Status belijdenis breekpunt in zowel 1967 als 2023
De vraag „waarover het conflict in 1967 ging” werd in het RD (1-5) beantwoord met: „of je de GKV (…) moest beschouwen als de enige ware kerk in Nederland”. Dit antwoord is echter historisch beslist onjuist.
Weliswaar leefde in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) vrij breed een sentiment de enige ware kerk te zijn, toch ging het conflict in 1967 niet in de eerste plaats over deze vraag. Dit is ook nooit de officiële leer van de GKV geweest; het is juist verworpen.
Als voorbeeld noem ik mijn grootvader H. Westerink (auteur van onder andere ”De tempelbouwers” en ”Roep Mij aan”). Hij ging voor 1967 ook gerust naar een christelijke gereformeerde gemeente, mochten de omstandigheden daartoe dwingen. En na de breuk van 1967 citeerde hij in zijn boek ”Je mag het geloven” (blz. 37) instemmend prof. C. Veenhof (die werd Nederlands gereformeerd). Hij had hem horen spreken op een vergadering met mensen „uit allerlei kérken” (accent van mij). Ook wat mijn grootvader in ”Open voor elkaar” (blz. 64-73) over kerkelijke eenheid schrijft, laat zien dat hij de GKV niet als de enige ware kerk beschouwde.
”Synodale juk”
Waar ging het conflict dan wel over? Kort gezegd over twee zaken: 1. de status van de belijdenis; 2. independentisme. Wat het eerste betreft: op verschillende plekken in het land werd afgeweken van de belijdenis. Het bekendste voorbeeld is dat ds. Telder van Breda de zielenslaap leerde en daarmee inging tegen vraag en antwoord 57 van de Heidelbergse Catechismus.
Wat het tweede betreft: in 1944 hadden de vrijgemaakte kerken zich vrijgemaakt van het ”synodale juk”, dat boven-Bijbelse bindingen oplegde. Het was niet de intentie daarmee het presbyteriaal-synodale stelsel van kerkregering te verlaten. Wel wilde men artikel 31 van de kerkorde laten functioneren: de uitspraak die bij meerderheid van stemmen is gedaan, zal als bindend worden aanvaard, ténzij bewezen wordt dat zij in strijd is met het Woord van God of met de kerkorde. Echter, in de praktijk werd bijvoorbeeld kerkvisitatie door sommige gemeenten afgewezen en bleven lokale kerken weg van de meerdere vergaderingen.
Doopvragen
Bij de huidige fusie blijken nog steeds dezelfde punten te spelen. Immers, de GKV nemen een kerkorde aan met een lossere binding aan de belijdenis (vérbinding in plaats van binding) en een kerkorde die op tal van punten toestaat dat wordt afgeweken van de belijdenis. Daarnaast ontstaat er grote vrijheid voor lokale kerken om een eigen koers te varen, ook op punten die de leer aangaan. Kerkvisitatie is in de nieuwe kerkorde verworden tot een gemoedelijk gesprek, in plaats van daarin toe te zien op het handhaven van de zuivere leer. Dit independentisme is ook zichtbaar in hoe de fusiekerk de doopvragen, die we delen met alle kerken die voortkomen uit de Reformatie zoals die in Nederland zich ontwikkelde, eenzijdig heeft aangepast.
Het is dan ook niet onterecht om te zeggen dat de GKV en Nederlandse Gereformeerde Kerken (NGK) niet fuseren, maar dat de GKV opgaan in de NGK. Zie ook het hoofdredactionele commentaar onder de kop ”Fusie kerken noopt tot zelfonderzoek” (RD 1-5).
”Werk Gods”
Is wat in het genoemde artikel staat dan helemaal onterecht? Nee, want het ging wel óók over de vraag of de vrijmaking van 1944 een ”werk Gods” was.
Nu wordt de fusie breed geprezen als een werk Gods. Je mag bijna niet zeggen dat dit misschien niet waar is. Het is echter beter om in beide gevallen onszelf te beproeven en te onderzoeken wat in de fusie wel en niet naar de wil van Gods is en ons te bekeren van zonde. Men zal dan zeker moeten overwegen of de Heer van de kerk vraagt van de belijdenis af te wijken. Die belijdenis heb ik ondertekend met de belofte haar te handhaven omdat ze in alle delen overeenstemt met het Woord van God.
De auteur is predikant van de gereformeerde kerk in Waardhuizen.