsluiten, geen financiële zaken mocht behartigen en zelfs geen formele beslissingen mocht nemen over de opvoeding van haar kinderen. Helemaal verbluffend vond ik het dat dit alles niet gold voor ongetrouwde vrouwen. Maar dat terzijde.
Voor de verpleging en verzorging betekende dit dat de beroepsgroep decennialang voornamelijk bestond uit jonge meisjes die gemiddeld al na vijf jaar het beroep verlieten. Dit heeft een enorme impact gehad op de beroepsontwikkeling van verpleging en verzorging. Jarenlang vormden de leerling-verpleegkundigen en -verzorgenden de grootste groep binnen de beroepsgroep. Het hele systeem was gericht op de basisopleiding, om ervoor te zorgen dat er steeds voldoende aanwas van jonge leerling-verpleegkundigen en -verzorgenden was om die uitstroom op te vangen. In zo’n context is vakinhoudelijke ontwikkeling, zoals kennis over de impact van verpleegkundige zorg op herstel van ziekte of omgaan met de gevolgen van ziekte, nauwelijks mogelijk. Het is dan ook niet verwonderlijk dat verdere beroepsontwikkeling pasin de jaren 80 en 90 op gang kwam, nadat deze wettelijke bepaling was opgeheven.
Opnieuw verkeren we in een periode waarin een aanzienlijke groep verpleegkundigen en verzorgenden het beroep relatief snel weer verlaat. Een deel van hen blijft nog wel actief in de zorg, maar kiest voor een zelfstandig ondernemerschap, om zo de regie weer in eigen hand te kunnen nemen. In het verleden was een externe factor de oorzaak (wettelijk verbod op werken). Nu zijn het echter factoren binnen de sector zelf, zoals hoge werkdruk, dwingende roosters en relatief lage salarissen. Het leidende mechanisme is nu dus ultieme beslissings- en handelingsvrijheid. Groter contrast met handelingsonbekwaamheid is nauwelijks denkbaar.
Met enige regelmatig verschijnen er in de media berichten over zzp’ers in de zorg. Ook het RD (10-6) publiceerde een artikel dat het perspectief van zorgmedewerkers in loondienst, van zzp’ers en van bestuurders belichtte. De punten die aan de orde kwamen, illustreren duidelijk welke beweegredenen er allemaal meespelen. De oproep dat we als gezondheidszorg ook kritisch moeten willen kijken naar de factoren in de zorg zelf die ertoe hebben geleid dat het zover heeft kunnen komen, is terecht. Want hoe contrastrijk de uitersten inhoudelijk ook zijn, er is ook een belangrijke overeenkomst, die vaak onderbelicht blijft: in beide uitersten is de beroepsontwikkeling van verpleging en verzorging het kind van de rekening. Om kennis te behouden en nieuwe kennis te ontwikkelen, is een kritische massa nodig. Een goede balans tussen enerzijds ervaren mensen, die het vak door en door kennen en die zien waar hiaten in kennis zitten, en anderzijds enthousiaste nieuwkomers die onbevangen naar de dagelijkse praktijk kijken en zich afvragen waarom we de dingen doen zoals ze gedaan worden, en of dat niet handiger kan.
Om die hiaten in de zorg aan te pakken en daarmee de zorg van morgen te ontwikkelen is het essentieel dat de ”oude rotten” en de ”jonge honden” samen optrekken. Daarmee reikt de maatschappelijke waarde van het werken in de zorg verder dan het hier en nu van de dagelijkse zorg. Juist in een vast dienstverband met je team aan verdere betere zorg bouwen, maakt werken in de zorg van waarde voor de toekomst.
De auteur is universitair hoofddocent verpleegkunde in het Leids Universitair Medisch Centrum.