Opinie

Burgerschap en economie kunnen elkaar versterken

Het economieonderwijs en het vak burgerschap kunnen elkaar versterken in het voortgezet onderwijs. Het vak economie biedt het burgerschapsonderwijs een verhaal over het belang van samenwerken en over de mogelijke obstakels daarbij. Maar het burgerschapsonderwijs heeft economie ook wat te bieden, namelijk een relationeel mensbeeld. De methodemakers, examenmakers, lerarenopleiders, scholen en leraren zijn aan zet.

Lans Bovenberg
13 June 2023 11:46
„Het vertrouwen in samenwerking is het belangrijkste kapitaal van een samenleving.” beeld iStock
„Het vertrouwen in samenwerking is het belangrijkste kapitaal van een samenleving.” beeld iStock

Het vak economie biedt de leerlingen een samenhangend verhaal: samenwerken is waardevol, maar gaat niet vanzelf. Het organiseren van vertrouwen in wederkerigheid is namelijk moeilijk bij complexe samenwerking waarbij partijen niet gelijk kunnen oversteken. De angst om bedrogen en beroofd te worden verlamt vaak de partij die als eerste over de brug moet komen.

Om die partij meer vertrouwen te geven dat de anderen ook hun afspraken zullen nakomen, kent de samenleving spelregels, ook wel instituties genoemd. Jongeren leren zo niet alleen het hoe en wat van instituties, inclusief sociale waarden en normen, maar ook het waarom ervan. Met één concept, het belang van wederkerigheid, worden veel contexten verhelderd en met elkaar verbonden. Dit is de kracht van economie als conceptueel vak.

Feitelijk gedrag

Door zich te richten op dat economische narratief van het belang van samenwerken en de uitdagingen daarbij krijgt het burgerschapsonderwijs stevige normatieve, wetenschappelijke en praktische fundamenten. Wat betreft normativiteit wordt het geworteld in het pragmatische doel van het scheppen van materiële waarde door samenwerking. Daarbij zorgt de economische wetenschap ervoor dat burgerschap zich niet verliest in zweverig wensdenken, maar verankerd blijft in feitelijk geobserveerd gedrag van mensen in de praktijk van alle dag.

Geen meelifters

Het burgerschapsonderwijs heeft het economieonderwijs ook veel te bieden, namelijk een relationeel mensbeeld gebaseerd op een breed welvaartsbegrip. Het huidige economieonderwijs in het voortgezet onderwijs gaat er nog van uit dat mensen meelifters zijn. Zelfs als iedereen bijdraagt aan een collectief goed, zoals het milieu, dan is het nog in je eigen belang om dat niet te doen: je profiteert dan namelijk van het collectieve goed zonder te hoeven bijdragen aan de kosten. Maar empirisch onderzoek uit de laatste drie decennia laat zien dat de meeste mensen geen meelifters maar burgers zijn. Burgers verschillen van meelifters op een cruciaal punt: ze houden van wederkerigheid. Adam Smith, de geestelijke vader van de moderne economie, noemde dit morele gevoelens. Burgers ontlenen verbinding en betekenis aan het bijdragen aan collectiviteiten waarmee ze zich identificeren en waarvoor ze (mede)verantwoordelijk voelen.

Maar burgers zijn ook niet onvoorwaardelijk altruïstisch. Ze houden alleen rekening met het groepsbelang als ze voldoende vertrouwen hebben dat de groep ook rekening houdt met hun belang. Goede werken zijn als het ware voorwaardelijk op het geloof dat je belangen veilig zijn. Het vertrouwen in samenwerking is daarmee het belangrijkste kapitaal van een samenleving. Het sociaal kapitaal meet burgerschap als de teamspirit van degenen die op een bepaalde plaats wonen.

Mensbeeld van burger

Het mensbeeld van de burger is wat het economieonderwijs nodig heeft om beter aan sluiten bij wetenschappelijke ontwikkelingen. In plaats van alleen de halve waarheid van het individuele eigenbelang (de ik-rationaliteit) ontwikkelt het economieonderwijs ook een tweede been, het gewaardeerde groepsbelang (de wij-rationaliteit). Zo wordt voorkomen dat de economieles het sociale kapitaal van burgerschap afbreekt.

Zoals ook uit het toenemende belang van burgerschapsonderwijs blijkt, neemt de vraag vanuit de samenleving naar mensen met morele vaardigheden toe. Dat zijn mensen die met belangenconflicten kunnen omgaan en die voor het kwetsbare wij-belang durven te kiezen, ook al botst dat met het ik-belang. Door de toenemende complexiteit van de samenleving kunnen deze belangenconflicten tussen het eigen ik-belang en het collectieve wij-belang niet meer worden weggenomen door staatsdwang en financiële prikkels alleen.

Verbinding en betekenis

Naast de vraag neemt ook het aanbod van morele vaardigheden toe. Door de groei van materiële welvaart kennen jongeren namelijk steeds meer waarde toe aan immateriële goederen zoals verbinding en betekenis. Ook dat zou het economieonderwijs moeten stimuleren om naast het mensbeeld van de meelifter ook dat van de burger te bespreken. Het formele curriculum geeft hier al volop aanzetten toe. Maar om die formele regels daadwerkelijk in de cultuur van het feitelijke economieonderwijs te verankeren zijn de methodemakers, examenmakers, lerarenopleiders, scholen en leraren aan zet.

De auteur is emeritus hoogleraar economie. Dit artikel is onderdeel van de jubileumreeks in het kader van het vijftienjarige bestaan van Me Judice. Bron: mejudice.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer