Zestien man uit wraak vermoord; de jongste was 13
In het Groningse gehucht Trimunt worden niet alleen op 4 mei de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog herdacht. Een dag eerder is het 80 jaar geleden dat zestien jonge mannen door de Duitsers werden doodgeschoten. Uit wraak.
Wraak. Naarmate de bezettingsjaren vorderden, werden de Duitsers steeds wreder. De Friese journalist Jack Kooistra kwam in zijn boek ”Represailles in Nederland 1940-1945” op 6500, misschien wel 7000 slachtoffers. Niet alleen verzetsstrijders werden voor het vuurpeloton gezet, maar ook mensen die niets tegen de vijandelijke overheerser hadden ondernomen. Anderen werden uit wraak naar een concentratiekamp gestuurd en kwamen daar om.
Aanleiding tot het drama bij Trimunt was de April-Meistaking. De Duitsers hadden de Nederlandse militairen in juni 1940 vrijgelaten, maar in mei 1942 waren meer dan tweeduizend officieren alsnog weggevoerd naar Duitsland. Op 29 april 1943 maakte de bezetter bekend dat ook alle overige ex-soldaten opnieuw in krijgsgevangenschap moesten.
Het leidde diezelfde dag tot een wilde staking, die begon in het Overijsselse Hengelo. De bekende geschiedschrijver dr. L. de Jong noemde het „een explosie van woede. Na alles wat men vanaf mei 1940 in het overvallen en bezette land heeft zien gebeuren of heeft moeten verdragen, na alle pogingen om dat land een vreemde ideologie op te dringen, na alle vormen van dwang, onrecht en roof die men heeft moeten aanschouwen, is dit de druppel die de emmer doet overlopen”.
De Duitsers drukten de protesten echter bloedig de kop in. Grote aantallen stakers werden gearresteerd, 116 werden er ter dood veroordeeld (36 mensen kregen gratie, maar de anderen werden gefusilleerd), 95 personen werden op straat door Duitse kogels dodelijk getroffen.
Wegversperring
Bij Trimunt staat een monument, omringd door zestien eiken. Elke eik herinnert aan een slachtoffer. Ook bij de kerk in het naburige Marum staat een monument.
In Marum werden in de nacht van 2 op 3 mei melkwagens en -boten onklaar gemaakt. Melkrijders die niet aan de staking meededen, konden hun melk niet kwijt omdat een boomstam de weg naar de zuivelfabriek versperde.
Hiermee was ook de doorgang naar de Duitse radarstelling Löwe geblokkeerd. Daar wachtte men tevergeefs op een vrachtwagen met bouwmaterialen. Militairen gingen op onderzoek uit en verwijderden de boom. Maar even later lagen er wéér stammetjes op de Haarsterweg tussen Marum en Frieschepalen.
De daders waren onbekend. Daarom pakten de Duitsers op de dichtstbijzijnde boerderijen zestien mannen op. Alle zestien behoorden ze tot de Gereformeerde Kerken. De jongste, Steven van der Wier, was nog maar 13 jaar. Ze werden naar de radarpost gebracht. Gewoontegetrouw trokken de mannen hun klompen uit voordat ze het wachtlokaal binnenstapten.
Afschrikwekkend
Het had goed kunnen aflopen als de Duitse majoor Johann Mechels niet naar de radarstelling was gekomen. Hij was vanuit Groningen op de stakers afgestuurd. In Marum schoten zijn mannen op de stakers, wat de 29-jarige Andries Sikkinga het leven kostte.
Mechels wilde het verzet breken door een afschrikwekkende daad te stellen. Hij bracht de zestien arrestanten naar een heuveltje. Met een mitrailleur werden ze neergeknald. Andries Hartholt werd tegelijk met zijn zoons Albert, Dirk en Hendrik gefusilleerd. Later werd verteld dat een van de gevangenen wegholde, maar tijdens zijn vlucht werd doodgeschoten.
De volgende dag stond een bekendmaking van SS-leider Rauter in de krant: „In een provincie in het noorden van het land verzetten zich marxistische elementen onder de plattelandsbevolking tegen het ordenende ingrijpen der politie. In overeenstemming met de bepalingen van het politiestandrecht maakte deze gebruik van de wapens en schoot degenen die actieve tegenstand boden, neer.”
De nabestaanden kregen een briefje: „…de teraardebestelling heeft plaats gevonden doch de plaats daarvan kon niet worden bekendgemaakt.” Pas enkele maanden later gaven de Duitsers de spullen van de omgekomen mannen aan de burgemeester van Marum.
Rouwdienst
Het duurde een paar jaar voordat de families erachter kwamen waar hun geliefden ter aarde waren besteld. Een buurtbewoner wees op 30 november 1945 de plaats aan in het natuurgebied Appèlbergen bij Glimmen. Op 11 december had de herbegrafenis plaats in Marum. Tijdens de rouwdienst zei ds. A.G. Honig: „Ik weet die onnoemelijk zware zondag, toen we met ons leed als hele gemeente kwamen voor God. En we moesten zeggen tot de Heere: „Uw weg is in het heiligdom.” En hoe de Heere mij toen daarover tot u liet spreken om u Zijn genade te verkondigen. Ik weet hoe ons de keel werd dichtgeknepen bij ’t zingen van de psalmen: „Ja waarlijk, God is Isrel goed, voor hen die rein zijn van gemoed. Hoe donker ook Gods weg moog’ wezen, Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.”
Leden van de gereformeerde jongelingsverenigingen droegen de lijkkisten, die waren bedekt met de Nederlandse vlag, naar een massagraf.
Majoor Mechels werd in 1949 veroordeeld tot 20 jaar celstraf. Toen de rechter vroeg waarom hij het leven van de 13-jarige jongen niet had gespaard, zei Mechels: „Ik was niet helemaal meer baas over mijn eigen wil.” Hij kwam in 1954 al vrij en kon daarna weer carrière maken bij de politie. Intussen hadden de nabestaanden van zijn slachtoffers levenslang.
Met hun wrede optreden hadden de Duitsers niet weten te voorkomen dat hun plan om de ex-militairen weg te voeren grotendeels mislukte. Al was de April-Meistaking bloedig de kop ingedrukt, door tegenwerking van het bedrijfsleven en de arbeidsbureaus werden uiteindelijk slechts 11.000 van de 300.000 dienstplichtigen weggevoerd. In het Nederlandse volk was nu een geest van verzet wakker geworden. „Gehoorzaam Nederland werd een weerbarstig Nederland”, schreef dr. L. de Jong.