Databank als eerbetoon aan helden uit de koopvaardij
Arie Nijgh praatte niet over zijn ervaringen als zeeman tijdens de oorlog. De koopvaardij leverde een grote bijdrage aan de bevrijding, maar voelde zich later miskend. En daarom deden veel zeelieden er het zwijgen toe.
Kleinzoon Hubert Nijgh noemt het dan ook een „hoogtepunt” dat deze donderdag –in aanwezigheid van prinses Margriet– een databank is gelanceerd waarin de ervaringen van alle Nederlandse koopvaardijschepen en hun opvarenden zijn gedocumenteerd.
Toen in mei 1940 de oorlog uitbrak, waren meer dan 1150 Nederlandse koopvaarders buitengaats. De 32.000 bemanningsleden, onder wie ruim 18.000 Nederlanders, konden niet terug naar huis. Ze kregen orders een neutrale haven op te zoeken en werden een maand later verplicht deel te nemen aan de geallieerde oorlogsvoering.
Voor varend Nederland begon de oorlog eigenlijk al eerder. Nederland was dan wel neutraal, maar tussen 1 september 1939 en 10 mei 1940 gingen 39 koopvaardijschepen verloren door mijnen, bommen en torpedo’s. Dat kostte 160 opvarenden het leven.
In de periode mei 1940-mei 1945 ging bijna de helft van de Nederlandse koopvaarders ten onder: meer dan 525 schepen. Daarbij kwamen 4167 opvarenden om, onder wie precies 2700 Nederlanders.
Zwijgen
De overlevenden richtten Stichting Koopvaardijpersoneel 1940-1945 op, vooral voor het organiseren van reünies. Pijnlijk was dat hun ervaringen weinig erkenning vonden. „Mijn opa kreeg de vraag of hij een fijne vakantie had gehad, want hij was gebruind en niet ondervoed”, zegt stichtingsvoorzitter Nijgh. „Geen wonder dat hij zweeg over de levensgevaarlijke dingen die hij had meegemaakt. Op het ms Dempo van rederij Rotterdamse Lloyd had hij een duikbootaanval overleefd en nog veel meer gevaren meegemaakt. Als kind verbaasde ik me er al over dat mijn familie er weinig over wist.”
Van alle Nederlanders leverde de varensgasten van de koopvaardij de grootste bijdrage aan de bevrijding, stelt de stichting. „Onder de 7000 schepen die bij de invasie in Normandië werden ingezet, waren 6000 koopvaarders. Het schip van mijn opa bracht eerder al geallieerde troepen naar Noord-Afrika en Italië. Passagiersschepen werden omgebouwd tot troepentransportschepen. Als zij hun soldaten hadden afgezet, moesten deze voorzien worden van bijvoorbeeld voedsel, brandstof en munitie. Daarvoor werden dan weer tankers en andere schepen gebruikt. De rol van de koopvaardij was dus groot.”
Speurwerk
De Stichting Koopvaardijpersoneel 1940-1945 wil de herinnering aan die tijd levend houden. Drie van de acht bestuursleden zijn kleinkind van een opvarende; van een van hen overleefde de grootvader de oorlog niet. Twee andere bestuursleden hebben zelf gevaren. Ook koopvaardijpredikant ds. L.J. Rasser behoort tot het bestuur. Nijgh en zijn medebestuurslid Rietbergen leggen deze donderdagavond tijdens de nationale herdenking op de Dam een krans ter gedachtenis aan de omgekomen opvarenden uit de koopvaardij.
„We waren een stichting zonder database”, zegt Nijgh. „Toen kwamen we in contact met Jos Rozenburg, ex-kapitein-luitenant ter zee. Hij had een database, maar had er geen platform voor.”
Al jaren speurde Rozenburg naar informatie over de koopvaardij in oorlogstijd. Dat kreeg een enorme impuls toen twee jaar geleden het Londens koopvaardersarchief openbaar werd. Vrijwilligers zorgden ervoor dat binnen een week of zes alle 65.000 kaarten –twee per opvarende– waren gedigitaliseerd.
Daarmee waren verreweg de meeste zeelieden in beeld. Niet allemaal, zegt Nijgh. „Ik was zeer goed bevriend met ds. P.J. Stam, die bij ons in Katwijk stond en in januari dit jaar overleed. Zijn vader, eveneens P.J. Stam, was kapitein op het motorvrachtschip Marne, een Nederlandse koopvaarder, maar van hem was er geen kaart in het Londense archief.”
Voor archivaris Rozenburg is zeventien jaar speurwerk nu vastgelegd in een databank. Alle Nederlandse schepen staan erin, en alle Nederlandse opvarenden. De gegevens van het buitenlandse personeel dat onder Nederlandse vlag voer, zijn moeilijk compleet te krijgen. „De buitenlandse slachtoffers hebben we wel allemaal in beeld”, zegt Nijgh.
Zoeken kan op scheepsnaam, of op achternaam. Het leidt soms tot onverwachte ontdekkingen. „Een man kwam er via onze archivaris achter dat zijn zeevarende vader na de Tweede Wereldoorlog voor zijn inzet was onderscheiden tot ridder in de Militaire Willemsorde. Dat had hij nooit gehoord.”
Pijnlijk
Prinses Margriet is sinds haar geboorte tijdens de oorlog, tachtig jaar geleden, petekind van de koopvaardij. Na de bevrijding bezorgden zeelieden haar een trapauto op haar verjaardag.
De prinses was 14 jaar toen ze op 10 april 1957 in Rotterdam het Nationaal Koopvaardijmonument De Boeg onthulde. Daar heeft sinds 1966 jaarlijks een herdenking plaats. Deze donderdag was de prinses daarbij aanwezig, samen met onder meer minister Harbers van Infrastructuur en burgemeester Aboutaleb van Rotterdam. Zij waren er ook bij toen de nieuwe website van de stichting werd onthuld, mét de databank.
„De zeelieden die de stichting begonnen zijn, hadden nooit kunnen denken dat ze nog zoveel aandacht zouden krijgen”, zegt Nijgh. „Ze hebben er veel verdriet van gehad dat ze na de oorlog werden genegeerd. De financiële afwikkeling liet ook te wensen over.”
Pijnlijk was daarnaast dat mensen die na minstens vijf jaar varen in de geallieerde vloot eindelijk thuisgekomen waren, na de bevrijding op betrouwbaarheid werden onderzocht voordat ze opnieuw mochten uitvaren. „Het zijn verschrikkelijke ervaringen geweest. Geen wonder dat velen zwegen. Zoals mijn opa.”
> koopvaardijpersoneel40-45.nl/databank