Meditatie: Liefdesgeschenk
Paulus heeft uitnemende openbaringen ontvangen. Hij is opgetrokken in het paradijs en heeft gehoord onuitsprekelijke woorden. Hij blijft echter een mensenkind met een hoogmoedig bestaan. Daarom laat de Heere in Zijn wijsheid toe dat een engel des satans hem kwelt. Deze kwelling noemt hij een scherpe doorn in het vlees. Het is, zegt de kanttekening, een scherpe paal of stekelige splinter of doornachtig hout, dat iemand in de benen of in het vlees steekt.
Er staat dat die doorn hem gegeven is. Niet dat God Zelf Paulus kwelt. Maar de Heere laat de satan toe Zijn kind en knecht met deze vuistslagen te kwellen. Daarmee heeft Hij als doel hem te bewaren voor het uitbreken van de zonde van hoogmoed. Die zelfverheffing zou tot grote schade van Paulus’ geestelijk leven zijn. God schenkt hem dus deze doorn als een bitter, maar tevens noodzakelijk medicijn.
Wat zijn Gods kinderen bevoorrecht aan wie zo’n scherpe doorn gegeven is. Het is een liefdesgeschenk. Ze zouden anders ver van God af leven. Nu houdt God ze klein en laag aan de grond. Dat wil echter niet zeggen dat ze deze doornen altijd als een liefdesgeschenk zien. Integendeel. Ze denken vaak dat het tekenen zijn van Gods ongenoegen. Hun natuurlijk bestaan schreeuwt onder die scherpe doornen en probeert die kwijt te raken. Het vecht ertegen en mort eronder. Ze bidden er ook tegen. Driemaal had Paulus gebeden. Dat wil zeggen vele malen. God verlost hem er echter niet of niet direct van, maar leert hem om te aanvaarden wat Hij oplegt.
Er is een verband tussen de openbaringen en de vuistslagen. Zodra de Heere Zijn kinderen geestelijke verkwikking schenkt, is satan erbij met zijn kwellingen. Gods kinderen weten dat de vertroostingen meestal gevolgd worden door aanvechtingen. En hoe rijker de vertroostingen, hoe zwaarder en heftiger satan met zijn vuisten slaan zal.
Hoe zullen ze nu onder deze kwellingen en benauwdheden staande blijven? Het zwakke vlees zou bezwijken, het zwakke geloof zou ten onder gaan, de hoop en de liefde zouden tenietgaan als de Heere hen aan zichzelf overliet. Maar de Heere zegt tot Paulus: „Mijn genade is u genoeg.” Dat is de genade waartoe Ik u naar Mijn welbehagen heb verkoren en liefgehad van eeuwigheid. Die verkiezing is onveranderlijk. Het is Mijn genade, waardoor Ik u geroepen heb met een krachtige roeping uit de dood tot het leven. En deze roeping is onberouwelijk. Het is Mijn genade, die door Mijn geliefde Zoon verworven is, waar Hij die onschatbare prijs voor betaalde op Golgotha’s vloekhout. Mijn genade. Daarin zijn al de schatten en gaven van Christus begrepen. Ook de verlossing uit satans klauw en de overwinning over hem met al zijn kwellingen.
Al die vuistslagen van satan zijn op de Borg neergedaald en Hij heeft hem overwonnen. Nu kan satan geen recht meer op u doen gelden, want Christus rukte u uit zijn macht, Hij vermorzelde hem de kop. Nu moet u, kind Gods, wel iets van die vuistslagen ervaren, maar het zijn slechts de stuiptrekkingen van een overwonnen vijand. U moet er iets van voelen, opdat u weten zult wat het uw Zaligmaker gekost heeft om uw zonde van hoogmoed te verzoenen en u ervan te verlossen. Hij zal u door deze verdrukkingen voeren naar de overwinning. Ja, in Hem, uw Middelaar, bent u reeds meer dan overwinnaar.
„Mijn genade is u genoeg.” - 2 Kor. 12:9m