Cultuur & boeken

Zonder Antwerpen geen Hollandse schilderkunst

Kunst is graag bij rijkdom, schreef kunstenaarsbiograaf Karel van Mander (1548-1608) al. Geen wonder dat Antwerpen in de zestiende eeuw een eldorado voor kunstenaars was. Tot Amsterdam vanaf 1585 het stokje overnam.

16 June 2023 13:43Gewijzigd op 12 June 2024 10:02
Markttafereel, Sebastiaan Vrancx, ca. 1600. beeld The Phoebus Foundation
Markttafereel, Sebastiaan Vrancx, ca. 1600. beeld The Phoebus Foundation

De Hollandse schilderkunst van de zeventiende eeuw –met meesters als Rembrandt, Frans Hals en Jan Steen– is wereldberoemd. Maar dat de basis hiervoor in Antwerpen werd gelegd, is altijd onderbelicht gebleven. Museum Catharijneconvent in Utrecht brengt daar met de tentoonstelling ”Ode aan Antwerpen” verandering in. Met als insteek dat zonder Antwerpen de Hollandse schilderkunst nooit zou hebben bestaan.

In de zestiende eeuw werd Antwerpen de belangrijkste handelsmetropool van West-Europa. Ontdekkingsreizigers waren bezig de wereld open te leggen en door de gunstige ligging aan de Schelde trok Antwerpen handelaren uit binnen- en buitenland aan. Er werd gehandeld in wol, specerijen en diamanten en de eerste slaven werden door Zuid-Europeanen aangevoerd; het was een drukte van belang bij de haven en op marktpleinen. Een groeiende groep burgers profiteerde enorm van de welvaart die de handel opleverde.

Rijke burgers

Wie het breed heeft, laat het breed hangen. Waren het eerder voornamelijk geestelijken en edellieden die kunst kochten, nu dienden zich ook rijke burgers aan: ze lieten altaarstukken maken voor hun privékapellen in kerken en religieuze voorstellingen en portretten voor hun statige woningen. Een bijzondere ontwikkeling, vindt Leeflang. „Aan het begin van de zestiende eeuw kende de stad nog helemaal geen schilderstraditie. Mannen als Quinten Massijs, Joos van Cleve en Pieter Coecke van Aelst legden de basis van de Antwerpse schilderschool.”

De kunstenaars ontwikkelden ook nieuwe genres voor hun rijke klanten: landschappen, marktscènes en voorstellingen uit het dagelijks leven.

De vraag was zo groot, dat schilders het zich konden permitteren om niet alleen maar in opdracht te werken. „De nieuwe rijken kochten ook kant-en-klaarproducten direct bij de schilders in hun ateliers en op de jaarlijkse markten”, stelt Leeflang. „Dat was het begin van het ontstaan van de vrije markt voor kunst.”

Gereformeerd bolwerk

Maar het tij keerde. De reformatie vond in de Lage Landen een voedingsbodem en de religieuze spanningen namen toe. Tot hagenpreken en Beeldenstorm leidden tot het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spaanse machthebbers in 1568.

Aanvankelijk trokken de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden nog gezamenlijk op tegen Spanje. Antwerpen, met meer dan 100.000 inwoners de grootste stad van de Nederlanden, werd vanaf 1577 een belangrijk gereformeerd bolwerk: de calvinistische Republiek. De Onze-Lieve-Vrouwekathedraal werd ontdaan van zijn rooms-katholieke inrichting en op 19 november 1581 werd in het koor het avondmaal gevierd.

De calvinistische droom duurde niet lang. In 1583 benoemde Willem van Oranje zijn rechterhand Filips van Marnix van Sint-Aldegonde tot burgemeester van Antwerpen om de stad tegen de oprukkende Spanjaarden te verdedigen. Tevergeefs. Na een beleg van veertien maanden maakte de Spaanse commandant Alexander Farnese op 27 augustus 1585 zijn entree in de stad en viel Antwerpen weer in rooms-katholieke handen.

Achteraf gezien was er sprake van een pyrrusoverwinning. De inwoners van Antwerpen werden voor de keus gesteld: ze moesten zich binnen vier jaar bekeren tot het rooms-katholicisme of ze konden vertrekken. Duizenden burgers –ambachtslieden, handelaren, kunstenaars– zochten hun heil in het protestantse noorden, met name in Amsterdam. Vaak ging het om welgestelde mensen die het zich konden veroorloven om te verkassen. Frans Hals (1582-1666) werd bijvoorbeeld in Antwerpen geboren, maar zijn ouders vluchtten in 1586 met hem naar Haarlem.

Deze aderlating ging bovendien gepaard met de afsluiting van de Schelde, waardoor de levensader van de handelsstad werd afgesneden. Antwerpen verloor in mum van tijd zijn economische en culturele toppositie.

Immigranten

Met Amsterdam gebeurde precies het omgekeerde, als een communicerend vat. In 1585 was Amsterdam nog een onbetekenende stad met zo’n 30.000 inwoners. Er waren maar twintig schilders actief en van een kunstmarkt was al helemaal geen sprake. Maar door de instroom van vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden kreeg Amsterdam economisch de wind in de zeilen. In vijftien jaar tijd verdubbelde de bevolking – bijna driekwart van de aanwas was migrant. En dankzij de blokkade van de Schelde verlegde de internationale handelsstroom zich moeiteloos naar het noorden. In 1660 telde Amsterdam al meer dan 220.000 inwoners en was daarmee in grootte de derde stad van Europa, na Londen en Parijs.

Kunst is graag bij rijkdom, schreef Karel van Mander. In de protestantse Noordelijke Nederlanden vielen door de opstand tegen Spanje de Rooms-Katholieke Kerk en het koninklijke hof weg als opdrachtgevers van kunstenaars. Maar daarvoor in de plaats kwamen welgestelde immigranten die maar al te graag pronkten met hun rijkdom en grote grachtenpanden met luxe interieurs lieten bouwen. De oorspronkelijke Amsterdamse elite werd hierdoor aangestoken en liet zich evenmin onbetuigd. Een ideale situatie voor kunstenaars, die graag hun diensten aanboden.

Antwerpse schilders brachten bovendien allerlei nieuwe genres met zich mee: landschappen, kerkinterieurs, stadsgezichten en taferelen uit het dagelijks leven, genres die kenmerkend zouden worden voor de schilderkunst uit de Hollandse Gouden Eeuw. Een ontwikkeling die in Museum Catharijneconvent heel mooi te volgen is.

Christelijke boodschap

Ogenschijnlijk kreeg de kunst in de protestantse gewesten een meer ‘werelds’ karakter en leek de christelijke boodschap op stillevens, landschappen en portretten naar de achtergrond te verdwijnen. „De nadruk kwam steeds meer te liggen op het schijnbaar niet-religieuze onderdeel van het schilderij: een overdadige marktkraam of een keukenstilleven”, stelt Leeflang. „Maar schijn bedriegt, want ook deze werken hebben een diepere betekenis. De levensmiddelen zullen verrotten: luxe vergaat en overdaad schaadt.” Die moralistische boodschap bleef in het protestantse noorden nog lang doorwerken.

Onder invloed van het calvinisme kreeg het werk van de Hollandse meesters na verloop van tijd wel een meer ingetogen karakter, vaak met gedempte kleuren. Typerend zijn de in deftig zwart geklede kooplieden en hun in kostbaar kant gestoken echtgenotes. Aanvankelijk was er van een strikte scheiding tussen de kunst van het noorden en die van het zuiden echter nog geen sprake; over en weer bleven er contacten. Pas vanaf 1630 werd de scheiding tussen noord en zuid ook op kunstzinnig gebied definitief.

Contrareformatie

Intussen kregen kunstenaars die wél in Antwerpen waren gebleven onvermoede kansen. Als reactie op de reformatie kwam de Rooms-Katholieke Kerk met de contrareformatie. Gelovigen moesten via dramatische en imponerende kunstwerken onder de indruk komen van de macht van de kerk. Schilders als Peter Paul Rubens, Anthony van Dyck en Jacob Jordaens konden aan de slag om door beeldenstormen gezuiverde kerken weer in oude luister te herstellen.

De tentoonstelling ”Ode aan Antwerpen” is tot en met 17 september te zien in Museum Catharijneconvent in Utrecht.

> catharijneconvent.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Beeldenstorm

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer