Het geloof in de maakbaarheid van samenleving en economie was jaren niet zo groot als nu. Rutte IV negeert wetmatigheden en dat is gevaarlijk.
De mensheid leeft in schaarste en de toekomst is fundamenteel onzeker. Het kabinet heeft nauwelijks boodschap aan deze economische wetmatigheden. Al met al is het risico zeer groot dat het coalitieakkoord onuitvoerbaar blijkt. Een debat over de grenzen aan de maakbaarheid van samenleving en economie is daarom broodnodig.
De laatste tijd trekken de politiek en veel academisch economen de conclusie dat de marktwerking is doorgeschoten. Het kapitalisme zou niet meer werken en in de publieke sector zou te veel marktdenken zijn geslopen. De overheid zou ten onrechte worden gezien als een bedrijf, met de burger als klant. Tot voor kort zou een te streng begrotingsbeleid zijn gevoerd, met mede als gevolg een te trage groei en onvoldoende ruimte voor investeringen, vooral in verduurzaming en de bouw van woningen. Dit is ingegeven door de overtuiging dat de rente permanent laag zou blijven, in ieder geval lager dan de groeivoet. De vergrijzing is hiervoor de belangrijkste reden.
De gedachte is dat de overheid na enige decennia van marktdenken het heft weer in handen moet nemen, de regie neemt en een langetermijnvisie formuleert op waar ”we” met ”Nederland” naartoe willen. Het betekent vooral dat het tijd is voor een ruimer begrotingsbeleid, dat wil zeggen hogere overheidstekorten en -schulden.
De inzet van het recht kan een belangrijke rol spelen bij het nemen van de regie door de overheid. Kwantitatieve doelen met betrekking tot de soms verre toekomst moeten worden verankerd in wetten. Het heeft er soms de schijn van dat deze verankering voldoende wordt geacht om de doelen ook daadwerkelijk te halen. Als de doelen bekend zijn, dan weet iedereen immers waar hij of zij aan toe is en is bekend wat er van hem of haar wordt verwacht om de gezamenlijke doelen te halen. Het geloof in de maakbaarheid van samenleving en economie is in decennia niet zo groot geweest als nu. Industriepolitiek en directe interventies in de economie worden kansrijk geacht. Begrotingsbeleid naar eigen inzicht wordt niet langer geschuwd.
Toekomst onvoorspelbaar
De economische dimensie van beleid wordt steeds vaker gemarginaliseerd of zelfs genegeerd. Die economische dimensie is dat de mensheid in schaarste leeft. Dat is een constante in het menselijke bestaan op aarde, vergelijkbaar met onwrikbare natuurwetten. Schaarste betekent dat niet alles kan en zeker niet alles tegelijk kan, om woorden te citeren die eerder Drees senior en recenter Johan Remkes en de vicevoorzitter van de Raad van State spraken. Het betekent dat voortdurend moet worden gekozen en dat verschillende uitgaven integraal tegen elkaar moeten worden afgewogen.
Een andere constante is dat de toekomst fundamenteel onzeker is. Dat houdt in dat zij niet voorspelbaar is en niet kan worden beschreven aan de hand van kwantitatieve waarschijnlijkheden en kansverdelingen. De toekomst ontstaat als gevolg van verbetering nastrevende (dat wil zeggen handelende) individuen. Omdat individuen verschillend zijn wat betreft voorkeuren en kennis, kunnen ze profiteren van specialisatie en vrijwillige ruil. Dit noemen we de ”law of association”. Vrijwillige ruil leidt naar schatting tot welvaartsverbetering voor beide bij de ruil betrokken partijen. Daarom is het marktmechanisme een machine voor welvaartsvermeerdering. Het is daarin superieur aan toewijzing via de overheid. Centrale planning is ineffectief en inefficiënt. Die leidt tot verarming, chaos en uitholling van de democratie. Directe ingrepen in de economie zijn vaak contraproductief. De samenleving en de economie zijn via (overheids)beleid maar zeer beperkt maakbaar.
Wetmatigheden genegeerd
Het kabinet-Rutte IV heeft nauwelijks boodschap aan deze economische wetmatigheden. Het is gestoeld op de eerder omschreven gedachten over doorgeschoten marktdenken en marktwerking. Het coalitieakkoord is als gevolg daarvan vanuit economisch oogpunt ondeugdelijk. De ruimte voor het doen van overheidsuitgaven is opgerekt door uit te gaan van zogenoemde inverdieneffecten. Hierbij wordt er bij voorbaat van uitgegaan dat er middelen beschikbaar komen om overheidsuitgaven te doen. Dit is niet wijs en is sinds de jaren 70 ”not done” in het begrotingsbeleid. De huid wordt verdeeld voordat de beer is geschoten.
Er is geen integrale afweging gedaan van begrotingsuitgaven tegen elkaar en tegen belastingen. Alles moet en alles moet tegelijk. In het coalitieakkoord ontbreekt een begrotingskader. Dat is later bij de Startnota wel geformuleerd, maar daarna niet (volledig) toegepast. Het ontbreken van een integrale afweging blijkt ook uit de instelling van grote begrotingsfondsen, waarvan de omvang niet is onderbouwd met concrete plannen.
Er zijn onwrikbare kwantitatieve doelen in wetten voor het klimaat- en stikstofbeleid geformuleerd. Het is zeer de vraag of de doelen haalbaar zijn en of het bereiken ervan meer baten zal opleveren dan de kosten ervan. Het nastreven van een klimaatneutrale economie in 2050 vergt een complete verbouwing van de Nederlandse economie en samenleving in zeer korte tijd. Er kan door de complexiteit hiervan geen blauwdruk voor de benodigde energietransitie worden geformuleerd. Zonder directe interventies en dwang zullen de doelen waarschijnlijk niet kunnen worden gehaald, terwijl de kosten hoog op kunnen lopen. Er zal druk ontstaan om ”de regie te nemen”. Dat zien we nu al. Het zal een recept blijken voor welvaartsverlies en chaos.
Olie op het inflatievuur
Het kabinet streeft naar een structureel begrotingstekort van 1,75 procent, zonder perspectief te bieden om dit terug te brengen tot de in EU-kader afgesproken 0,5 tot 1 procent. Ook hiermee schept ze voor zichzelf ruimte die er niet is.
Rutte IV is aangetreden op het moment dat de Nederlandse arbeidsmarkt en economie behoorlijk overspannen zijn. De inflatie is te hoog. Tegen het advies van DNB, ECB en IMF in voert Rutte IV dit jaar een stimulerend begrotingsbeleid. Het is olie op het inflatievuur. Al met al is het risico zeer groot dat het coalitieakkoord onuitvoerbaar blijkt, dat wil zeggen dat niet alle doelen kunnen worden gerealiseerd en zeker niet tegelijk.
In het eerste jaar van het kabinet is het zwakke fundament niet versterkt. Eerder het tegendeel is het geval. Het structurele financieringstekort is opgelopen tot boven de kabinetsdoelstelling en er wordt voor dit jaar door het CPB op maar liefst 11 miljard euro aan onderuitputting op de begroting geraamd. De samenleving loopt vast en het land zit op slot, ook door de starre wettelijk vastgelegde doelen.
Er is dringend debat nodig over de grenzen aan de maakbaarheid van samenleving en economie en de gevolgen daarvan voor wat economisch beleid vermag, voor de rol van het recht in economisch beleid en voor de verhouding tussen markt en overheid.
De auteur is hoogleraar monetaire economie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Dit artikel is onderdeel van de jubileumreeks vanwege het vijftienjarige bestaan van Me Judice. Bron: mejudice.nl