Uitzien naar een stekelige gast
Sinds we in het buitengebied wonen, weten we hoe stil de stilte kan zijn en hoe donker de nacht. Nu de dagen weer lang en warmer zijn, zitten we geregeld tot ver in de avond onder het afdak dat we liefkozend ”ons prieeltje” noemen. Met de krant, een goed boek en een versnapering. Maar we genieten nog het meest van de rust.
Terwijl de hemel verkleurt van blauw via rood of oranje naar zwart, neemt het gefluit van de vogels af. Zelfs de duiven, die de hele dag niet anders doen dan rommel maken, met takjes slepen en de boel onder poepen, komen tot rust.
We schrokken vorig jaar behoorlijk toen deze serene sfeer onverwachts werd verbroken door geritsel achter ons. Als mensen die het stadsleven nog in de leden hadden, was de eerste associatie die met een inbreker, gereed om onze blokhut te kraken en de grasmaaier te stelen. Het was alsof hij onze gedachten raadde. Het geritsel verstomde. Na vijf minuten begon het opnieuw. We keken elkaar aan met ogen waarin spanning stond te lezen.
„Wat is dat”, fluisterde mijn vrouw verontrust. Nadat ik al mijn moed bijeen had geraapt, zette ik de zaklamp van mijn mobiele telefoon aan, liep naar de zijkant van het prieeltje en richtte de lichtstraal op het struikgewas erachter. Met verschrikte oogjes blikte de indringer me aan en rolde zich toen snel op. Wat restte was een bol met stekels.
Nadat ik weer had plaatsgenomen op de bank, duurde het nog zeker tien minuten eer hij de moed had om zijn weg te vervolgen. Naar het waterbakje voor de vogels, aan de buitenzijde van het prieeltje. Terwijl we zwijgend toekeken, zette hij zijn voorpootjes erop, verzamelde moed en begon verwoed te drinken. Een ritueel dat zich avond na avond zou herhalen.
We dachten hem dit jaar weer te kunnen begroeten, maar die hoop is ijdel gebleken. Intussen weten we dat door de droogte van vorig jaar veel egels zijn bezweken. Zij die de hitte overleefden, begonnen verzwakt aan hun winterslaap. Met een slechte conditie gingen ze het nieuwe seizoen in. Het aantal plekken waar ze een nest kunnen maken, wordt bovendien steeds geringer. Moderne Nederlanders willen een strakke tuin.
Als het zo doorgaat, is de egel hier over tien jaar uitgestorven, verzekerde een deskundige. Door de klimaatverandering en de rare eigenschap van ons Nederlanders om van tuinen plaatjes met tegels en kunstgras te maken. Onze egel is waarschijnlijk al dood. We willen het nog niet geloven. Elke avond hopen we, tegen beter weten in, op de schrik door geritsel achter ons. Deze ongenode gast is meer dan welkom.