De relatie tussen dominee en kerkenraad is complex
De relatie tussen predikant en kerkenraad is een complexe. De dominee is niet in dienst van de kerkenraad, maar maakt er wel deel van uit. Hij heeft één Meester; tegelijk hebben de ouderlingen de plicht toe te zien op zijn prediking, handel en wandel. Wat is de juiste manier?
In zijn ambtelijk werk stond ds. J.G. Schenau (62) meer dan eens voor lastige dilemma’s, maar de verhouding met de kerkenraden was altijd goed. Dat stemt hem dankbaar. „Je hoort soms andere verhalen. Dat lijkt me een ramp. De positie van een predikant is al wat eenzaam, dan wordt het héél eenzaam.”
In 2013 kwam de generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken met een handreiking voor het gesprek tussen kerkenraad en predikant. Aanleiding was een rapport van de vertrouwenscommissie predikanten. Die constateerde dat nogal wat predikanten vastliepen, onder meer door veranderde verwachtingen. De commissie adviseerde een jaarlijks gesprek tussen de predikant en een afvaardiging van de kerkenraad.
De term ”functioneringsgesprek” werd vermeden, om het eigene van het ambt van predikant te onderstrepen. Gekozen werd voor de formulering ”Jaarlijks gesprek ambtelijk werk”, met als vaste aandachtspunten de samenwerking tussen predikant en kerkenraad, de balans tussen het werk in eigen gemeente en dat voor het bredere kerkverband, de prediking, de catechese, het pastoraat, de plaats van het predikantsgezin en de materiële situatie in de pastorie. De handreiking kreeg een plaats in de kerkorde van de Christelijke Gereformeerde Kerken.
Veiligheid
Voor ds. Schenau, preses van de laatst gehouden synode, was het document een formalisering van wat hij al kende. „In al mijn gemeenten heb ik dit gesprek zelf gezocht. Ik vond het belangrijk dat er een weerkerend moment was waarop ik mijn functioneren kon spiegelen aan het oordeel van de kerkenraad. Als predikant ben je ten diepste verantwoording schuldig aan één Heer; tegelijk geldt dat voor de kerkenraad als geheel. De kernvraag in het jaarlijkse gesprek was dan ook: hoe beleven wij die gezamenlijke verantwoordelijkheid? Dat geeft iets wederkerigs.”
Een basisvoorwaarde voor een vruchtbaar onderhoud is volgens de predikant onderling vertrouwen. En veiligheid. „De genoemde handreiking heeft daarvoor een aantal waarborgen opgesteld. Zo wordt het gemaakte verslag in onderling overleg vastgesteld.”
Voor het voeren van het gesprek dient een kerkenraad volgens ds. Schenau mensen te selecteren met de hiervoor benodigde gaven, zoals tact en levenswijsheid. „Als predikant moet je de verschillende aspecten van je functioneren eerlijk onder ogen durven zien en de bereidheid hebben tot correctie. Eventueel met ondersteuning van anderen of door het volgen van een bepaalde training.”
Positieve adviezen
In de gereformeerde gemeente in Kampen voert het moderamen van de kerkenraad elk halfjaar een gesprek met de predikant, onder leiding van voorzitter F.J. Verweij (70). Binnen de Gereformeerde Gemeenten is zo’n gesprek niet gebruikelijk. Het komt daar ook weinig voor dat een ouderling als voorzitter fungeert. In de optiek van Verweij is een groot voordeel dat de toch al zwaar belaste predikant bevrijd is van de spanning die het leiden van een vergadering met zich kan meebrengen.
Het periodieke gesprek werd ingevoerd onder de vorige predikant, die bedolven dreigde te raken onder het werk. „We hebben toen als kerkenraad een document opgesteld met een duidelijke taakverdeling. Tijdens het halfjaarlijkse gesprek kan de predikant zo nodig zijn hart luchten.”
Voor kerkenraden die zo’n gesprek willen invoeren, heeft Verweij een aantal praktische tips. Niet alle aandachtspunten opsparen, niet op alle slakken zout leggen en de predikant niet vergelijken met collega-predikanten. „Ieder is aangenaam in hetgeen hij heeft, niet in wat hij niet heeft. De kunst is predikanten te stimuleren in dat waarin ze sterk zijn en voorzichtig te corrigeren in dat waarin ze minder sterk zijn, door positieve adviezen. Zo’n gesprek staat of valt met zelfreflectie. Als een dominee zich als een onaantastbare dienstknecht van God beschouwt, wordt het lastig. Dan gaat hij bij kritiek verwoed om zich heen slaan. Of hij kruipt in de slachtofferrol.”
