De broodmaaltijden in Nederland zijn vrij voorspelbaar, maar het diner is doorgaans elke dag anders. Gelukkig is het zelden echt een ”verassing”. Want dan is de warme hap met iets te veel vuur bereid en is ook de sfeer aangebrand. Voor de traditionele Hollandse pot blijft verhitting wel nodig, want anders liggen aardappelen, groente en vlees wel erg rauw op de maag. Dat geldt ook voor multiculturele menu’s met pasta, rijst of soja, exotische groenten, vreemde vogels en meer of minder verse vis. Voor sommigen blijft dat even slikken: zij vinden buitenlandse invloeden maar moeilijk te verteren. Maar de luxe om elke dag zoveel keus te hebben is natuurlijk bijzonder.
Nu geldt dat zelfs in ons land niet voor iedereen. Er zijn er die moeten eten wat de voedselbank schaft. Of wat op school door overblijfmoeders wordt geserveerd. Of wat binnen een beperkt budget past. De tijd van lage voedselprijzen lijkt voorbij. Wereldwijd neemt de hoeveelheid bruikbaar landbouwareaal af door wanbeheer, oorlogen en klimaatverandering. Eeuwenlange benutting put gronden uit, zoetwatervoorraden krimpen en vervuiling tast de voedselkwaliteit aan. Met extra suiker en zout is dat te verdoezelen, maar door alle ongezondere eetpraktijken worden nieuwe generaties Nederlanders gemiddeld niet langer langer maar korter en dikker.
De agrarische sector heeft door intensief gebruik van kunstmest, pesticiden, antibiotica en eenzijdig bodembeheer meer de hoeveelheid dan de hoedanigheid van het voedsel verbeterd. Tekorten aan mineralen en sporenelementen verzwakken het immuunsysteem. Resten van bestrijdingsmiddelen tasten het zenuwstelsel aan. Te veel nitraat verstoort de zuurstofvoorziening: echt een stikstof. Toch is niet de landbouw maar de industrie de bron van de meeste verziekende stoffen. Berucht zijn PFAS en microplastics, evenals polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAKS), vanwege de kankerverwekkende eigenschappen. De meeste PAKS komen overigens in het eten terecht door bakken, braden en aanbranden. Raak dus niet te snel van de kook want dat is het gezondst.
Van veel niet-natuurlijke materialen is onduidelijk hoe schadelijk ze zijn, maar vaak zijn er wel aanwijzingen. Zo lozen we in het oppervlaktewater hormoonverstorende stoffen die een desastreuze invloed hebben op geslachtsorganen en paargedrag van vissen en amfibieën. Het lijkt erop dat dit evenzo bij andere diersoorten tot voortplantingsafwijkingen en vruchtbaarheidsverlies leidt.
Ook de mens blijkt er gevoelig voor, dus met deze stoorstoffen in de voedselketen is er een toename van genderverwarring en een afname in geboorten te verwachten. Om kinderen te krijgen zijn steeds vaker medische kunstgrepen nodig.
Een bijkomende stoorfactor bij de menselijke vermenigvuldiging is de continue, uitputtende hectiek van onze technische omhulling en dan specifiek de digitale media. De virtuele werkelijkheid ontregelt de echte: voor het aangaan van een relatie en het stichten van een gezin ontbreken energie en rust. Voor de mensheid geldt blijkbaar: hoe meer technologie, hoe minder teelvermogen.
Gewoon terug naar de natuur is echter geen optie. Met wat brandnetels en bramen voed je geen 18 miljoen Nederlanders. Maar we kunnen ook niet blijven leven in een land vloeiende van melk en mest. Wat politiek onvermijdelijk opkomt: een van-ham-naar-vega-burger-beweging. Minder vee, meer vegetatie. Als we duurzamer voedsel willen zonder te verhongeren, ontkomen we niet aan een ander eetpatroon en andere teeltmethoden. Tijd voor een nieuw klimaatbestendig poldermodel: een zoetwaterreservoir met drijfakkers en visteelt. Met kascaissons die voor zaaien en oogsten door een terminal gevaren worden: dan is vernatting voor boeren geen probleem meer maar een oplossing. Oppervlakken zoals het Markermeer kunnen zo zonder inpoldering voor voedselproductie benut worden. Op brak en zout water kan op soortgelijke wijze de teelt van alternatieve gewassen en algen worden opgezet, eveneens in combinatie met viskweek en ook schaaldierenteelt. Dat biedt weer perspectief en ruimte voor nu klemgezette boeren en vissers. En het voegt op ecologisch en economisch goed inpasbare wijze nieuwe waardevolle ingrediënten toe aan ons voedselpakket. Zodat niet alleen het diner maar ook de broodmaaltijd wat minder voorspelbaar kan worden.
De auteur is adviserend ingenieur.