Met gelijkzwevende aandacht luisteren
Nog goed herinner ik mij de wekelijkse uren op de vrijdagmiddag in de woonboerderij van de psychiater-psychoanalyticus, ergens op de Veluwe. Vaak met een bezwaard gemoed reisde ik af om na een ”goedemiddag, meneer De Jong” en een vriendelijk knikje van wal te steken. Of niet, maar dan bleef het stil. Ik werd geacht ongeremd en vrij te associëren over alles wat er in mij opkwam. De analyticus luisterde, zei vrijwel niets en schreef ook niets op.
Zo rond de twintigste sessie waagde ik het te vragen of hij zó’n goed geheugen had dat hij al mijn geassocieer onthield. Enigszins ontluisterend merkte hij op dat hij weinig onthield, maar dat belangrijke dingen toch wel weer terugkeerden en dat hij díe opmerkte. Hij had van Sigmund Freud geleerd te luisteren met ”Gleichschwebende Aufmerksamkeit” (gelijkzwevende aandacht). Dat betekent zoiets als dat hij niet zozeer naar de inhoud van mijn verhalen luisterde, maar dat hij de signalen van mijn onderbewuste probeerde op te vangen. Dat vraagt van de analyticus dat hij zijn eigen onderbewuste zo veel mogelijk de vrije loop laat, met zijn ene oor op mij is afgestemd en met zijn andere oor op zichzelf.
Na vijftig sessies wist ik nog niets van hem en hij vrijwel alles van mij. Het eerste frustreerde mij zeer, het laatste was vooral bevrijdend: wat ik ook zei, hoe schokkend of beschamend het soms voor mijzelf was, het maakte hem niet uit. Hij oordeelde niet.
Wat heeft mij dit geleerd? Dat luisteren een actieve houding is van vooral niets doen en je eigen vooroordelen ”tussen haakjes zetten”. Dat is nog niet zo gemakkelijk, (ver)oordelende wezens als we zijn. Luisteren is bij de ander zijn, is het verlangen laten verwoorden waar de ander zich nog niet van bewust was of geen woorden voor kon vinden.
Ontroerend vind ik het in Psalm 139 van een andere Analyticus te horen: „Gij, Heere, doorgrondt en kent mij.” Ik verlang ernaar tot in de verborgen diepten van mijn hart doorgrond te worden. Iemand kijkt liefdevol door mijn oppervlakte heen en legt mijn diepten bloot. Dit is én pijnlijk én bevrijdend. Hij doorgrondt en kent mij op een voelende wijze. Hij voelt mijn diepste gronden. Hij laat mij mijn afgrondelijkheid voelen en opent deze voor Zijn liefde.
De psychiater is echter een mensenkind, zwak van begrip en vol van oordeel. Voor hem blijft het tasten, zoeken en luisteren, als het even kan met gelijkzwevende aandacht. Meestal echter luisteren psychiaters heel anders naar hun patiënt. Er moet immers een diagnose worden gesteld. Dat is nuttig en patiënten vragen er ook om. Weten zich dan ook gehoord in de behoefte tot begrijpen waarom het leven zo moeizaam gaat. Het helpt, bijvoorbeeld, om te weten dat je vanwege autisme overprikkeld raakt in een drukke omgeving. De existentiële vraag is hiermee echter niet beantwoord: waarom ik, wie ben ik? „Gij doorgrondt mij voelend.” Lost dit de vraag op? Nee, maar Hij leert mij wel leven in Zijn ontferming.
En ik, een mensenkind? In mijn beste momenten verlang ik ernaar in Zijn voetstappen te treden, Zijn leven te leven, hoe pijnlijk en schurend dit ook gepaard gaat met een ”gestadig afsterven” in het loslaten van mijn oordelen, mijn voorkeuren, mijn projecties in het ”ik vind dat je zo en zo moet zijn”. Daardoor maak ik van de ander een beeld naar mijn gelijkenis. Ik spreek over de spreekkamer, maar u kunt er ook de huiskamer, de pastorie of het klaslokaal in horen.
Luisteren gaat niet samen met een, eventueel verborgen, veranderingsgerichte agenda. Ook al meen ik de beste bedoelingen te hebben en weet ik deze geestelijk te motiveren. Echt luisteren kán wel tot verandering leiden, tot groei en tot bloei. Maar ze heeft dan altijd iets van een geschenk, van genade, iets wat zich voltrekt zonder dat je daar grip op hebt.
Echt luisteren leren we met Pasen en Pinksteren, als we door de Geest het leven van Jezus gaan leren leven. Met vallen en opstaan.
De auteur is psychiater.