Vrijheid
De Kampense kerkenraad koos voor de vorm van een open gesprek, zonder agenda, om een ontspannen sfeer te bevorderen. Doel is het welzijn van de predikant én de gemeente. „We voeren het gesprek met respect voor het bijzondere ambt van de predikant, zonder daarmee de roeping van de andere ambtsdragers opzij te schuiven. Zij hebben evenzeer hun verantwoordelijkheden, waaronder het opzicht over de predikant.”
Dr. P.C. Hoek (51), docent praktische theologie aan het Hersteld Hervormd Seminarium en parttime gemeentepredikant van de hersteld hervormde gemeente te Putten, wist zich in alle gemeenten die hij diende onderdeel van de kerkenraad, zij het met een leidinggevende positie. „Ik heb er altijd naar gestreefd besluiten in gezamenlijkheid te nemen. Daarom gaf ik mijn eigen oordeel over zaken pas aan het einde van een bespreking.”
Een geformaliseerd periodiek gesprek tussen predikant en kerkenraad acht dr. Hoek een goede zaak. Mits de predikant de geestelijke vrijheid houdt om te dienen in horigheid aan het Woord. „We moeten ons niet afhankelijk gaan voelen van de mensen die ons onderhouden. Tegelijk mogen we als dominees onze bijzondere positie –niet in dienst van; wel ten dienste van– niet gebruiken als argument om gezonde feedback van ons af te houden. Zo’n gesprek geeft de kerkenraad gelegenheid om waardering uit te spreken, zorgen aan de dag te leggen en grenzen van de predikant te bewaken. Dit voorkomt dat dingen worden verzwegen totdat ze over de schoenen lopen. Het tijdig aangeven van zaken die zorg geven, kan preventief werken en escalatie voorkomen.”
Fijnzinnigheid
De vruchtbaarheid van het onderhoud wordt in belangrijke mate bepaald door zelfinzicht bij de predikant en fijnzinnigheid bij hen die het gesprek namens de kerkenraad voeren. „In de praktische theologie spreken we over de functiedriehoek, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen ambt, persoon en professionaliteit. Een nuttige onderscheiding, maar in de praktijk worden ze gemakkelijk vermengd. Met name ambt en persoon liggen in de beleving van de predikant heel dicht bij elkaar. Dat vraagt om wijsheid in het formuleren van feedback op het ambtelijk functioneren. Begin altijd met wat er goed gaat.”
Uit eigen ervaring weet de Puttense predikant dat het omgaan met kritische feedback lastig is. „Ik heb wel geleerd om me niet meteen te verweren, maar de feedback eerst rustig te laten bezinken. Dat bracht me soms tot de conclusie dat ik er inderdaad iets mee moest. Belangrijk is een dermate vertrouwelijke sfeer, dat je eerlijk durft te zijn over dingen die je lastig afgaan.”
„Er zijn predikanten waar elke vorm van goed bedoelde kritiek op afketst”, weet ouderling Verweij. „Je kunt dan tot een steviger verwoording overgaan, maar dan zit de fik er helemaal in. In zo’n situatie blijft er weinig anders over dan het gebed of de Heere de dominee ergens anders naartoe wil roepen. Of, in het uiterste geval, losmaking vanwege verstoorde verhoudingen. Het kan overigens ook misgaan door een dominante ouderling die de dominee al dan niet bewust aan het beschadigen is. Kritiek geven moet even lastig zijn als kritiek ontvangen. Bepalend is de intentie, aan béíde kanten.”
Verharding
In toenemende mate vindt als voorbereiding op een uit te brengen beroep een oriënterend gesprek met de beoogde predikant plaats. Wat dr. Hoek betreft prima, mits goed ingevuld. „Je kunt in dat gesprek aangeven waar je vreugde in vindt en welke onderdelen van het predikantschap minder dicht bij je hart liggen. Overigens moet een beroep een geestelijke zaak blijven en niet iets van berekening worden.”
Ds. Schenau deelt die opvatting. „Het luistert in zo’n gesprek nauw. Voor mij stond het puur in het teken van kennismaking van een kerkenraad met mij. Ik ging geen vragen stellen over de gemeente. Dat past niet bij die fase.”
Een punt van grote zorg is voor de Nunspeetse predikant dat de kerk zich in het onderlinge verkeer steeds minder onderscheidt van de samenleving. „De bereidheid tot het accepteren van elkaars zwakten wordt geringer. Die verharding heeft z’n weerslag op het functioneren van predikanten en kerkenraden als geheel. Laten we toch proberen op een geestelijke wijze met elkaar om te gaan.”